17 juni 2013

Splitsen de Vlaamse politieke partijen?

Na de splitsing van de nationale partijen in de jaren ‘70, duiken nu meningsverschillen op binnen de Vlaamse partijen, tussen ‘federale’ en ‘gewest’-politici. Aanzetten tot een splitsing? Sinardet veegt die mogelijke verschillen in een onderzoek onder de mat.



Eind mei keurde de Kamer een verstrenging van de GAS-boetes goed, tot groot ongenoegen van verschillende leden van de SPA-fractie in het Vlaams parlement. “Mocht ik in de Kamer zitten, ik zou de strengere GAS-boetes nooit goedgekeurd hebben”, laat Vlaams parlementslid voor de SP.A Kurt De Loor optekenen. Uit de SP.A-fractie van het Vlaams parlement kwam er ook kritiek van Güler Turan, Chokri Mahassine en van Jan Roegiers, die er wel aan toevoegt dat hij wellicht ook ‘ja’ zou gestemd hebben, maar met pijn in het hart en veel tandengeknars. Voor De Loor is het belangrijk dat alle gemeenten waar de SP.A (mee) aan het roer zit, de nieuwe wet niet toepassen.

De week daarop kondigde VLD-voorzitster Gwendolyn Rutten in een interview in Het Laatste Nieuws (vrijdag 7 juni ’13) aan dat ze afstand neemt van het confederalisme, dat in 2002 opgenomen werd in het partijprogramma. Groot ongenoegen kwam er vooreerst ook hier uit het Vlaams parlement, van Fientje Moerman en Filip Antheunis, waarvan zogenaamde ‘interne’ mails lekten via Belga. Later liet Moermans weten dat ze het ten gronde wel eens is met haar voorzitster. Van Quickenborne, Kamerlid en burgemeester van Kortrijk, liet meteen weten dat hij het goed vindt dat ze afstand neemt van het het confederalisme. Kamerlid en burgemeester van Mechelen Bart Somers ging een stap verder, en stelde voor ‘echt’ federalisme in te voeren, door het afschaffen van de taalpariteit in de regering en alle alarmbellen en bijzonder meerderheden, zogenaamde ‘confederale grendels’ in de federale staatsstructuur. Hier dus ook weer een kleine kloof tussen de reactie van federale en Vlaamse parlementsleden, net als bij de socialisten. Het was trouwens te verwachten dat de Franstalige partijen unisono afwijzend reageerden op de voorstellen van Somers. Ook in het ‘federale’ België van de VLD zullen zij nooit verzaken aan deze confederale blokkeringsvoordelen.

(Kameleon Van Quickenborne verrast hierbij niet. Eerst was hij lid van Amada, stapte in 1997 in de door Bert Anciaux opgerichte ‘politieke venieuwingsbeweging’ ID21 om samen met de Volksunie op te komen als VU-ID, ging na het uiteenvallen van de VU en ID21 naar Spirit. Toen die partij even later echter met de SP.A in zee ging, stapte Van Quickenborne over naar de toenmalige liberalen van de VLD. Bij Bart Somers ging het iets rechtlijniger: hij begon zijn politieke loopbaan bij de Volksunie. Samen met onder meer Jaak Gabriëls stapte hij in 1992 over naar de VLD, bij de oprichting van deze partij. Nu ze beiden in de Kamer zitten, komen er dus ‘federalistische’ uitspraken, die hen beter uitkomen in de huidige sfeer van de VLD).

Het zijn slechts kleine oprispingen, en nadien probeert men de plooien glad te strijken. Toch lijkt het een nieuw fenomeen, dat voor het eerst zo duidelijk naar voor komt. Het is nu wachten op meer gelijkaardige incidenten, eventueel ook bij de CD&V, om te kunnen vaststellen of het een ruimere trend is. Na bijna 20 jaar rechtstreeks verkozen Vlaamse parlementsleden (vanaf 1995) heeft zich een bepaalde dynamiek ontwikkeld bij de parlementsleden die voor het Vlaams niveau gekozen hebben, en zeker niet liever willen dan meer bevoegdheden voor de regio, want dat verhoogt hun belang. De federale verkozenen zien dan hun belang verminderen, en deze moeten ook nog eens compromissen sluiten met de Franstaligen, wat de Vlaamse verkozenen niet hoeven. Dat zou wellicht een onverwachte, maar geen onmogelijke wending kunnen worden, dat er Vlaams-Vlaamse partijen uit die meningsverschillen ontstaan, en Belgische liberale, socialistische en christendemocratische partijen uit hun as herrijzen?

Onderzoek bij Belgische parlementsleden

De Morgen en De Standaard berichten op 27 mei over een onderzoek i.v.m. de houding van Belgische parlementsleden tegenover meer of minder regionale autonomie. De Morgen geeft het de kop mee "Sp.a meer pro-België dan MR". Bij De Standaard heet het “Liefde voor Vlaamse leeuw of Waalse haan hangt weinig af van moedertaal”

Net voor het Vlinderakkoord over de zesde staatshervorming werd afgesloten, meer bepaald tussen juni en oktober 2011, vroegen VUB-politicoloog Dave Sinardet en zijn twee UCL-collega’s Min Reuchamps en Jérémy Dodeigne alle 513 parlementsleden naar hun mening over de toekomst van het Belgisch federalisme. 243 van hen – bijna de helft – beantwoordde de enquête.  De resultaten van hun onderzoek werden gepubliceerd in het maandblad Samenleving en Politiek (Sampol, juni 2013). Hierna een uittreksel uit een artikel hierover in De Standaard. De Morgen berichtte ongeveer hetzelfde, beiden vermoedelijk een perstekst van de onderzoekers overnemend.

‘Wie afgaat op het heersende discours in de politiek en in de media, zou verwachten dat Nederlandstalige parlementsleden beduidend meer dan hun Franstalige collega’s de staat willen hervormen’, legt de politicoloog Dave Sinardet uit. Samen met twee onderzoekers van de UCL boog hij zich over de mening van alle 513 parlementsleden over de toekomst van het Belgisch federalisme. De helft van hen nam deel aan de studie. De resultaten zijn op zijn zachtst gezegd verrassend.
De liefde voor de federale staatsstructuur loopt helemaal niet langs de taalgrens. Zo blijken MR en zelfs Ecolo meer dan de SP.A of Groen vragende partij te zijn om bevoegdheden over te dragen aan de gewesten en gemeenschappen. De resultaten liggen dicht bij elkaar, met de N-VA en Vlaams Belang als uitschieters. ‘70 procent van de N-VA-gekozenen kun je als “separatisten” beschouwen, 30 procent als “confederalisten” die nog enkele bevoegdheden op Belgisch niveau willen behouden’, vat Sinardet samen. Het confederalisme waar CD&V en Open VLD voor staan, ligt daar ver vanaf.
Open VLD is het meest verdeeld over de communautaire kwesties. Eén op de vier Vlaams-liberale parlementsleden pleit voor een verregaande regionalisering, terwijl een nog grotere groep (ruim 30 procent) kiest voor herfederalisering.
De meeste parlementsleden voelen zich zowel Belg als Vlaming, Waal of Brusselaar. Aan Vlaamse kant steekt de SP.A er bovenuit: een slordige 94 procent (!) voelt zich meer Belg dan of evenveel Belg als Vlaming. Bij de MR is dat bijvoorbeeld 81,9 procent. Opvallend: ook bij de N-VA voelt één op de vier gekozenen zich nog een beetje Belg. (De Standaard, 27 mei ’13)

Een van hun besluiten is dat binnen de twee grote taalgroepen de meningsverschillen soms zeer groot zijn, vooral van Vlaamse kant. In Sampol schrijven ze: “Zo zijn de grootste meningsverschillen over de verdeling van bevoegdheden te vinden tussen de parlementsleden van de twee Vlaamse partijen, met name deze van Groen en Vlaams Belang… Er is ook nog een andere dominante perceptie die door ons onderzoek in belangrijke mate genuanceerd wordt, met name de homogeniteit binnen de politieke partijen. .. Het meest frapante voorbeeld is Open VLD, waar een kwart van de parlementsleden een ver doorgedreven regionale autonomie voorstaat, terwijl bijna een derde de federale bevoegdheden liever wil uitbreiden.”

Sinardet e.a. geven geen opdeling van hun resultaten per parlement, maar alle parlementen worden samengeteld tot een ‘Belgische mix’. We komen dus niet te weten of ‘het gebrek aan homogeniteit’ bij de VLD een breuklijn is tussen parlementsleden van het Vlaams en het federaal niveau. Bij het onderzoek van de contacten die parlementsleden onderhouden met de andere gemeenschap wordt een opdeling van de resultaten per parlement weggewuifd als irrelevant: “Laten we er eerst aan herinneren dat onze resultaten betrekking hebben op zowel de federale als de regionale parlementsleden. De cijfers kunnen dus beïnvloed zijn door het feit dat regionale parlementsleden mogelijk minder regelmatige contacten onderhouden met hun Franstalige of Vlaamse collega’s. Toch moeten we ook niet te veel belang hechten aan dit methodologisch voorbehoud, aangezien veel parlementsleden regelmatig van niveau wisselen (zowel in Vlaanderen als in Wallonië zetelen parlementsleden nu eens in het federale parlement en dan weer in het regionale parlement.” (Sampol, nr. 06/13, blz. 18).

Dus worden de verschillen alleen als een soort ‘methodologisch voorbehoud’ gepresenteerd, dat geen enkel belang heeft, omdat zogenaamd veel parlementsleden regelmatig van niveau wisselen. Dat is echter helemaal niet juist. Wel worden bij elke verkiezing weer de zogenaamde ‘stemmenkanonnen’ van stal gehaald, maar die nemen veelal hun nieuwe zetel niet in, en blijven zitten waar ze zitten. Dat is het fenomeen dat bijvoorbeeld De Wakkere Burger bestempelt als ‘kiezersbedrog’ (zie bijvoorbeeld het artikel ‘VlaamseSchijnkandidaten verspilden meer dan 1.600.000 voorkeurstemmen’  10.07.2010). 

Wanneer we natellen hoeveel van de parlementsleden die vandaag in het Vlaams parlement zitten ooit in de Kamer of in de Senaat zaten (rechtstreeks verkozen, niet als vanuit het Vlaams parlement afgevaardigde Gemeenschapssenator), komen we op 24 van de 124 leden. Daarvan zijn er 8 uit de periode tot 1995, waarbij de Vlaamse verkozenen in het federaal parlement terzelfdertijd ook deel uitmaakten van de niet-verkozen ‘Vlaamse Raad’. Sinds de rechtstreekse verkiezingen van het Vlaams parlement zetelen die allemaal in het Vlaams parlement, en niet meer federaal. Blijven er dus slechts 16 op 124 over die echt ‘van niveau wisselden’. Een zeer kleine minderheid dus.

Het zou dus wel interessant zijn te weten of en welke verschillen er bestaan over de door Sinardet e.a. onderzochte kwesties. Loopt de kloof binnen de VLD volgens het parlement waartoe men behoort? En hoe zit het bij de andere Vlaamse partijen? Dat zou de tendens tot het mogelijk uiteenvallen van Vlaamse partijen kunnen documenteren, zoals hierboven gesuggereerd door recente voorvallen. Het materiaal hebben ze verzameld, maar dus niet gepubliceerd. Zouden dan andere besluiten moeten getrokken worden, namelijk dat er een groeiende kloof is binnen de Vlaamse partijen tussen Vlaamse regionalisten en Belgischgezinde federalisten? Bovendien geven ze niet aan hoe de verdeling van het aantal antwoorden per parlement is. Zijn het overwegend federale parlementsleden die geantwoord hebben, en zo de resultaten kleuren? Dat kwam Sinardet e.a dan goed uit (‘WWMB’: wat we moesten bewijzen…), maar het maakt zijn resultaten wel weinig betrouwbaar.

Toemaat

Sinardet, een paar leugentjes ‘om bestwil’?

In zijn tweewekelijkse column op zaterdag in De Morgen, schrijft Dave Sinardet op zaterdag 15 juni ’13 weer wat leugentjes bij elkaar. Thema is dit keer het confederalisme.
Zo schrijft hij “Zo mag België vandaag wel een federale staat zijn, de beschermingsmechanismen kun je zien als een veeleer confederaal element omdat ze de taalgroepen voor sommige materies tot basis van de besluitvorming maken. België is daar geen uitzondering in: in veel federale landen komen zulke mechanismen in een of andere vorm terug”. Enig voorbeeld geeft hij niet. Noch in de VS, noch in Duitsland of Zwitserland, toch drie duidelijk federale staten, zijn er geen enkele beschermingsmechanismen ‘in een of andere vorm’.  Kan hij één voorbeeld geven? Bij mijn weten bestaat er geen enkel. Zelfs in het meertalige Zwitserland is er geen enkel federaal beschermingsmechanisme van wat voor soort ook.


Verder beweert hij: “Maar we mogen ons ook niet blindstaren op die 'grendels', zoals de beschermingsmechanismen door de Vlaamse beweging destijds zijn herdoopt en waarrond een zekere mythevorming is ontstaan. Terwijl sommigen doen uitschijnen dat het hele federale beleid erdoor bepaald en geblokkeerd wordt, komen ze pas echt in werking wanneer men een staatshervorming wil doorvoeren. In het sociaaleconomische en andere federale beleid spelen ze nauwelijks een rol. De taalpariteit in de federale ministerraad is vooral symbolisch, aangezien die bij consensus en niet bij meerderheid beslist”.  Vooral symbolisch? Straffe kost.  Herinnert hij zich niet 2010, toen een Vlaamse meerderheid BHV wou splitsen, wat perfect kon volgens de bestaande wetgeving, gezien er voor het bepalen van kieskringen geen bijzondere meerderheden bestonden, maar de Franstalige partijen dreigden de wet niet te bekrachtigen in de regering? Dat was voldoende om de Vlamingen te doen inbinden, en te zwichten voor een ‘onderhandelde oplossing’. (Zie ook het artikel ‘België IS gebarsten’,  03.05.2010). Met het Vlinderakkoord is het aantal grendels nog toegenomen, en die komen echt niet alleen in werking wanneer men een staatshervorming wil doorvoeren. 

<<Oudere berichten     Nieuwere berichten>>