29 juli 2012

We hebben niet de media die we verdienen

De grenzen van de privacy en van de professionele deontologie worden herhaaldelijk overschreden. De media huppelen met volle geweld van de ene emo-case naar de andere. Voor Tom Naegels is het een idee-fixe dat men niet anders kan. De recente case met Parweiz Sangari lijkt er echter op te wijzen dat de grenzen van de correcte berichtgeving steeds meer met voeten getreden wordt. We verdienen betere media dan de huidige.

In het juninummer van Sampol (Samenleving en politiek, ‘geëngageerd niet-partijgebonden maandblad voor een sociale democratie’, nr 6/12), behandelen Hilde Van den Bulck en Steve Paulussen (*) de vraag: ‘Hebben we als samenleving de media die we verdienen?’

Een uittreksel uit hun bijna zeven bladzijden tellende analyse

De grillen van de markt
‘Klik-, oplage- en kijkcijfers zijn voor mediabedrijven de voornaamste, zo niet de enige, graadmeter voor het succes van hun titels. Ze vormen op vele redacties de richtsnoer om te bepalen wat de nieuwsconsument wenst. Bovendien zijn ze het belangrijkste wapen in het aantrekken van adverteerders. Als de media dus beslissen om het nieuws te brengen zoals ze het brengen, dan mogen we ervan uitgaan dat de cijfers hen daarin sturen. Wat we daaruit mogen afleiden, is dat de consument zich makkelijk laat verleiden door sensationele headlines, een personalisering van het nieuws, verhalen over celebrities en zogenaamd 'soft news'. De kritiek dat de media te veel inspelen op de guilty pleasures en het buikgevoel van het publiek mag dan al terecht zijn; het is wel datzelfde publiek dat bepaalt of de media rendabel kunnen blijven. Zijn het in dat opzicht niet de gebruikers zelf die vandaag de norm voor de journalistiek bepalen?
Deze vraag pleit de media uiteraard niet vrij. Hun verantwoordelijkheid blijft. De eindbeslissing over wat al dan niet gebracht wordt, ligt nog steeds bij de redacties. Het zijn uiteindelijk zij die, in hun constante drang hun publiek te plezieren, soms foute beslissingen en uitschuivers maken. Dit gaat van de overmatige media-aandacht voor de frituur of later het dieet van Bart De Wever tot de onverkwikkelijke berichtgeving in de roddelpers rond de zelfdoding van de zangeres Yasmine. Het is echter opmerkelijk hoe de media telkens , door (een deel van) datzelfde publiek, dat via de achterdeur gretig meeleest, aan de voordeur met pek en veren worden ingesmeerd.’

De media die we verdienen
‘De toegenomen tijdsdruk, als gevolg van technologische ontwikkelingen, zorgt in combinatie met de commercialisering van de pers dus voor een structurele patstelling in de journalistiek. Wat we daarmee bedoelen, is dat we als samenleving de journalistiek hebben die we verdienen. Zolang het publiek verwacht dat de media er als de kippen bij zijn als er iets gebeurt om alle feiten en emoties onmiddellijk vanuit alle mogelijke perspectieven en tot in de kleinste details te brengen, zal de tijd voor reflectie blijven ontbreken. Zolang consumenten weglopen van zodra ze denken dat ze elders meer waar voor hun geld - of, beter nog, gratis - kunnen krijgen, zullen de commerciële media alle middelen blijven inzetten om hun publiek aan de eigen titels te binden.’

Daarna bespreken ze drie recente cases die vragen opriepen over de kwaliteit van de journalistiek.
Case 1: de berichtgeving van het NRC-Handelsblad in februari ’12 rond het skiongeval van prins Friso, zich baserend op geheime medische informatie. De conclusies van een onafhankelijk onderzoek over die berichtgeving waren uiterst streng voor de krant, waarna pas Peter Vandermeersch hiervoor zijn excuses aanbood.
Case 2: een busongeval met Belgische schoolkinderen in het Zwitserse Sierre in maart ‘12. Het Nieuwsblad pakte zelfs uit met een extra avondeditie van de krant, die volledig gewijd was aan het busdrama. Het Nieuwsblad en Het Laatste Nieuws publiceerden foto’s van de overleden kinderen op hun voorpagina. (NvdR: De zichzelf ‘kwaliteitskranten’ noemende bladen De Standaard en De Morgen brachten elf volle pagina’s over het ongeval.)
Case 3: de berichtgeving door Humo over seksuele intimidatie op het werk door Pol Van Den Driessche in de tijd dat hij hoofdredacteur van Het Nieuwsblad was (1995-1999, nu dus ruim meer dan tien jaar geleden en lang verjaard), en de nog zwaardere beschuldigingen van seksueel machtsmisbruik in Reyers Laat aan het adres van Jos Ghysen (nu 85), zonder enig wederwoord (voor feiten die ongeveer 40 jaar oud zijn).

De twee artikelschrijvers concluderen het volgende uit hun drie cases:
‘Wat de drie cases gemeenschappelijk hebben, is dat ze beginnen met een feitelijke gebeurtenis, die veel emoties en sensaties opwekt. Om het publiek op haar wenken te bedienen, beginnen redacties vervolgens aan een ratrace. In al hun ijver om scoops te scoren en de aandacht van de grillige nieuwsconsumenten te trekken en vast te houden, tasten ze vervolgens de grenzen af. De grenzen van de snelheid waarmee het nieuws gebracht kan worden, maar ook de grenzen van de privacy en van de professionele deontologie. Wordt er een grens overschreden, dan barst de mediakritiek los en vliegen de beschuldigingen heen en weer. Pas als de storm gaat liggen, volgt een moment van onderzoek en reflectie, die meestal uitmondt in verontschuldigingen van de redacties en/of aanbevelingen vanuit de Raad voor de Journalistiek. Met de belofte uit de fouten lering te trekken, probeert men de bladzijde om te draaien.’

En ze eindigen hun analyse met vraag: ‘Heeft mediakritiek zin?’
‘We kunnen ons afvragen waar de mediakritiek dan toe dient, als ze toch niet lijkt te leiden tot de gewenste mentaliteitswijziging. Keer op keer maken de media immers dezelfde fouten, waarna hetzelfde proces van beschuldiging over schuldbesef tot catharsis weer in gang treedt. De structurele problemen waar de media mee kampen, zijn ook bekend. De remedies - minder racen tegen de klok en geen commerciële toegevingen doen die de kwaliteit van de journalistiek dreigen aan te tasten - zijn voor de mainstream media onrealistisch in een markt-omgeving waar de consument onverbiddelijk afhaakt als hij denkt elders beter en sneller op zijn grillige wenken te worden bediend. Zo'n conclusie stemt niet hoopvol.
Enige hoop schemert wel door in het feit dat het debat over de kwaliteit van de journalistiek ook in Vlaanderen eindelijk en vrij grondig wordt gevoerd. Het leeft misschien zelfs meer dan ooit, ook in de mediasector zelf, waar voortdurend gewerkt wordt aan nieuwe codes en richtlijnen die journalisten de weg moeten wijzen in het behandelen van thema's. Het leeft bij de journalist die zijn job ernstig neemt en bij de uitgever die tot nader order zijn kranten en andere nieuwsmedia niet wil zien verdwijnen. Maar het lot van de media ligt uiteindelijk in de. handen van de hele samenleving, dus ook van de burger en zijn instituties.’

“Niemand staat machteloos tegen het nieuws”

Onder de vermoedelijk niet van hem stammende titel ‘Machteloos tegen het nieuws’ (want nogal in tegenstrijd met de inhoud van het stuk zelf) publiceert Tom Naegels een evaluatie van zijn functie van ombudsman van De Standaard gedurende zijn eerste jaar. Een uittreksel:

‘Minstens even belangrijk is de kopieerdrang van alle titels – de eindeloze herhaling van hetzelfde nieuws. Die kan van mild-problematische berichtgeving een journalistieke ramp maken. Had er één journalist van één krant gebeld naar één ouderpaar dat in Sierre een kind verloor, dan had dat een zeer menselijk en mooi interview opgeleverd. Maar tientallen journo’s, uit binnen- en buitenland, creëren een onhoudbare druk. Eén website die zich door een bron laat ringeloren over de inhoud van een ministeriële mail (NvdR: Knack), da’s pijnlijk maar kan gebeuren – maar als die fout gereproduceerd wordt op talloze voorpagina’s en nieuwsuitzendingen, een ganse dag of langer, dan is de schade buitenproportioneel.

Het is een proces dat ik in mijn stukken als ombudsman niet altijd correct heb ingeschat – da’s een vierde punt van zelfkritiek, en een fundamenteel. Ik heb, zoals de meeste journalisten, te sterk gecompartimenteerd: kwam het nieuws van een andere titel, dan accepteerde ik dat het voor De Standaard onvermijdelijk was om het over te nemen, terwijl ik tegelijk accepteerde dat de titel die het verhaal lanceerde, alleen verantwoordelijk was voor de eigen berichtgeving. Knack mag dan een fout hebben begaan door te schrijven dat Ingrid Lieten Kris Peeters een ‘dictator’ had genoemd, maar Knack is alleen verantwoordelijk voor die ene fout op haar website, terwijl De Standaard nu eenmaal niet anders kon dan dat verhaal overnemen, want Knack had het tot ‘nieuws’ gemaakt.

Er zit een duidelijke denkfout in die redenering. Zonder die ‘dictator’ was dat verhaal nooit zo groot opgepikt – die ene fout van een individueel medium had dus gevolgen voor het collectief, wat de verantwoordelijkheid groter maakt. Maar dat collectief, De Standaard en alle anderen, was niet verplicht om het over te nemen. Het is een idee-fixe dat men niet anders kan.
Wat misgaat, is dat er een soort prisoner’s dilemma ontstaat: iedere redactie apart zou graag op een eigen manier omgaan met het nieuws (het niet brengen, het klein brengen, het anders brengen), maar de vrees om als enige iets anders te doen dan de rest, zorgt ervoor dat iedereen hetzelfde doet. ‘Onze lezers’ moeten immers even goed geïnformeerd zijn. Anders vragen ze: ‘Wie zijn jullie om voor mij te beslissen?’

Ook daar speelt dus het ‘populistische’ paradigma. Het versterkt de marktlogica: media die zich, net als politieke partijen, allemaal op hetzelfde doelpubliek richten, de middengroep, waardoor er een strakke consensus ontstaat over wat ‘nieuws’ is. In dit geval is het effect kwalijker dan dat het heilzaam is. Ik denk dat redacties maatregelen zullen moeten nemen tegen dergelijke ‘besmetting’. Het is niet langer houdbaar dat zes kranten op één dag elk veertien pagina’s wijden aan hetzelfde ongeluk, plus de radio ettelijke uren, plus de televisie. Het is niet langer houdbaar dat het loutere feit dat een verhaal ergens opduikt – in een tijdschrift, op het internet – voldoende is om het na te vertellen, desnoods om te zeggen dat het het niet waard is om te worden naverteld. Niemand staat machteloos tegen het nieuws.

Men kan een systeem bedenken van een ‘rode telefoon’ tussen hoofdredacties, om bij groot nieuws goede afspraken te maken. (Onwaarschijnlijk.) Men het zou het prisoner’s dilemma kunnen breken door het om te keren: inschatten wat de anderen gaan doen, betekent iets anders bedenken. (Maar hoe giet je dat in een procedure die de stress van het moment overleeft?) Men zou een interne workshop kunnen houden: hoe herleid ik veertien pagina’s over een busramp tot twee of vier, zonder essentiële info te verliezen of harteloos over te komen?’ (DS, donderdag 5 juli ’12).

Nieuwe variante: azielzoeker heilig verklaard, dan gedumpt (geval Parweiz)

Een scherpzinnige en creatieve Tom Naegels! Helaas, zijn voorstel om veertien pagina’s te herleiden tot twee of drie, kwam te laat voor de volgende steekvlamjournalistiek: het geval Parweiz, dat al vanaf maandag 2 juli ’12 de media overspoelde. Vermoedelijk is hij in juli/augustus met vakantie, want er waren geen kritische artikelen meer van zijn hand, noch als ombudsman, noch als columnist. Benieuwd of hij later nog op de zaak Parweiz terugkomt.

In Journaal nr 633-634 (26 juli en 9 augustus ’12), in een artikel met de titel ‘Waarom komt heel de wereld naar hier?’, lezen we volgende samenvatting van Mark Grammens over die zaak:

‘De emo-journalistiek is dezer dagen weer in volle heftigheid losgebroken. Om de N-VA te treffen heeft men in het verleden van een overloper uit Vlaams Belang iets ontdekt dat aangewend kan worden om de opinie tegen hem en tegen zijn partij op te zetten, verwaarlozend dat de betrokkene voor deze feiten tweemaal werd vrijgesproken door een niet bij voorbaat gunstig gezind gerecht (in eerste aanleg, en in beroep). Het slachtoffer van deze maffioze perspraktijken heeft klacht ingediend, want feiten oprakelen die iemand niet heeft begaan, mag niet.
De sfeer was toevallig goed voorbereid door een dagenlange hetze rond een jonge Afghaan, een zekere Parweiz Sangari, die asiel had aangevraagd, het niet had gekregen, en tenslotte werd teruggestuurd naar zijn land. De emotie! Om de lezer gek te maken. Totdat volgens een ter plaatse gezonden medewerker van De Morgen (13.7.12) er niets bleek te kloppen van het tragische verhaal dat de Afghaan had verteld tijdens zijn verblijf in ons land. En ziet: ineens vernam men niets meer over het geval-Sangari. Geen woord van uitleg meer, geen woord van excuus voor al de dwaasheden die men verkondigd had, noch voor de excessen van wie er in getrapt was. In de Senaat beleefde Freya Piryns van Groen een emotioneel hoogtepunt (ach, zo maakt die ook nog eens iets mee ...), maar het idiootste dat men in dit soort zaken al had meegemaakt, kwam van ene Veerle Beel, die in De Standaard (9.7.12) haar reportage over de uitzetting van de Afghaan besloot met enkele slotzinnen aan het adres van Parweiz: "Is er nog iets dat je wil zeggen aan de lezers? (...) Mag ik je veel sterkte wensen in deze moeilijke uren?"
Gericht tot een oplichter. Wist men niet dat hij dat was? Maar jawel. Naar schatting 98 procent van de mensen die hier en in onze buurlanden asiel aanvragen, zijn geen asielzoekers, maar gewoon migranten, die van land willen veranderen, en om hier binnen te geraken zeggen dat ze asiel aanvragen, wel wetend dat het buitengewoon moeilijk blijkt om zogenaamde asielzoekers, als ze hier eenmaal verblijven, weer te verwijderen.’ …

‘Asiel is er niet om immigratie mogelijk te maken’

Even verder in zijn artikel herinnert Mark Grammens er ons aan dat de hele asielprocedure schaamteloos misbruikt wordt.
Citaat: ‘We hebben enkele wetten en reglementen maar een migratiebeleid kennen we niet. Daar hebben de Franstalige regeringspartijen altijd een stokje voor gestoken. De procedure die wordt voorzien voor de toepassing van het asielrecht is een kluwen waar weinigen nog hun weg in vinden. En overigens is het bijna allemaal vals spel, want het asielrecht is er voor mensen die vervolgd worden of vervolging riskeren in hun land van oorsprong, voor politieke of andere niet-kriminele feiten. Het asielidee is nooit bedoeld geweest om immigratie mogelijk te maken, maar wordt thans vrijwel uitsluitend daarvoor gebruikt.
Men zou het hele idee kunnen afschaffen, maar daarmee zou men de luttele enkelingen straffen die écht wel vervolgd worden in hun land. Die enkelen voldoen aan de voorwaarden die worden opgesomd in de Conventie van Genève die het internationale asielrecht regelt, en waar trouwens zeer vele landen hun eigen interpretatie van geven. Probeer maar eens asiel aan te vragen in China of Japan, in Rusland of Israël, of in de Arabische landen. Zelfs als asiel echt is wat ze nodig hebben, zullen Afghanen niet naar een Arabisch land of naar Rusland trekken, maar komen ze naar hier, omdat wij de reputatie hebben hen op te vangen en eventueel veel door de vingers te zien inzake zwartwerk.
Het is intriest dat een nobele idee als het asielrecht zo schaamteloos misbruikt wordt als thans. Het was destijds bedoeld voor "de helden van de demokratie", die in eigen land vervolgd werden en (meest tijdelijk) elders een veilig onderkomen zochten. Een Garïbaldi bijvoorbeeld kon daar gebruik van maken, en in de negentiende eeuw zat Brussel vol met Franse demokraten. Het asielbeleid, voor zover er een is, is thans totaal ontspoord, en zelfs uitgegroeid tot het meest zichtbare teken van het Belgische onvermogen om voor "goed bestuur" te zorgen.’

De overweldigende aandacht voor Parweiz

Terug naar Parweiz Sangari. (DM e.a. schrijven zijn voornaam met een ‘z’, Parweiz, terwijl DS eerst ook met een ‘z’, en later, zoals enkele andere media, zijn voornaam met een ‘s’, Parweis, schreef). Met de woorden van Wouter Verschelden, hoofdredacteur van De Morgen, “was de aandacht voor Parweiz zo overweldigend op sites, in kranten en op tv dat u haast een kluizenaar moet zijn om niet van Parweiz Sangari gehoord te hebben. Nooit eerder is één jongeman zo intensief gevolgd door de media tijdens een gedwongen terugkeer: van beelden uit het vliegtuig bij de uitzetting tot en met treurige poses in de straten van Kaboel, waarbij één handige fotograaf voor keiharde dollars zijn beelden verkocht aan zowat alle Vlaamse kranten, waaronder de uwe.” (DM, editoriaal, za 14.07.12)

Als voorbeeld van die overweldigende berichtgeving nemen we de berichtgeving hierover in De Standaard. We kunnen ervan uitgaan dat het bij de andere krantentitels minstens evenveel, zoniet ‘nog veel meer van hetzelfde’ was.

Wie al die details niet hoeft, kan onmiddellijk doorgaan naar het volgende hoofdstukje ‘Huppelen van de ene emo-case naar de andere?’.

- Maandag 2 juli, blz 4-5. Meer dan 1 blz. interview met Ruth Vanhoutte, die Parweiz wil adopteren, plus een kaderstuk met ‘het pleidooi van de advocate’.
- Dinsdag 3 juli, blz 10-11. ‘Uitwijzing dreigt voor nog meer Afghanen’, naast ‘Mediacampagne geen garantie op papieren’ plus ‘Artsen pleegden massal fraude met medische attesten sans-papiers’
- Donderdag 5 juli, blz 13. Een volle bladzijde interview met Kati Verstrepen, advocate van Parweiz Sangari.
- Vrijdag 6 juli, blz 11. Een kaderstuk ‘Afgaan Parweis mag worden teruggestuurd’.
- Maandag 9 juli, blz 4-5. Meer dan 1 blz interview met Parweis. Titel ‘De afscheidswoorden van Parweis Sangari – “Is het omdat ik een moslim ben?”, plus het editoriaal van Bart Sturtewagen over migratie en asielbeleid
- Dinsdag 10 juli, blz 6-7. Over ‘Gedwongen terugkeer van minderjarigen’, plus opnieuw het editoriaal van Bart Sturtewagen over de kwestie, terugkeer van niet-begeleide minderjarigen.
- Woensdag 11 juli, de volle voorpagina! ‘Parwais neemt de benen in Kaboel’. En op blz 10-11 een lange eportage over de aankomst van Parweis in Kaboel, plus een kort artikel over Maggie De Block
- Donderdag 12 juli, blz 12-13, opnieuw bijna twee volle bladzijden over Parweis: ‘Zodra ik mijn pas heb, reis ik naar België’. Met –een zekere herademing – een opiniestuk van Luc Van Doorslaer over Parweis als typevoorbeeld van onevenwichtige journalistiek. Zie hierna, ‘Huppelen van de ene emo-case naar de andere?’.
- Zaterdag 14 juli, blz 8-9-10 (op de pagina’s ‘Binnenland’ !...): artikel over 2 ½ blz ‘Brand, vader, brief: onbekend’. De reporter ter plaatse in Kaboel onderzocht de gaten in het verhaal van Parweis. Niets lijkt te kloppen. De correspondente in Afghanistan, Bette Dam, probeerde het asielverhaal van Parwais Sangari te checken. Ze vond weinig bevestiging. (Ingekorte versie van het artikel vrij consulteerbaar: ‘Asielverhaal van Parwais vindt geen bevestiging in Kaboel’ )
- Maandag 16 juli, blz 5. 1/3de blz ‘advocate blijft Parweis steunen’.

Alles samen werd minstens in 2 weken tijd over 18 bladzijden (waarvan 1 volledige voorpagina, twee editorialen en een opiniestuk) het thema Parwaiz uitgemolken.
En daarna: volledige radiostilte, geen enkele berichtgeving meer in DS over Parweiz/Parweis, en ook geen enkel excuus dat men de lezer veertien dagen lang leugens heeft voorgeschoteld in eenzijdige emo-journalistiek.

Huppelen van de ene emo-case naar de andere?

Luc Van Doorslaer, onderzoeker (Lessius Antwerpen, KULeuven) en TV-journalist publiceert in De Standaard op donderdag 12 juli ’12 een scherpe kritiek op de ‘kwestie-Parwais’, onder de titel ‘Komkommer en kwel, Vijf Geboden voor Media-Aandacht’.

De inleiding:
‘Vierendertig Afghaanse vluchtelingen zijn dit jaar al teruggereisd van België naar hun land van herkomst. Sommigen vrijwillig, anderen onder dwang. Vanuit journalistiek oogpunt moet dat vierendertig keer een bijzonder menselijk verhaal opgeleverd hebben. Humane tragedie en doorzettingsvermogen, de ene keer gekoppeld aan authentieke angst en oprechtheid, de andere keer ook aan misbruik en misleiding. Kortom, precies de journalistieke ingrediënten die (allemaal of ten dele) in de Parwais-saga aan bod zijn gekomen.
Nochtans hebben we over die eerste vierendertig gevallen van het jaar nauwelijks tot niets gehoord in onze media. Wat heeft Parwais dat zijn landgenoten niet hadden? Of is dat de verkeerde vraagstelling? En moeten we eerder schrijven: waarom doen onze media nu vele dagen lang wel wat ze in al die vorige gevallen niet deden? Het antwoord in de Vijf Geboden voor Media-Aandacht.’

En dan volgen de vijf geboden:
1. Gij zult de komkommer eren

… Ik zal hoegenaamd niet beweren dat het verhaal op zichzelf irrelevant is. Het is wel hoogst ongebruikelijk in onze moderne mediawereld dat één case over vele dagen lang wordt uitgesmeerd. Zeker als je vaststelt dat telkens dezelfde feiten herhaald worden door grotendeels dezelfde actoren.
2. Emotionaliseer en dramatiseer
Zowat elke journalist die de voorbije twintig jaar in het vak is gestapt, heeft het vanuit de Angelsaksische traditie ingelepeld gekregen: start je verhaal met een concreet en liefst aangrijpend geval. Daar is ook niks mis mee, integendeel. Er ontstaat wel een probleem als de verslaggeving uitsluitend of onevenwichtig focust op dat particuliere verhaal vol kommer en kwel. Het ruimere kader is een noodzakelijke aanvulling, en bij een deel van onze kwaliteitsmedia was het onevenwicht groot.
In vrijwel alle gevallen leidt overbeklemtoning van de emotionaliteit ook tot verwatering van journalistieke basisprincipes. Als Lieven Verstraete in Terzake na een (jammer genoeg grotendeels onverstaanbaar) telefoongesprek met Parwais concludeert dat daarmee ‘twee argumenten zijn onderuitgehaald voor zijn uitwijzing', gaat hij bijzonder kort door de journalistieke bocht. Er waren namelijk geen argumenten aan bod gekomen, enkel een emotioneel getuigenis. Vooraleer argumenten eventueel onderuitgehaald worden, is er minstens woord en wederwoord nodig.
3. Klaag de ‘onmenselijke' trekken van het beleid aan
Tegenover het hartverscheurende particuliere verhaal plaats je de abstractie en de onmenselijkheid van ‘het beleid'. In dit geval stel je: Parwais is geen precedent, maar een mens. Het helpt als je een advocaat hebt die de media goed kan bespelen en die op het juiste moment voor de camera de juiste quote declameert. Natuurlijk is Parwais een mens. Net zoals de vierendertig voor hem. Maar tegelijkertijd heb je een beleidskader en generaliseerbare principes nodig om tot rechtvaardigheid en consistentie te komen. Dat is minder sexy dan steekvlamjournalistiek, maar maatschappelijk onvermijdelijk. En je verwacht van kwaliteitsmedia dat ze ook daarop wijzen. Anders zijn ze immers geen kwaliteitsmedia. En huppelen ze van de ene emo-case naar de andere.
4. Creëer een ‘tegenstander'
Het vleesgeworden symbool van de ‘onmenselijke' tegenstander is in dit geval staatssecretaris Maggie De Block….
5. Hou een correspondent, fotograaf of cameraman in de buurt

En hij besluit:
‘Het zijn vijf geboden die niet willen oordelen over het geval-Parwais. Maar die wel een streng oordeel uitspreken over onze media. Er is een tijd geweest waarin zij zelf de do's-and-don'ts van de media het best kenden. Maar die tijd lijkt voorbij. Hoe langer hoe meer krachten en instituties in onze samenleving weten perfect hoe de media functioneren, waar ze gevoelig voor zijn, waarop ze zullen inpikken. De macht van de media wordt erkend. En dus moeten journalisten meer dan ooit uitkijken voor instrumentalisering. Zelfkritiek kan daarvoor een stevig fundament zijn. En voor wie het positief wil bekijken: het is een perfecte weg voor kwaliteitsmedia om zich opnieuw te onderscheiden.’

Excuses? Dit keer kon zelfs dat er niet af

Volgens Hilde Van den Bulck en Steve Paulussen in hun Sampol-artikel, volgt pas, ‘als de storm gaat liggen, een moment van onderzoek en reflectie, die meestal uitmondt in verontschuldigingen van de redacties en/of aanbevelingen vanuit de Raad voor de Journalistiek. Met de belofte uit de fouten lering zal trekken, probeert men de bladzijde om te draaien.’

In het geval van Parweiz kon zelfs een excuus er niet af. De Standaard beperkte zich zaterdag 14 juli tot het doorprikken van zijn verhaal in Kaboel, en verder niets. Erger bakte het Wouter Verschelden, hoofdredacteur van de Morgen, die van enig excuus niets wou weten, meer nog: het was weer allemaal de schuld van de beleidsmakers, en met scoringsgedrag van de media had dat allemaal niets te maken. Een schaamteloze goedkeuring van steekvlamjournalistiek. Dat belooft voor volgende uitschieters. Uit zijn editoriaal:

‘Nadat we berichtten dat er een kroongetuige de geloofwaardigheid van Parweiz' verhaal stevig onderuithaalde, reageerde zijn advocate. Dat het geen goede zaak is dat de media 'onderzoek voeren' en dat 'journalisten niet opgeleid zijn om dit soort werk te doen'. Op zijn minst een vreemde redenering van de advocate die eerst zoveel mogelijk de zaak van haar cliënt in de media wilde brengen.…. Afgelopen week worstelde ook deze krant met dat spanningsveld: hoe ver ga je om dit soort verhaal te brengen? Het antwoord blijft voor ons: tot in Kaboel als het moet. Om de jongeman zijn leed te tonen, maar ook zijn eventuele leugens…. Zolang onze beleidsmakers geen zinnig antwoord hebben op dat vraagstuk, zullen er Scotts en Parweizen zijn. En dat heeft niets met scoringsdrang van de media te maken, wel met vechten voor een betere samenleving. Mogelijks zijn journalisten ook daarvoor 'niet goed opgeleid', maar we proberen het wel.’ (Editoriaal, za 14.07.12)

Besluit van dit artikel

Het publiek mag dan al zogenaamd verwachten dat de media er als de kippen bij zijn als er iets gebeurt, om alle feiten en emoties onmiddellijk vanuit alle mogelijke perspectieven en tot in de kleinste details te brengen. Dat ontslaat redacties er echter niet van de nodige tijd voor reflectie te nemen. Moeten ouders op alle grillen van nukkige kinderen ingaan? Wel integendeel. Net zo moeten redacties niet alle grillen van hun lezers/kijkers volgen.
Het zal wel enige creativiteit vragen van redacties om hier een mentaliteitswijziging en een kentering in te brengen. Of moet wellicht niets meer dan het op redacties misschien ouderwets klinkende woord ‘moraliteit’ als criterium ingevoerd worden?
Tom Naegels heeft enkele mooie suggesties, zoals: een interne workshop houden met als opdracht hoe ik veertien pagina’s over een busramp kan herleiden tot twee of vier, zonder essentiële info te verliezen of harteloos over te komen. Dat gebeurt nu niet, en dus hebben we niet de media die we verdienen. We verdienen beter, maar geen enkel medium wil blijkbaar geven waar we op de lange termijn met zijn allen het meest mee gediend zijn: objectieve, correcte informatie, respect voor de privacy, en nog een rist andere kenmerken van goede journalistiek.


(*) Hilde Van den Bulck is hoogleraar communicatiewetenschappen en hoofd onderzoeksgroep Media, Policy and Culture, Universiteit Antwerpen.
Steve Paulussen is docent media en journalistiek aan de Universiteit Antwerpen en de Erasmushogeschool Brussel, en onderzoeker aan het IBBT-Universiteit Gent.

<<Oudere berichten     Nieuwere berichten>>