14 april 2014

De grootste verkiezingen ter wereld


 

Op dit ogenblik vinden in India verkiezingen plaats. Zij zijn uitgespreid over de bijna volledige maanden april en mei om de verkiezingsadministratie en ook het leger de kans te geven zich beurtelings in alle districten te installeren.

Dit zijn verkiezingen voor het nationaal parlement (Lok Sabhā, spreek uit look sabháá, “volksraad”). Het gaat om een parlementair stelsel naar Brits model, dus per kiesdistrict “first past the post”. De deelstaatparlementen worden per staat op een ander tijdstip gekozen, ondermeer afhankelijk van vroegtijdige parlementsontbindingen. Het idee van “samenvallende verkiezingen” is er nooit bij iemand opgekomen; dat is typisch Belgisch. De leden van de senaat of Rājya Sabhā (“statenraad”) wordt door de deelstaatparlementen verkozen, deels ook door de partijen uit eminente burgers geselecteerd.

 

Economie

Tien jaar lang is een alliantie rond de Congrespartij aan de macht geweest: de United Progressive Alliance (UPA). Haar eerste minister, de economist Manmohan Singh, begon als minister van financiën in 1991 met een voorzichtige liberalisering, nadat de eerste en derde premier, Jawaharlal Nehru en zin dochter Indira Gandhi, met hun socialistische bureaucratie een zeer ondernemingsvijandig klilaat geschapen hadden. India was tot een spreekwoordelijk synoniem voor armoede geworden. Singh kan zich dus, samen met toenmalig premier Narasimha Rao, op de borst kloppen omdat India toen uit dat dal is beginnen kruipen. De hoogbejaarde man komt nu niet meer op, de feitelijke kroonprins is Rahul Gandhi, zoon van premier Rajiv Gandhi zaliger. Officieel is hij echter geen kandidaat-premier om hem niet met de verwachte nederlaag te bezwaren.

Helaas is het met de economie de jongste jaren weer achteruit gegaan, of althans minder vooruit. De groeicijfers zijn naar Europese normen nog benijdenswaardig, maar toch minder dan de helft van tien jaar geleden, toen de UPA-regering aantrad. Voor een deel ligt dat aan de internationale conjunctuur, voor een deel aan het toch weer socialistische beleid, vooral uitgestippeld door Nobelprijswinnaar Amartya Sen en onze tot Indiër genaturaliseerde landgenoot Jean Drèze. Hun démarche was in zoverre begrijpelijk dat de neersijpeling van de rijkdom van de nieuwe middenklasse naar de armen te wensen overlaat. Een golf van zelfmoorden onder boeren die hun schulden niet meer konden betalen, vormt een kritisch tegengeluid tegen het beeld van India als forse groeier. Maar hun oplossing bleek niet dé oplossing.

Het hoogtepunt van economische groei bereikte India onder het bewind van de National Democratic Alliance (NDA) rond de hindoe-nationalistische BJP (Bhāratīya Janatā Pārṭi, “Indiase Volkspartij”) in 1998-2004, juist de tijd van de voor India zeer gunstige dotcom-revolutie. Verantwoordelijk was vooral de minister voor Privatisering van Overheidsbedrijven, Arun Shourie. De BJP dreef op een golf van economische voorspoed en begunstigde het binnenlandse en internationale bedrijfsleven.

Ze besefte echter blijkbaar niet dat ze haar kiezersbasis sterk teleurstelde. In 1999 versloeg ze de Pakistaanse invasietroepen in Kargil (Kasjmir), schreef daarna onmiddellijk verkiezingen uit, en won die glansrijk. Daarna ging zij teren op de plotse steun van allerlei beroemdheden en van de diaspora (drie miljoen Indiërs in de VS, veruit de rijkste inwijkelingengemeenschap). Bij het bredere electoraat steunde ze ten eerste op de middenklasse, maar ze voerde de door die groep gevraagde belastinghervormingen niet door. Ten tweede op de voorstanders van economische autarkie (svadeśī), maar zij liet, tegen het volledige politieke spectrum (ook haar eigen achterban) in, voor het eerst buitenlands mediabezit toe, een factor van de om zich heen grijpende veramerikaansing. Ten derde op de ijveraars van het politieke hindoeïsme (hindutva), maar zij voerde van haar specifieke hindoe-agendapunten niets uit.

 

Het hindoe-nationalisme

Dit laatste vergt wat uitleg. Van het hindoe-nationalisme begrijpen onze perscorrespondenten ongeveer niets, zij projecteren er hun half-weetjes over het iets bekendere moslimfundamentalisme op.  Doorgaans doen twee tegenstrijdige verhalen over deze stroming de ronde. De ene is de vogelschrikversie dat het om een goed georganiseerde, doelbewuste en fanatieke groep gaat. Er zijn in hun rangen wat fanatieke (veelal in de zin van: schril muisklikkende maar ongevaarlijke, soms in de zin van: vechtlustige) dommekrachten, maar de beweging is bij monde van haar leiders stuurloos, ideologisch ongeschoold en gretig om haar vijanden te behagen. Ze is zo fanatiek als wijlen de Volksunie. Iedereen die haar innerlijke werking van nabij meegemaakt of haar leiders persoonlijk gesproken heeft (maar voor buitenlanders zijn die op enkele vingers te tellen), had kunnen voorspellen dat de NDA-regering van 1998-2004 niets “hindoe” zou doen, bv. de uitzonderingsstatus van de deelstaat Kasjmir normaliseren, of de overheidscontrole annex financiële plundering van tempels (maar niet van kerken of moskeeën) terugdraaien. De “experts” echter voorspelden allerlei doemscenario’s, bijvoorbeeld dat de NDA tegen de vrouwen en de achtergestelde groepen zou optreden en “alle moslims in de Indische Oceaan zou gooien”. Niets van dat alles gebeurde, en zelden heeft een hele klasse deskundologen er zo ver naast gezeten. Vandaag horen we, weliswaar een toontje lager, een zelfde soort voorspellingen.

De tweede versie is dat  de beweging alleen wat slagzinnen in het rond gooit maar er eigenlijk niets van meent. Dat ze bijna even corrupt is als de Congrespartij, dat ze alleen uit is op postjes en niet op de macht om dingen te veranderen. Deze tweede versie is misschien niet juist voor de verwante middenveldorganisaties, de RSS (“Nationaal Vrijwilligerskorps”) en de ideologisch gedreven VHP (“Hindoe Wereldraad”), maar ze is grotendeels van toepassing op de BJP. De sterkhouders van haar regering, premier Atal Behari Vajpayee en vice-premier Lal Krishna Advani, waren uitgesproken anti-ideologisch. Hun verkiezingscampagne van 2004 focuste uitsluitend op de economische vooruitgang en vermeed de levensbeschouwelijke twistpunten; mede daarom resulteerde ze in een onverwachte nederlaag. Minister van Buitenlandse Zaken Jaswant Singh schreef na zijn ministerschap zelfs een boek ten gunste van Mohammed Ali Jinnah, de bewerker van de afscheiding van Pakistan, pal tegen de hele hindoe-nationalistische ideologie in, zo’n beetje wat Bert Anciaux de Vlaamse beweging aandoet. Vele politici in de partij bestrijden elke opflakkering van levensbeschouwelijke bewogenheid uit angst om de linkerzijde te mishagen en vooral uit vrees om hun eigen politieke toekomst in gevaar te brengen.

Wat zou een hindoe-gezinde regering zoal kunnen doen? Vlamingen weten, maar krijgen aan buitenlanders moeilijk uitgelegd, dat een numerieke meerderheid politiek een achtergestelde minderheid kan zijn. Dat geldt zeker ook voor het hindoeïsme in India. Zo kunnen niet-hindoes krachtens artikel 30 van de grondwet eigen doch gesubsidieerde scholen oprichten, terwijl hindoes alleen recht hebben op zelfbedruipende scholen of op strikt seculier staatsonderwijs. Verschillende hindoe-organisaties hebben zich reeds tot de rechtbank gewend om een status als niet-hindoe minderheid aan te vragen om hun scholen te vrijwaren. Een dergelijke discriminatie geldt ook de gebedshuizen: vandaag gebeurt het op grote schaal dat inkomsten van tempels door de staat aangeslagen worden en vervolgens voor instellingen van niet-hindoe gemeenschappen gebruikt. Dat soort discriminaties zou kunnen afgeschaft worden – al heeft de regering-Vajpayee er geen vinger naar uitgestoken. De bijzondere status van Kasjmir, Nagaland en Mizoram kan afgeschaft worden: die staten hebben hem alleen gekregen omdat zij islamitisch resp. christelijk zijn, bevoorrechte groepen dus.

Een heikele kwestie is de gemeenschappelijke familiewetgeving (huwelijk, erfenis). Seculiere staten als België en modelstaat Frankrijk hebben als vanzelfsprekend een rechtsgelijkheid van alle burgers ongeacht religie. Volgens dit definiërende criterium is India géén seculiere staat, want er geldt een verregaande rechtsongelijkheid, een verschillende familiewetgeving naargelang je hindoe, moslim, christen of parsi bent. Een moslimman mag vier vrouwen trouwen en zijn echtgenote verstoten (hier geldt bovendien rechtsongelijkheid tussen de geslachten), anderen zijn tot monogamie verplicht en moeten desgevallend een omslachtige echtscheidingsprocedure doorlopen. Je zal bij deze verkiezingen weer talloze India-waarnemers horen zeggen dat “de BJP de seculiere staat bedreigt”. Weet dat dit ondeskundige dwaallichten zijn, want ten eerste is India geen seculiere staat, en ten tweede is juist de BJP de enige partij die een eenvormige familiewetgeving wil invoeren, dus van India een seculiere staat wil maken. Nochtans aarzelt de BJP om hier werk van te maken, want dat zou grote geweldgolven veroorzaken: orthodoxe moslims zijn zeer gehecht aan hun sjari’a en zullen niet werkeloos toezien als deze afgeschaft wordt. De andere partijen doen uit vrees daarvoor aan appeasement-politiek en verkopen deze aan de buitenwereld als “seculier”. De goede kant hiervan is dat je degenen die dat geloven en napraten meteen als kerstekinderen kan herkennen.

 

Narendra Modi

De favoriet in deze wedstrijd om de volksgunst is de deelstaatpremier van Gujarat sinds 2001, Narendra Modi. Hij maakte van zijn deelstaat een economisch succesverhaal en drong er de corruptie terug. Daarmee zou hij onomstreden als dé geknipte nieuwe premier moeten gelden, maar dat is allerminst het geval. Op 27 februari 2002 belegerde een moslimmassa in het station van de stad Godhra een trein met hindoe-pelgrims terugkerend uit de stad Ayodhya. Iemand stak een wagon in brand en 58 hindoes kwamen om, meest vrouwen en kinderen. De volgende drie dagen namen hindoes wraak, zodat ruim 700 moslims omkwamen, samen met ruim 200 hindoes. Naar Indiase verhoudingen was dit niet zo bijzonder: de slachtpartij op de sikhs door Congres-”secularisten” in 1984 had 3000 levens geëist, de Pakistaanse op de hindoe-minderheid in Oost-Bengalen in 1971 misschien wel een miljoen  Meestal beheersen hindoes zich na moslimgeweld, maar de voorafgaande maanden (dus sedert 11 september 2001) waren er bijzonder veel aanslagen geweest, ondermeer op het deelstaatparlement van Kasjmir en op het federale parlement in Delhi. De treinbrand was de druppel die de emmer deed overlopen.

Deze geweldgolf, die 0,0005% van de toenmalige Indiase moslims doodde, werd door de media “genocide” gedoopt, de hindoe-slachtoffers werden buiten beeld geduwd, en als grote schuldige werd Narendra Modi aangewezen. Hij zou de politie opdracht gegeven hebben om te laten betijen en minstens passief medeschuldig zijn. In een retorisch crescendo werd bovendien een samenzweringstheorie gelanceerd als zou deze “genocide” al vóór 27 februari gepland zijn, aldus invloedrijke roddelmedia zoals Wikipedia. De volledige “secularistische” intelligentsia, inbegrepen moslims en christenen (want die gelden volgens Indiase definitie als “secularist”), heeft twaalf jaar lang, dus tot op heden, met alle middelen campagne gevoerd tegen Modi. Hoe meer hij ging uitblinken door behoorlijk en succesvol bestuur, des te buitenproportioneler de hyperfocus op de rellen. Terwijl campagneleidster Teesta Setalvad in processen wegens fraude bij fondsenwerving en het tot meineed dwingen van getuigen betrokken geraakte, heeft Modi al zijn processen gewonnen. Zopas is hij door een onderzoekscommissie van het Hooggerechtshof vrijgepleit, en na beroep en een nieuw onderzoek nogmaals vrijgesproken.

De Standaard (7 april 2014) poogt dit onwelkom resultaat te overrulen door zich op een Engels journalist te beroepen die het op basis van “documenten” beter meent te weten dan de rechtbank. Maar honderden mensen hebben twaalf jaar lang hetzelfde beweerd, en zijn er ondanks een voor hen gunstig opinieklimaat en enorme inspanningen niet in geslaagd Modi schuldig te doen bevinden. De grote jan uithangen in krantenkolommen is gemakkelijk, maar op de rechtbank schrompelden al die “bewijzen” in elkaar. Zoals M.J. Akbar, ooit functionaris van de Congrespartij maar nu tot Modi’s campagneteam toegetreden, het stelt: nooit is iemand zo grondig onder de scanner geplaatst als Modi, en hij is alleen maar herhaaldelijk vrijgesproken. Het is zoals met Jurgen Ceder, die als student twee keer vrijgesproken werd van een kleine gewelddaad, maar in 2012 toch door Knack en De Morgen in minachting voor de rechtsstaat weer aangevallen werd. Met succes, want zijn partij, de N-VA, verdedigde hem slechts halfslachtig en hield hem sindsdien de facto op afstand. Lasteraars beschikken altijd over de laffe bourgeoisie als medeplichtig en machtsinstrument. In het geval van Modi geldt dat ook en vooral voor de buitenlandse perscorrespondenten.

Modi heeft zeker nog niet gewonnen. Behalve zijn openlijke tegenstanders zijn er ook onder zijn politieke “vrienden” veel vijanden. Onder zijn partijgenoten zijn talloze time-servers die geen levensbeschouwelijke escalatie of programmatische ernst wensen, alleen postjes binnenrijven om familieleden aan voordeeltjes te kunnen helpen. Het is niet zeker dat Modi ideologischer uit de hoek zal komen dan zijn in dat opzicht grijze voorganger Vajpayee. Toen hij zich meteen na de rellen niet liet doen, werd hij Hindū Hṛdaya Samrāṭ, “keizer van het hindoe-hart”, genoemd, en bij won op die grond prompt de verkiezingen. Maar sindsdien heeft hij zich louter met de propere handen en de economische vooruitgang geprofileerd. Vermoed wordt echter dat de nooit geziene twaalf jaar durende campagne tegen hem, hem de absolute gemeenheid van de “secularisten” tot in zijn beenderen heeft doen voelen, zodat hij als premier wel eens een beleid zou kunnen voeren dat hen moedwillig onwelgevallig is. Veel hangt af van de mensen met wie hij zich omringt. Reeds heeft zich een wachtrij gevormd van mensen die willen meeprofiteren van zijn verwachte succes, opportunisten maar ook mensen die hopen dat hun ideologisch uur eindelijk gekomen is.

 

De andere partijen

Naast de grote partijen, BJP en Congres, zijn er de tientallen andere partijtjes. Vele daarvan zijn toegetreden tot de alliantie rond de BJP of het Congres, andere niet. Met name de twee parlementaire Communistische partijen varen een eigen koers. Zij hadden tot voor enkele jaren een belang dat in Europa niet meer voorstelbaar is. Aan de eerste regering-Singh (2004-2009) leverden zij onmisbare gedoogsteun, in ruil waarvoor zij mede het beleid bepaalden, maar na een zware verkiezingsnederlaag komen zij er sindsdien niet meer aan te pas. Andere Communistische fracties geloven niet in parlementair werk maar voeren in de binnenlanden van oostelijk India een guerrillastrijd.

Andere partijen zijn tot één of enkele deelstaten beperkt. Belangrijk zijn de lagere-kastepartijen, die in het Westen veel sympathie genieten, want volgens het kinderlijke zwart/wit-schema van de media zijn de hoge kasten de slechten, de lage de goeien. Hun links-populistisch programma bevat eigenlijk maar één punt: voor de eigen groep een zo groot mogelijk deel van de koek bemachtigen. Bekend zijn ondermeer de Samājvādī Pārṭi (“Socialistische Partij”) van de talrijke Yādav-middenkaste in Noord-India en de Bahujan Samāj Pārṭi (“Partij van de massa”) die de Camārs (“leerlooiers”) en andere ex-onaanraakbaren groepeert, allebei beperkt tot het Hindi taalgebied in het noorden met een 40% van de bevolking. In de zuidelijke deelstaat Tamil Nadu wisselen sinds 1962 twee anti-brahmaanse partijen van de plaatselijke middenkasten elkaar af aan de macht. Het beleid van positieve discriminatie ten gunste van de lagere kasten, begonnen in 1935, uitgebreid in de grondwet van 1950, en weer fors uitgebreid in 1990, heeft kasteherkomst aan tastbare voordelen verbonden en daardoor het anders wegdeemsterende kastebesef weer aangezwengeld. In Panjab komen de meeste stemmen van de sikh-sekte bij de Akālī Dal (“Groep van de aanhangers van de Onsterfelijke”). Deze partijtjes hebben op federaal niveau weinig andere keuze dan een alliantie rond één van de grote partijen te vervoegen.

Een nieuwigheid is de Ām Ādmī Pārṭi (“Partij van de volksmens”, AAP), voortgekomen uit de anti-corruptie-agitatie van de voorbije jaren. Vanuit het niets nam zij in 2013 deel aan de verkiezingen voor het grondgebied Delhi en haalde bijna de meerderheid, genoeg om met gedoogsteun de regering te vormen. Omdat de Congrespartij zeer veel krediet verspeeld had door haar nieuwe records in de corruptie, gingen degenen die de NDA van de macht willen houden, de AAP steunen. Haar leider Arvind Kejriwal heeft snel afdelingen doorheen het land opgericht. Paddenstoelpartijen trekken echter twijfelachtige lieden aan (zie de Lijst Pim Fortuyn); vele kandidaten van de AAP blijken een strafblad te hebben, en hopen aan een parlementair mandaat vooral de gerechtelijke onschendbaarheid te ontlenen. Gelukkig geldt dat ook voor de andere partijen.  

Deze verkiezingen draaien rond Narendra Modi. Wordt deze oud-theejongen en self-made man premier, ondanks de tegenkanting van het bestel en van de wereldmedia? Krijgen de terroristen hem tijdig tegen de grond, zoals ze aangekondigd hebben? En zal zijn eventueel premierschap het verschil maken waar zijn tegenstanders voor waarschuwen en zijn aanhangers op hopen? Over de Belgische stembusgang zou ik het betwijfelen, maar voor de Indiase geldt het zeker wel: dit zijn historische verkiezingen.

 

Labels: , , , , , ,

1 Comments:

At 18/4/14 23:54, Anonymous fcal said...

Wat een verademing een echte India-waarnemer met kennis van zaken te kunnen lezen. De beunhazen in de Belgische maar ook veel Westerse media projecteren hun eigen maatschappijvisie en vooroordelen op een continent met een grotendeels andere cultuur en zijn dan verbaasd als hun dromen niet uitkomen.

 

Een reactie posten

<< Home

<<Oudere berichten     Nieuwere berichten>>