De Dood Van De Juwelier (Vincent De Roeck)
Onze Belgische rechtspraak gebruikt nog steeds de klassieke theorie van wettige zelfverdediging. Noodweer moet op een rechtmatige manier toegepast worden. Dit betekent dat geweld enkel gebruikt mag worden bij persoonlijk gevaar of gevaar voor omstaanders. Bovendien moet het geweld evenredig, proportioneel en ogenblikkelijk noodzakelijk zijn. Hoewel onze rechtbanken vaak een ruime interpretatie van de klassieke leer toepassen, ligt de kern veel dieper. Door de veranderende tijdsgeest, gevoelens van onmacht, frustratie, verbittering en angst, voelen de mensen zich niet meer beschermd in de maatschappij. De overheid schiet tekort en het onveiligheidsgevoel stijgt. Geldtransporten en banken worden steeds meer beveiligd. Dit leidt ertoe dat misdaadbendes hun jachtdomein verleggen en hun buit gaan zoeken bij zelfstandigen en KMO's. Vooral juweliers moeten met "Lede" ogen aanzien hoe hun levensnoodzakelijke bron van inkomsten weggegapt wordt. Op de koop toe is hun verzekering de laatste jaren meer dan verdubbeld. De enige uitweg lijkt een uitbreiding van de wet op de zelfverdediging naar de bescherming van goederen.
De hele discussie omtrent deze problematiek laaide enkele jaren geleden vurig op toen een juwelier uit het Kortrijkse het vuur opende op enkele overvallers. Een Poolse overvaller werd dodelijk getroffen. Later achtte de rechtbank in Kortrijk hem schuldig aan doodslag. Hij kreeg hiervoor geen straf, maar moest wel een fikse schadevergoeding betalen aan de familie van de overvaller. Het slachtoffer moest met andere woorden een schadevergoeding betalen omdat hij zijn hebben en houden probeerde te beschermen tegen een zoveelste overval op rij. Een schadevergoeding vloeit voort uit een onrechtmatige daad en kan gezien worden als een soort straf om die onrechtmatige daad recht te zetten. Maar dient zulk een straf niet in de eerste plaats als een afschrikmiddel en ter bescherming van de maatschappij? Is het beschermen van bestaanszekerheid tegenwoordig al een misdaad geworden?
Er zomaar op los schieten om bezit te beschermen is in een stabiele rechtsstaat uiteraard geen optie. In de situatie van vele juweliers en andere zelfstandigen met een hoog overvalrisico moet dit echter met veel meer nuance bekeken worden. Vaak bevinden ze zich in een schrijnende vicieuze situatie waarbij niets meer mogelijk lijkt. Alle opties zijn vaak reeds uitgeput. Uit het reeds slachtoffer geweest te zijn van een overval volgt immers de constante angst om opnieuw overvallen te worden. Logischerwijze heeft de hele juweliersfamilie door dergelijke diepgaande schending van het eigendomsrecht en de privacy te kampen met een wankele gemoedsgesteldheid. Aangezien er maar weinig doeltreffende maatregelen genomen worden, lijkt de regering dit alles blijkbaar niet eens zo belangrijk te vinden. Daarom lijkt het zichzelf bewapenen om alzo een groter veiligheidsgevoel te creeren mij niet meer dan een normale menselijke reactie, zeker bij risicoberoepen zoals apothekers en juweliers.
Moet de Belgische wetgeving met betrekking tot wettige zelfverdediging nu uitgebreid worden? Zou dit niet leiden tot een oncontroleerbare geweldspiraal? Om deze vragen te beantwoorden, kijken we best eens naar een praktijkvoorbeeld alvorens ons te verliezen in theoretisch gezwets zonder enig realiteitsgevoel. In Duitsland kan het gebruik van wapens volgens de wet wel degelijk in bepaalde omstandigheden om eigendom te beschermen. Daar is het wapengebruik door juweliers niet toegenomen. Ook in Nederland is dit toegestaan, zei het dan wel als gecombineerde aanval tegen goederen en personen. UNIZO pleit voor een realistische wettelijke omschrijving van zelfverdediging, namelijk het samen laten gaan van verdediging van personen en goederen. Onze regering doet natuurlijk alsof haar neus bloedt.
Het theoretisch onderscheid tussen bescherming van personen en goederen is duidelijk achterhaald. Er moet in Belgie een wetgeving komen die juweliers in staat stelt hun goederen zelf te beschermen. Bij een overval wordt geweld meestal uitgelokt. Wapengeweld bij levensbedreigende situaties kan reeds. Dit moet ook bij diefstal van levensnoodzakelijk bezit kunnen. Wel mag er natuurlijk geen wanverhouding bestaan tussen het gebruikte geweld en het gepleegde misdrijf. Geweld om geweld, evenals weerwraak, kan natuurlijk nooit gerechtvaardigd worden in een moderne Westerse rechtsstaat.
Tegenstanders van een uitbreiding van zelfverdediging naar goederen opperen dat ook de huidige wetgeving alle mogelijkheden biedt om je goederen te verdedigen. De rechtbanken zouden immers rekening houden met de omstandigheden en met onweerstaanbare drang. Iemand die voor de zoveelste keer wordt overvallen zou immers niet meer kunnen instaan voor zijn eigen daden. Maar waarom deze ingewikkelde constructie van ruime interpretatie toepassen als het veel eenvoudiger kan? Waarom steeds die "zelfverdediging-voor-goederen-mag-niet-tenzij"-discussie? Het spreekt voor zich dat onze gebrekkige en verouderde wetteksten dringend aangepast moeten worden, willen we deze problematiek ooit terdege van antwoord zijn. Of wachten onze beleidsmakers misschien nog op het zoveelste dodelijke slachtoffer?
Een goede stap in de juiste richting zou de omkering van de bewijslast zijn. De openbare aanklager zou dan moeten aantonen dat bij een overval de dreiging van de inbrekers op de persoon onbestaande is. Dat het slachtoffer met andere woorden ongeoorloofd wapengeweld gebruikt om een aanval op zijn persoon in combinatie met een overval op zijn goederen af te weren. Deze positieve tendens steekt in de rechtspraak hier en daar de kop op. Kijken we maar naar de zaak Moortgat Dendermonde, een belangrijk precedent in onze Belgische rechtspraak. Daar verwoordde de rechter de overval alternatief, bij gebrek aan een duidelijke wetgeving, als "inbraak bij nacht waarbij de daders de woning zijn binnengedrongen".
Het is meer dan duidelijk dat een aanpassing van onze huidige wet op de wettige zelfverdediging onontbeerlijk is. Dat hieromtrent een hevige politieke discussie gevoerd wordt, klopt, maar dit alles blijft jammer genoeg bij opgeklopt gepalaver. Onze Belgische overheid is al ziende blind, en dat is juist de kern van het probleem. Door de ingewikkelde omwegen en constructies waarvan onze rechtspraak gebruik maakt, weet niemand nog wat juist kan en mag. Zonder een duidelijke uniforme wetgeving, aangepast aan de huidige tijdsgeest en de hedendaagse problemen, loopt dit alles vroeg of laat uit de hand. De situatie is voor vele zelfstandigen echt onhoudbaar geworden. De vraag aan wiens kant de overheid eigenlijk staat in dit hele debat, wordt door niemand meer gesteld. Zoals het er nu voorstaat, is en blijft de onbewapende juwelier een vogel voor de kat.
Deze vrije tribune werd geschreven door Bart Dobbels.
0 Comments:
Een reactie posten
<< Home