17 november 2011

Het Vlinderakkoord (3). Brussel wordt ook een (bijna volwaardige) Gemeenschap

Alles wat het Vlinderakkoord aan nieuwe bevoegdheden naar de Gemeenschappen overhevelt, komt in Brussel helemaal niet bij de Gemeenschappen terecht, en zelfs niet bij de Vlaamse- (VGC) en Franstalige (Cocof) Gemeenschapscommissie, maar bij de GGC, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. Alle 89 Brusselse verkozenen uit de Brussels Gewest zitten in de Raad van de GGC (= een tweede Brussels parlement) en alle Brusselse ministers en staatssecretarissen zitten in de executieve van de GGC (= een tweede Brusselse regering), en ALLEEN zij. De Vlaamse Gemeenschap in Brussel wordt dus voor alle nieuwe materies afgeschaft, en zo ook de zeggingschap van het Vlaams parlement of de Vlaamse regering hierbij ontnomen. Alle nieuw overgehevelde ‘Gemeenschapsbevoegdheden’ worden dus de facto Gewestmateries. Brussel wordt zo naast een volwaardig Gewest ook een bijna volwaardige Gemeenschap, met het behoud van dure dubbele instellingen.

In mijn artikel van 26 juni ‘11 'Het schimmig bestaan van de Gemeenschappen' ging ik uitvoerig in op het schijnbestaan van de Gemeenschappen. Kort samengevat komt het er op neer dat de Gemeenschapsbevoegdheden zoals onderwijs, cultuur en welzijn in Brussel niet de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap, en dus van het Vlaams parlement zijn, maar de Gemeenschapsmateries er de exclusieve bevoegdheid van de parlementsleden en ministers van het Brussels Gewest zijn. Gemeenschapsmateries worden in Brussel beheerd door organen die een soort ontdubbeling van het Brussels Gewest zijn, met eigen kabinetten en een eigen administratie. De Vlaamse 'Brusselminister', tevens Vlaams gemeenschapsminister van onderwijs heeft er niets te zeggen. Het Vlaams parlement mag decreten over ‘Gemeenschapsmateries’ goedkeuren, de uitvoering hiervan gaat altijd via de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC).

Gemeenschapsmateries worden in Brussel dus exclusief praktisch uitgevoerd door de Brusselse gewestministers. Wat dus bedoeld was om de 'persoonsgebonden materies' van zowel alle inwoners van Vlaanderen als de Vlamingen van Brussel samen te beheren, de Vlaamse Gemeenschap, is dus één grote farce, om niet te zeggen leugen en bedrog. Tot nu werden de Gemeenschapsmateries ten minste nog beheerd door de Vlaamse Gemeenschapscommissie, zeg maar de Vlamingen van het Brussels Gewest, maar heeft de Vlaamse Brusselminister er al niets te zeggen. De Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie bestaat uit alle leden van de Nederlandse taalgroep in het Brussels Parlement (17). Het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie bestaat uit de twee Vlaamse Ministers en de Vlaamse Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: momenteel de ministers Jean-Luc Vanraes (VLD) en Brigitte Grouwels (CD&V) en de staatssecretaris Bruno De Lille (Groen). Pascal Smet mag als Brussels lid van de Vlaamse regering de vergaderingen van het College wel bijwonen, echter alleen met raadgevende stem. In een gemeenschappelijk persbericht van 19 mei ’11 zeggen Vanraes, Grouwels en De Lille maar al te duidelijk dat de Vlaamse Gemeenschap hen niets te zeggen heeft, en zij hun Brusselse zaakjes onder elkaar regelen, zonder Vlaamse pottenkijkers: "De Vlaamse Gemeenschapscommissie krijgt middelen uit Vlaanderen maar dat betekent niet dat Vlaanderen als een schoonmoeder over de schouder van het VGC-college moet hangen om te beslissen wat er met die middelen moet gebeuren."

Als men het heeft over de Belgische overdosis aan instellingen en spreekt van 7 parlementen en 6 Regeringen, dan telt men er nog niet eens de drie Brusselse Gemeenschapscommissies bij, waarvan er één vandaag al de bevoegdheid heeft om decreten te maken en goed te keuren, de Cocof. Men zou bij België dus moeten spreken over 10 parlementen en 9 regeringen. (Eén regering minder dan er parlementen zijn, omdat er federaal één regering is, met twee parlementen: Kamer en Senaat). Die Gemeenschapscommissies zijn dan nog geldverslindende instellingen die alleen maar dienen om te verbergen dat Brussel al lang Gemeenschapsbevoegdheden heeft, zonder dat men ze zo noemt. In die Gemeenschapscommissies zitten alleen politici die verkozen zijn in het Brussels Gewestparlement of deel uitmaken van de Brusselse regering. Totaal overbodige geldverslindende instellingen: er is toch ook geen afzonderlijke commissie voor het uitoefenen van de Vlaamse Gemeenschapsbevoegdheden in eender welke stad of provincie! Alleen in Brussel, juist om te bedekken dat Brussel al lang gedeeltelijk een Gemeenschap is.

Vlinderakkoord maakt van Brussel een bijna volwaardige Gemeenschap

De nieuw over te dragen ‘Gemeenschapsbevoegdheden’ gaan helemaal niet eens meer naar de schaamlapjes VGC of Cocof, maar naar de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, de GGC. Alle 89 Brusselse verkozenen uit de Brussels Gewest zitten er in de Raad (= een tweede Brussels parlement) en alle Brusselse ministers en staatssecretarissen in de executieve (= een tweede Brusselse regering), en ALLEEN zij. Het is dus gelogen te beweren dat nieuwe zogenaamde ‘Gemeenschapsbevoegdheden’ naar de Gemeenschappen gaan, ze gaan in de feiten naar de Gewesten. Met een dure omweg van parallele parlementen, ministerraden en administraties komen we nu zo in de buurt van het voorstel van Vande Lanotte van drie Gewesten (+ de Duitse Gemeenschap) en de de facto afschaffing van de bevoegdheden van de Gemeenschappen.

Het Vlinderakkoord bepaalt expliciet dat de financieringsmiddelen van de nieuwe bevoegdheden van de Gemeenschappen zullen worden overgeheveld naar de Duitstalige Gemeenschap, de Franse Gemeenschap en de Vlaamse Gemeenschap, met uitzondering van Brussel waar ze naar de GGC zullen worden overgeheveld.
De rubriek ‘Gezondheidszorg en hulp aan personen’ begint hiermee trouwens meteen in de eerste zin: ‘De onderstaande beleidsdomeinen zullen gecommunautariseerd worden. In zoverre de bevoegdheden – voor wat personen betreft – verplichtingen of rechten op een tegemoetkoming of toelage inhouden, of in de mate dat het om bicommunautaire instellingen gaat, zal in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie de bevoegde overheid zijn.’
Verder wordt dit nog een paar maal herhaald:
- ‘De tegemoetkoming hulp aan bejaarden wordt aan de gemeenschappen overgedragen (in Brussel zal de GGC die bevoegdheid krijgen).’
- ‘Overheveling kinderbijslag, geboortepremies en adoptiepremies naar de Gemeenschappen. In Brussel is de GGC bevoegd, met uitsluiting van de twee Gemeenschappen.’
- ‘Jeugdsanctierecht. Communautarisering (GGC in Brussel) van de volgende materies... :’

Twee keer wordt zelfs direct het Brussels Gewest aangeduid als vervanger voor de Gemeenschappen, en niet eens meer de GGC:
- 'Voor de financiering en subsidiëring van de gemeentelijke sportinfrastructuur zal het Brussels Hoofdstedelijk Gewest de mogelijkheid hebben om op dezelfde manier als de Gemeenschappen op te treden.'
- 'De beroepsopleiding blijft een gemeenschapsbevoegdheid. Er wordt de wettelijke mogelijkheid voorzien voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest om programma’s voor beroepsopleidingen op te zetten in het kader van het werkgelegenheidsbeleid, waarbij rekening wordt gehouden met het specifieke karakter van Brussel.’
Dat alles wordt 'natuurlijk' al weer gebetonneerd in een bijzondere wet, met een wijziging van de bijzondere wet op de institutionele hervormingen van 8 augustus 1980.

Het Vlinderakkoord komt dus sterk overeen met de voorstellen van Vande Lanotte begin 2011. Mark Grammens over ‘Brussel’, in Journaal nr. 595, 10 febr '11: 'De toon voor de Vlaamse kapitulatie werd gezet door Vande Lanotte, wiens nota - het produkt van maanden overleg - op één punt een radikale hervorming beloofde: Brussel kwam er zeer versterkt uit, zo institutioneel als financieel. Vande Lanotte zette "de staatsstruktuur definitief op het spoor naar een federalisme met drie en ondergraaft bovendien de garanties voor de Vlamingen in Brussel. In ruil voor deze verregaande toegevingen krijgen de Vlamingen enkel wat bric-a-brac bevoegdheden" (Bart Maddens, in De Standaard, 27.1.11). Bovendien kreeg Brussel hopen (Vlaams) geld, en allerlei bijkomende taken, plus de oprichting van een grootstedelijke raad reikend tot ver over de gewestgrenzen, plus nog tweetalige kieslijsten waarop slechts Vlamingen zouden prijken die voor de Franstaligen "aanvaardbaar" zijn.…. Beseft iedereen wel voldoende dat als men Brussel tot een derde gewest uitbouwt volgens de termen van de nota-Vande Lanotte, Brussel voor Vlaanderen definitief verloren is zonder dat, en vooral vóórdat, Vlaanderen onafhankelijk wordt? In dat laatste geval, had men de politieke en taalrechten van de Brusselse Vlamingen misschien nog kunnen laten waarborgen door de Verenigde Naties, en bovendien zou daar héél veel, namelijk een volledige zelfstandigheid van Vlaanderen, tegenover staan, en bestond de kans dat een zelfstandig Vlaanderen zou wegen op Brussel. Maar hier gaat het louter en alleen om het opgeven van Brussel, in ruil voor slechts wat meer bevoegdheden voor het Vlaamse gewest, maar die liggen alles bij elkaar nog ver verwijderd van bijvoorbeeld de bevoegdheden van een Zwitsers kanton, dat ook de sociale zekerheid runt, waar in de visie van N-VA hier geen sprake van is. Zonder dat Vlaanderen de voordelen geniet van de zelfstandigheid wordt volgens dit ideetje dus reeds weggegeven wat een laatste ruil voorafgaand aan een volledige zelfstandigheid had moeten zijn. Nu echter kunnen de Franstaligen, als ze hun eigen Brussels gewest hebben, bevrijd van een Vlaamse politieke aanwezigheid, weer "demandeurs de rien" zijn, en zal Vlaanderen over geen drukmiddel meer beschikken om verdere stappen te zetten in de richting van zijn zelfbestuur.' ’ (Einde citaat)

In het Vlinderakkoord is er wel geen sprake meer van tweetalige lijsten, maar er staat wel in: 'Een ad hoc werkgroep, samengesteld uit Brusselse vertegenwoordigers van de acht bij de onderhandelingen betrokken partijen, onderzoekt de specifieke vraagstukken van het gebruik der talen in Brussel en van de tweetalige lijsten.' Dat betekent dus dat de Vlaamse partijen niet eisen dat de taalwetgeving in Brussel onverkort eindelijk gerespecteerd wordt, en niet langer dode letter blijft, maar er wel mee akkoord gaan dat 'het gebruik der talen' in Brussel moet herzien worden (wat niets anders kan betekenen dan versoepelen), en dat dit uitsluitend zal gebeuren met Brusselse vertegenwoordigers. Vlaanderen heeft dus volgens die onderhandelaars in Brussel niets meer te zeggen.

De Wever stelde al voor de kinderbijslag de facto over te dragen naar de Gewesten

De Wever stelt in zijn ‘Verslag aan Koning Albert II’ van 17 oktober ‘10 voor om in Brussel de bevoegdheid over kinderbijslag en kraamgeld toe te kennen aan de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. Dus kan Di Rupo zonder problemen in die richting verder gaan, en de bevoegdheden van de GGC nog verhogen, ‘in de geest van De Wever’…. Letterlijk in de ‘nota-De Wever’:
'Sinds de staatshervorming van 1980 zijn de Gemeenschappen bevoegd voor het gezinsbeleid, met inbegrip van alle normen van hulp en bijstand aan gezinnen en kinderen. Ter wille van de homogenisering van de bevoegdheidspakketten en om hen een bijkomend beleidsinstrument ter beschikking te stellen, zou het aangewezen zijn de kinderbijslag over te dragen aan de Gemeenschappen. Ter wille van de specifieke situatie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, kan aanvaard worden daar een gemeenschappelijk beleid van de twee Gemeenschappen te ontwikkelen, meer bepaald door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC). De Vlaamse en Franse Gemeenschapsregeringen en -parlementen zullen hun bevoegdheden inzake gezinsbijslag dus uitsluitend in respectievelijk het Vlaamse en het Waalse Gewest uitoefenen. De Duitstalige Gemeenschap kan haar bevoegdheid in deze zelf uitoefenen of deze overdragen aan de Franse Gemeenschap. De nieuwe regering zal de bevoegdheid en de middelen voor de toekenning van kinderbijslag en kraamgeld naar de Gemeenschappen en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC) overhevelen, met dien verstande dat in het Brusselse Gewest die bevoegdheid uitgeoefend wordt door de Vergadering en het College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. De Gemeenschappen krijgen volledige autonomie voor de jaarlijks toegekende middelen. In het Brussels gewest gaat deze bevoegdheid naar de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC) in wiens college de ministers van de Vlaamse en Franse Gemeenschap voortaan volwaardig stemrecht krijgen in plaats van een louter adviserende stem.'

Het Overlegcentrum van de Vlaamse Verenigingen (OVV) startte in november een informatiecampagne over de 'Akkoorden Di Rupo'. Na een dergelijke fenomenale toegeving van De Wever, heeft de OVV het natuurlijk moeilijk om hard te protesteren tegen de de facto naar de Gewesten over te dragen kinderbijslag. Uit hun tekst hierover:
‘In Brussel zijn die twee gemeenschappen buiten spel gezet. Daar zal, als dit akkoord ooit goedgekeurd wordt, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC) alles beslissen. De Gemeenschappen kunnen er zelfs geen toeslag geven. Een Vlaams kind krijgt dus een andere uitkering al naargelang in welk gewest het woont. Daardoor is elke solidariteit tussen alle Vlamingen in de kinderbijslag uitgesloten.
Deze regeling geeft de Frans- en Duitstaligen de door hen gewenste autonomie. Daarbij aanvaarden de Franstaligen blijkbaar wel verschillende kinderbijslagen voor éénzelfde kind, al naargelang dat in het Waalse of het hoofdstedelijke gewest woont. Verschillende bijslagen per kind, dat was nochtans hun grote argument tegen echte overdracht aan de gemeenschappen! Dat terzijde. Maar de Vlamingen krijgen dus geen zulke autonomie. Zij moeten aanvaarden dat ze verdeeld worden en dat de door hen gewenste solidariteit tussen alle Vlamingen onmogelijk gemaakt wordt. Vele Vlamingen
ervaren dat als een gevaarlijke strategische toegeving.
Wat denkt het Overlegcentrum van Vlaamse Verenigingen ( OVV ) daarover?In welke andere democratische, federale staat eist één bevolkingsgroep dat een andere pas autonomie krijgt, als het eerst een deel van de eigen groep en gemeenschap wil laten vallen? De onderhandelende partijen noemen de overdracht van kinderbijslag een 'communautarisering'. Dat is bedrieglijk. Het wordt de gemeenschappen immers onmogelijk gemaakt om alle kinderen van hun gemeenschap een gelijke kinderbijslag te geven!’

Zover het OVV. Daarbij is de transfert van de kinderbijslag, goed voor circa 5 miljard euro, zowel naar de Gemeenschappen als naar de Gewesten een symbooldossier. Het geld voor de kinderbijslag komt in hoofdzaak van bijdragen van werkgevers, werknemers en zelfstandigen. De uitbetaling gebeurt niet door de overheid, maar door een hele reeks kinderbijslagfondsen, die het nodige geld hiervoor krijgen van de betalingen die bij de RSZ of de RSVZ terecht komen. De invloed van eender welke overheid hierin is dus minimaal. De huidige kinderbijslag overhevelen naar de deelgebieden, is zoiets als beslissen dat de benzinestations geregionaliseerd worden. Men blijft verder tanken bij BP, Q8, enz. en diezelfde maatschappijen blijven benzine leveren. Alleen factureren ze hun leveringen globaal aan drie of vier regionale tussenadressen, die dan op hun beurt aan de afzonderlijke tankstations factureren. Dat kost alleen maar meer geld, of het betekent nog meer staatsinmenging. Is het dat wat de N-VA wil? Als de N-VA dan bovendien nog toegeeft om dat symbooldossier de facto aan de Gewesten over te dragen, dan sabotteert ze zelf heel het begrip Gemeenschap en steunt ze de Franstaligen in hun streven van Brussel een volwaardige entiteit te maken die dan samen met het Waals Gewest een Franstalige dominantie zou instellen in een zogenaamd ‘federaal’ België. Er is één troost, die overheveling zou er slechts komen na gelijktrekken van de bijslag voor zelfstandigen en loonrekkenden: ‘Vóór de overheveling wordt het verschil tussen loontrekkenden en zelfstandigen weggewerkt.’ Zal men dan eerst hogere uitkeringen voor zelfstandigen vastleggen op overheidskosten? Wie heeft daar vandaag geld voor? Of de zelfstandigen dwingen veel meer af te dragen? Die overheveling komt er dus vermoedelijk nooit, als het pas na een gelijkschakeling gebeurt.

Brussel is al een 'Région à part entière'

Men mag niet vergeten dat België bestaat uit Gewesten en Gemeenschappen, elk met zijn specifieke bevoegdheden. Grof samengevat zijn de Gewesten bevoegd voor alle grondgebonden zaken (wegen, enz..) en de Gemeenschappen voor alle persoonsgebonden zaken (onderwijs, cultuur, enz..). Brussel is in feite al een volwaardig Gewest, behalve voor enkele grondwettelijk geregelde zaken. Het Brussels Gewest moest wat bijzonderheden aanvaarden, die samenhangen met zijn hoofdstedelijke functie en met de bescherming van de Vlamingen in Brussel. Het heeft, in tegenstelling tot het Vlaams en Waals Gewest en de Gemeenschappen geen zogenaamde volledige 'constitutieve autonomie', (zie artikel hierover in Wikipedia) waarmee men volledig autonoom zaken mag regelen betreffende de verkiezing, samenstelling en werking van hun parlement, de samenstelling en werking van hun regering, enz. Met de bijzondere wet op de Brusselse instellingen is dit materie die federaal gehouden werd. Het Brussels Gewest kreeg deze bevoegdheid niet, om te verhinderen dat Brussel dit eenzijdig zou kunnen wijzigen ten nadele van de Vlaamse minderheid, terwijl dit samenhangt met de beschermingsregeling voor de Franstalige minderheid op federaal niveau. Verder heeft het Brussels Gewest exact dezelfde bevoegdheden als de andere Gewesten, en is het dus zonder meer als een volwaardig gewest te beschouwen. Wanneer de Franstalige politici eisen dat Brussel een 'Région à part entière' moet worden, bedoelen ze, veel meer dan dat het een volwaardig Gewest zou worden, dat het eveneens volle bevoegdheid krijgt over alle Gemeenschapsmateries. Met het Vlinderakkoord is een reuzenstap in die richting gezet.

Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: Région à part entière + Communauté

Het Vlinderakkoord voorziet nu in de toekenning van een bijna volledige constitutieve autonomie aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (en de Duitstalige Gemeenschap), zij het met nog enkele beperkingen. De waarborgen van de Vlaming in Brussel (zoals de pariteit in de ministerraad en de gewaarborgde vertegenwoordiging in het Brussels parlement) zouden niet onder de constitutieve autonomie van Brussel vallen. Dit blijft een federale bevoegdheid. Zoniet zou Brussel die bevoegdheid kunnen aanwenden om de beschermingsmechanismen ten voordele van de Vlaamse Brusselaars te omzeilen of af te schaffen. Maar verder kan het Brussels Gewest besturen als de andere deelgebieden van dit land. Men wijkt dus meer en meer af van het concept van een collegiaal beheer van de gemeenschappelijke hoofdstad door de twee taalgemeenschappen, en komt heel duidelijk tot een federale staat met vier zelfstandige Gewesten en het uitdoven van de Gemeenschappen.

En er komt echter nog meer! Brussels Gewest en GGC zouden gezamenlijke decreten kunnen uitvaardigen, leest men in de rubriek 'Gezamenlijke decreten' in het hoofdstuk over de overdracht van bevoegdheden: 'De mogelijkheid invoeren om de samenwerkingsprocedures tussen de entiteiten te vereenvoudigen. Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de GGC zullen deze decreten bij dubbele meerderheid “pre-Lombard” worden aangepast.' (Dat betekent dat de beschermingsmechanismen ten voordele van de Vlaamse Brusselaars gelden bij die gezamenlijke decreten).

In Le Soir van 12 oktober ’11 schrijft Veronique Lamquin over het toen net gepubliceerd Vlinderakkoord: ‘Dernier élément significatif de cette réforme : le poids renforcé de Bruxelles. Par le refinancement, certes (461 millions à l’horizon 2015). Mais, aussi et surtout, par le statut qu’indirectement, les négociateurs ont reconnu à la capitale. Bruxelles reçoit les mêmes compétences que la Wallonie et la Flandre. Surtout, pour toutes les matières communautarisées, à Bruxelles, c’est à la Commission communautaire commune qu’on les confie ; une institution gérée conjointement par les Bruxellois néerlandophones et francophones. Voilà qui écarte tout à la fois le risque de cogestion de la capitale par les deux grandes Communautés du pays, et l’obligation, pour les Bruxellois, de choisir leur camp linguistique.’

Vlaanderen zal dus niets meer te zeggen hebben in Brussel, maar het moet wel nog betalen. Bijvoorbeeld met een zogenaamde ‘correctie’ voor de "pendelaars": ‘Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zal een financiering krijgen die tegen 2015 een deel van de gemiddelde gewestelijke belasting (inclusief de nieuwe Gewestelijke dotaties) van de nettostroom pendelaars zal compenseren, en dit tot een bedrag van 44 miljoen in 2015 (13 in 2013, 28 in 2014). De twee andere Gewesten zullen dit bedrag financieren via een verdeelsleutel die gelijkwaardig is aan die van de pendelaars. Vanaf 2016 wordt die financiering nominaal constant gehouden.’

Nog over de ‘nota-De Wever’

Niet alleen stelde De Wever voor de kinderbijslag de facto te regionaliseren naar de Gewesten, hij stelde voor om zo veel mogelijk allerhande overlegorganismen op te zetten die niets anders zullen doen dan de Vlaamse bevoegdheden aan banden leggen, minstens hinderen bij het uitoefenen van die bevoegdheden: ‘Gelet op de grote interactie op velerlei bevoegdheidsdomeinen (mobiliteit, economie, werk…) worden de drie Gewesten uitgenodigd om samenwerkingsakkoorden te sluiten over zoveel mogelijk beleidsdomeinen. Gelet op de pendel van en naar het Brussels gewest en de centrale ligging, wordt in een bijzondere wet ingeschreven dat voor verkeersplannen en wegenwerken die de toegang of uitgang tot Brussel betreffen, er een verplicht voorafgaand overleg dient plaats te hebben tussen de betrokken gewesten.’

De Wever stelt dus zelf voor de Vlaamse bevoegdheden te beperken door allerhande samenwerkingsakkoorden. Di Rupo doet dus gewoon verder in de stijl van De Wever, en gaat uiteraard iets verder, zover hij de belangen van de Franstaligen kan dienen. Het waren dus niet zomaar woorden, als Magnette stelde dat de PS akkoord kon gaan met 90% van de nota De Wever.
‘Gelet op de grote interactie op velerlei bevoegheidsdomeinen..’ leest men dus bij De Wever! Is dat niet heel duidelijk toegeven dat al dat regionaliseren en federaliseren op zo’n lapje grond als België geen verstandige oplossing is: eerst rommelig splitsen, en dan nog bovenop ‘over zoveel mogelijk beleidsdomeinen’ samenwerkingsakkoorden sluiten. We krijgen zo straks een voortdurende herhaling van het spectakel in het Egmontpaleis in 2010, toen op vrijdag 19 maart '10 niet minder dan 39 excellenties uit de verschillende federale en deelstaatregeringen aan tafel zaten, voor de eerste gemeenschappelijke vergadering van alle regeringen van het land. Meer volk dan op een ministerraad van de Europese Unie met 27 lidstaten. En gelukkig waren ze er niet allemaal, want dan zouden er 56 'excellenties' aangeschoven zijn die ons land 'rijk' is, maar ons dus arm maakt.

(Het is ook niet goed begrijpbaar dat De Wever zich heeft laten vangen om een opdracht van de koning te aanvaarden als koninklijk verduidelijker, die expliciet beperkt werd tot slechts 10 dagen, en ook onbegrijpelijk waarom hij in die extreem korte tijd een dikke nota schrijft. Twee dagen voor de publicatie schreef Joëlle Milquet al een mededeling om de nota hoe dan ook meteen af te schieten, en stelde die voor aan Di Rupo. Di Rupo is daar niet op ingegaan, maar heeft wel zoals het hele Franstalig front, enkele uren na publicatie de nota namens de PS ‘inadmissible’, inbuvable’, desastreus, enz.. genoemd. De Wever had het moeten weten, en hij had veel meer tijd dan tien dagen moeten nemen, om pas na veel langer onderhandelen met een tekst te komen. Dan had hij wellicht geen voor Vlaanderen zo barslechte voorstellen gedaan?).

“Toutes les balises des francophones sont là”

Het Vlinderakkoord bevat geen vooruitgang voor meer Vlaanderen, maar de Franstaligen zien er wel al hun bakens en stoptekens in terug.
Le Soir, zaterdag 24 sept ’11:
"On a obtenu un accord vraiment très très équilibré", se réjouit Joëlle Milquet, la négociatrice CDH.
C'est un pas de géant dans la bonne direction », a commenté le président du MR Charles Michel. C'est «mission accomplie» pour les francophones et le cdH, a lancé la vice-première ministre Joëlle Milquet. Au PS, Laurette Onkelinx parle de « grande joie et de soulagement » et voit dans l'accord les prémices de « la nouvelle Belgique fédérale » que tentent de dessiner les négociateurs. Pour Ecolo, il s'agit d'un « accord équilibré qui permettra à chacun de construire l'avenir avec de justes moyens ».
Pas d'appauvrissement des Régions wallonne et bruxelloise, financement plus juste des Communautés, refinancement de Bruxelles. La présidente du CDH se félicite de l'accord intervenu cette nuit.
Un bon accord pour les francophones ?
C'était sans doute la négociation la plus difficile. L'enjeu, c'était l'existence des Wallons et des Bruxellois, la survie du fédéral. Au final, on a obtenu un accord vraiment très très équilibré. Toutes les balises que les francophones, et en particulier le CDH, s'étaient fixés, sont là. C'est inespéré. On a obtenu le non-appauvrissement des entités fédérées et un financement plus juste des Communautés, ce qui est positif pour les francophones !’

Nog Le Soir, dezelfde dag:
Giuseppe Pagano, professeur de Finances publiques à l'Université de Mons, nous a livré ses premiers commentaires.
Les francophones se réjouissent d'avoir rééquilibré en leur faveur le financement des Communautés ?
L'idée générale c'est qu'on va financer les Communautés selon leurs besoins. C'est très favorable aux francophones, bien plus que dans l'actuelle loi de financement. C'est donc très rassurant. A ce propos, autre point majeur, pour les francophones : ils ont obtenu que l'on transfère les allocations familiales, pour Bruxelles, à la Commission communautaire commune. Cela revient, en pratique, à régionaliser les allocations familiales. C'est très important. Cela évite d'ouvrir la boîte de Pandore des sous-nationalités, de la coexistence, à Bruxelles, d'un système francophone et néerlandophone, cela évite de mettre deux Communautés en concurrence directe sur le territoire de la capitale. On n'a donc évité de créer un dangereux précédent !

Weg met dat akkoord?

Tot slot nog terug even Mark Grammens, in zijn Journaal nr. 613 van 20 oktober ‘11, waarin hij ook Béatrice Delvaux citeert:
‘’Het enige positieve dat kan gezegd worden van de akkoorden die onder leiding van Di Rupo door de kleinste vier Vlaamse partijen met alle Franstalige partijen tezamen gesloten werden, is dat ze met zoveel haken en ogen aaneen hangen dat de kans dat ze onuitvoerbaar zullen blijken, zeer groot is.
Dan is B-H-V niet gesplitst maar dan nemen de faciliteiten in gerechtszaken voor de Franstaligen in B-H-V ook niet toe, zoals nu werd voorzien. Dan komt er geen nieuwe financieringswet maar hoeft men Brussel ook geen bijkomend bedrag van 500 miljoen euro toe te stoppen zonder duidelijke afspraken over de vraag waar dat geld uiteindelijk terecht zal komen. En wat de overdracht van bevoegdheden betreft: dat is prima, en het is leuk te vernemen dat we in Vlaanderen ons eigen "dierenwelzijnsbeleid" zullen kunnen voeren, maar het zou beter zijn als we door een splitsing van de sociale zekerheid ook nog ooit eens ons "mensenwelzijnsbeleid" zelf zouden mogen invullen.
Struikelt het akkoord, dan krijgt Brussel niet de nieuwe bevoegdheden die er een volwaardig derde gewest van maken, en die Béatrice Delvaux in Le Soir (12.10.11) doen jubelen: wij, Franstaligen, hebben niets opgeofferd dat we niet wilden geven, zegt ze, en we hebben het essentiële binnengehaald van wat we wilden verkrijgen, te weten: Brussel is zo goed als een gewest (quasi une Région a part entière), het krijgt genoeg geld om zijn positie te verstevigen, de zes faciliteitengemeenten zijn bijna ingelijfd (sont potentiellement bruxelloises), en de corridor Brussel-Wallonië is gewaarborgd (est garanti). Wilfried Martens zei onlangs nog (in Knack, 5.10.11) dat de definitieve afbakening van de gewesten maar plaats zou vinden nadat niet slechts de kieskring maar ook het gerechtelijk arrondissement B-H-V zou zijn gesplitst. Welnu, wat het gerechtelijk arrondissement betreft, is het tegenovergestelde gebeurd: de positie van de Franstaligen (noem het faciliteiten) wordt er versterkt.
Dus, het moge duidelijk zijn: weg met dat akkoord.’ (Einde citaat) (Artikel met de titel ‘met Di Rupo keert de PS-staat terug’).

Er valt nog veel over het Vlinderakkoord te zeggen, maar na dit deel drie stop ik. Globaal is het een akkoord waarbij de Franstaligen, de zelfverklaarde ‘demandeur de rien’, alles krijgen wat hun hartje wenst, en de Vlamingen fundamentele toegevingen gedaan hebben die het bestaan van de Gemeenschappen doet wankelen, de Franstaligen nog weer meer grendelwetten oplevert om de Vlaamse meerderheid te neutraliseren en veto’s te kunnen stellen, de aanzet geeft voor een ‘très grand Bruxelles’ van heel de vroegere provincie Brabant, de positie van Vlaanderen en van de Vlamingen in Brussel zwaar onderuit haalt, de faciliteitengemeenten quasi deel laat uitmaken van het Brussels Gewest, de Vlaamse overheid niet het laatste woord heeft over de benoeming van de burgemeesters in de zes faciliteitengemeenten, maar een algemene vergadering van de Raad van State, de verfransingsdruk in Vlaams-Brabant nog toeneemt, de Franstaligen een corridor voor hun gedroomde staat Wallonie-Bruxelles zogoed als binnen hebben, de Franstaligen een Franstalige senator mogen coöpteren in Halle-Vilvoorde (BHV gesplitst??..), de afbouw van de overfinanciering van Wallonië op basis van de financieringswet pas over tien jaar begint en bovendien de transferts in de sociale zekerheid – door sommigen op 11 miljard euro per jaar geraamd – volledig buiten schot blijven, Brussel meer geld krijgt zonder enige inspraak van de Vlaamse Gemeenschap, enz., enz. Men kan moeilijk goede zaken vinden in dat akkoord die de Gemeenschappen zouden versterken, BHV op een zuivere manier zou splitsen zonder compensaties, een eind zou maken aan de transferts, de Franstaligen eindelijk zouden aanvaarden dat niet ook Frans, maar alleen het Nederlands de bestuurstaal is in heel Vlaanderen, enz., enz… Waren er eigenlijk wel onderhandelaars bij die de belangen van de Vlamingen behartigden? Die de ‘hardwerkende Vlaming’ verdedigden tegen een nog grotere en duurdere overheid, die hem bovendien nog een neus zet?
Met de woorden van Guy Tegenbos: 'de bevoegdheidsverdeling blijft een lappendeken die nog meer staat vergt.' (DS 12 okt '11). En dat kunnen we net missen als kiespijn.

Het valt te verwachten dat in Vlaanderen een massale reactie op gang zal komen tegen het Vlinderakkoord, net als eerder tegen het Egmontpact van 1977 (artikel in Wikipedia over het Egmontpact ).

Vooraf:
Vlinderakkoord (2). Het blijft meer dan ooit: "La Belgique nous appartient"
'Het vlinderakkoord (1). Het verslag in de kranten'

Andere kritische en minder kritische stemmen over het Vlinderakkoord kan men vinden op de website van de Vlaamse Volksbeweging, op de bladzijde ‘Niet in mijn naam – Verwijzingen’

<<Oudere berichten     Nieuwere berichten>>