De pitbull bouwinspectie
Enkele jaren geleden probeerde de bouwinspectie bouwovertredingen die al tientallen jaren verjaard waren toch nog laten afbreken door de notarissen te chanteren. Vorig jaar wou ze via het Grondwettelijk Hof verkrijgen dat afbraak eeuwig kan, ook na de verjaring, en nu wil ze die afbraak ook nog kunnen eisen zonder goedkeuring van de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid. Vijf keer al moest het Grondwettelijk Hof zich tegen de onwettige zienswijze van de bouwinspectie uitspreken. Die inspectie blijft de rechtbanken misbruiken voor onzinnige procedures. Moet de minister niet aan collectief ontslag denken van de hele bouwinspectie, minstens beginnen met een zeer negatieve beoordeling en een blaam?
De bouwinspectie gaat vaker over de grenzen van zowel de geest als de letter van de wet. Ze lijkt vooral geobsedeerd door afbraak, altijd en overal, ook al slaapt ze eerst jaren alvorens uitgesproken vonnissen te laten uitvoeren. In 2005 zette ze honderden afbraakbevelen in gang om zeer oude vonnissen alsnog uit te kunnen voeren voor de vonnissen zouden verjaren, nadat ze dus tientallen jaren op de dossiers geslapen had. Carl Decaluwe (CD&V) noemde dat toen 'ordinaire pesterijen' (tijdens een bespreking in de commissie ruimtelijke ordening, 2 febr. '06).
In 2007 stelden we een schandalige chantage van de bouwinspectie aan de kaak: ze probeerde alsnog oude bouwovertredingen toch te laten uitvoeren, ook al waren ze al tientallen jaren verjaard. Bij aankoop van een woning moest de nieuwe eigenaar zich er toe verbinden het verjaarde vonnis van een vorige eigenaar alsnog uit te voeren. Om de koper zover te krijgen dat hij die verplichting op zich nam in een afzonderlijke akte, chanteerde de inspectie de notarissen. Ze dreigde met het opstellen van een PV tegen de notarissen, waarin hij ze zou beschuldigen een misdrijf te plegen, als ze die afzonderlijke akte niet opstelden. De inspecteur beschouwde zelfs de toevoeging "voorzover voormeld vonnis nog vatbaar is voor gedwongen uitvoering (dertigjarige verjaring)" in die akte als een inbreuk op de informatieplicht, die volgens art. 146 DRO kan gesanctioneerd worden met een gevangenisstraf van 8 dagen tot 5 jaar en/of met een geldboete van 26 euro tot 400.000 euro (te vermenigvuldigen met de factor 5 – ‘opdeciemen’- voor de momenteel toe te passen boete; of een maximumboete van 2 miljoen euro!).
Dat was overheidsoptreden vandaag in Vlaanderen, niet in Wit-Rusland. (Artikel 'De eeuwige jacht van de bouwinspectie', 21.11.07).
Het duurde nog tot een decreetswijziging in 2009 om aan die maffiose praktijk een einde te stellen ('Nieuw decreet RO (1): einde van de eeuwige jacht door de bouwinspectie?', 12.01.09. Zie ook 'Decreet RO: commissiegoedkeuring' 09.03.09)
Toen in 2003 eindelijk de verjaringstermijn van vijf jaar voor bouwmisdrijven was goedgekeurd (behalve helaas in zogenaamd 'kwestbare gebieden'), begon de inspectie al meteen met de interpretatie dat het 'na vijf jaar niet gedaan is'. Ze zou dan maar via de burgerlijke rechter gaan om twintig jaar lang nog de afbraak te kunnen eisen. In 2004 luidde toenmalig Vlaams parlementslid Gerald Kindermans (CD&V) de alarmklok over die inspectie in een interview in Gazet van Antwerpen, onder de titel ‘Ambtenaren hollen de verjaring van bouwmisdrijven volkomen uit.’(GvA, 8 maart '04).
In 2005 heeft men dan geprobeerd die inspectie in te tomen door de oprichting van de Hoge Raad voor het Herstelbeleid, waarbij de inspectie vooraf de toelating moest vragen om een procedure tot afbraak te beginnen, of voor hij tot amtshalve afbraak zou overgaan. Met maffiose chantage via de notarissen had de decreetgever niet gerekend, want de Hoge Raad voor het Herstelbeleid was niet bevoegd om dergelijke schandalige acties te stoppen. De Hoge Raad kon de inspecteur alleen stoppen met een ‘niet-eensluidend advies’, wanneer deze een herstelvordering wil indienen bij een rechter of voor hij zelf tot ambtshalve uitvoering overgaat, maar niet als hij van een nieuwe eigenaar eist dat deze het vonnis uitvoert.
De decreetgever maakte eindelijk, met het decreet van 27 maart 2009, duidelijk dat geen herstelmaatregel meer kon gevorderd worden als het bouwmisdrijf is verjaard. Bovendien werd de Hoge Raad voor het Herstelbeleid toen omgezet in een Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid, met meer mogelijkheden om in te grijpen in de acties van de bouwinspectie. Men zou kunnen denken dat de pitbull eindelijk aan de leiband ligt, maar het aggresieve gedrag gaat verder, bijna als in een slechte B-horrorfilm. De ridders hebben pas met veel moeite alle draken overwonnen, en denken dat de rust nu eindelijk over het land is gekomen, of onverwacht duikt een nog grotere draak op uit de onderwereld die alles wil verslinden. Zo ongeveer komt de poging van de inspectie over die ze in 2010 via de rechtbanken en bij het Grondwettelijk Hof organiseerde, om de verjaring van de herstelmaatregel niet minder dan ongrondwettelijk te laten verklaren. Noch min noch meer. Waar de decreetgever eindelijk in 2009 duidelijk had gemaakt dat geen herstelmaatregel meer kon gevorderd worden als het bouwmisdrijf is verjaard, probeert de inspectie die duidelijke bedoeling te ondergraven, om te bereiken dat de herstelmaatregel opnieuw 'ten eeuwigen dage' mag gevorderd worden en afbraak nog ten eeuwigen dage mag ingezet worden.
Verschillende prejudiciële vragen voor het Grondwettelijk Hof
Een arrest bespraken we uitvoerig in het artikel 'Verjaard is verjaard',(03.08.10) naar aanleiding van de prejudiciële vragen (= vragen van een rechtbank in het kader van een lopend proces) van het Hof van Beroep in Gent, beslist bij hun arrest van 27 november 2009, leidend tot arrest nr. 94/2010 van 29 juli 2010
Daarna werden nog drie keer prejudiciële vragen hieromtrent voorgelegd aan het Grondwettelijk Hof:
- door de rechtbank van eerste aanleg te Kortrijk, bij zijn vonnis van 22 juni 2010, leidend tot arrest nr. 113/2010 van 14 oktober 2010
- door zowel de rechtbank van eerste aanleg te Kortrijk, bij zijn vonnis van 5 januari 2010, als door het Hof van Beroep te Gent, bij zijn arrest van 26 februari 2010, leidend tot Arrest nr. 2/2011 van 13 januari 2011
- nogmaals door de Rechtbank van eerste aanleg te Kortrijk, bij zijn vonnis van 8 juni 2010, leidend tot arrest nr. 22/2011 van 3 februari 2011
Telkens kreeg de inspectie nul op het request, zoals we het in de titel toen meldden 'Verjaard is verjaard'.
Nieuw argument: zogezegd geen advies nodig bij burgelijke procedure
De bouwinspectie vindt telkens weer iets anders om decreten niet toe te passen. Nu heeft zij weer een nieuw argument gevonden: als zij niet naar de strafrechter maar naar de burgerlijke rechter stapt om de afbraak te vragen, heeft zij volgens haar interpretatie geen toelating nodig van de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid. U moet weten dat in ongeveer de helft van de gevallen waarin zij de voorafgaandelijke toelating moet vragen, zij deze niet krijgt om te procederen en de afbraak te eisen. (Toelating heet in het jargon van de Hoge Raad een 'eensluidend advies', een weigering heet een 'niet-eensluidend advies'). Als een oude zaak bij de rechter nog niet afgesloten is en ingeleid werd vóór de verplichting vooraf het advies van de Hoge Raad in te winnen, mag de rechter alsnog eerst het advies van de Hoge Raad inwinnen. Rechters deden dat in 248 gevallen tussen 1/1/2006 en 31/08/2009 met als gevolg dat slechts in 33 % van de gevallen er een gunstig advies kwam om door te gaan. In die periode gaf de Hoge Raad 2.730 adviezen, en slechts in 46% van de gevallen was dat 'eensluidend'. (Recentere cijfers helaas niet beschikbaar). Heel dat gedoe met die eensluidende adviezen lijkt hem dus zo te irriteren dat hij, toch minstens in een zaak voor de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, geargumenteerd heeft dat hij geen toelating nodig heeft van de Hoger Raad bij een burgerlijke procedure, maar alleen bij een procedure voor de strafrechter. Dat kan men afleiden uit een prejudiciële vraag van die rechtbank aan het Grondwettelijk Hof, besloten bij vonnis van 19 april 2010, en dat leidde tot arrest nr. 52/2011 van 6 april 2011
De rechter in Antwerpen vond dit waarschijnlijk maar een bizarre argumentatie, maar was blijkbaar niet zeker genoeg of hij die op eigen houtje kon van tafel vegen. Echter, dacht die rechter, als de inspecteur gelijk heeft met zijn interpretatie van die decreettekst, dan schendt die decreettekst wellicht de grondwet en het EVRM: het zou toch discriminatie zijn als in het ene geval wel, en in het ander geval geen advies nodig was.
Daarom nam hij de veilige weg, en stelde hij volgende prejudiciële vraag aan het Grondwettelijk Hof:
- « Schenden artikel 149, § 1, en 151 van het decreet van 18 mei 1999 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening de artikelen 10 en 11 van de gecoördineerde Grondwet en artikel 6 E.V.R.M. in zoverre ze zodanig geïnterpreteerd worden dat voor het bevelen van een herstelmaatregel een voorafgaand eensluidend advies van de Hoge Raad voor Herstelbeleid niet vereist is voor de ingestelde herstelvordering bij de burgerlijke rechter en wel voor de strafrechter ? »
(Er was nog een tweede vraag, maar daar gaan we hier niet op in. Die werd volgens het Hof wat overbodig na zijn antwoord op de eerste vraag.)
Volgens de inspecteur, overgenomen door de rechter in zijn prejudiciële vraag, zou dus alleen het advies nodig zijn voor de strafrechter (art. 149 § 1), niet voor de burgerlijke rechter (want niet expliciet vermeld in art. 151).
Art. 149. § 1 bepaalt dat naast de straf de rechtbank ook kan bevelen de plaats in de oorspronkelijke toestand te herstellen of het strijdige gebruik te staken, en/of bouw- of aanpassingswerken uit te voeren en/of een geldsom te betalen gelijk aan de meerwaarde die het goed door het misdrijf heeft verkregen. Hiervoor is voorafgaand een eensluidend advies van de Hoge Raad voor het Herstelbeleid vereist.
Art. 151 bepaalt dat de stedenbouwkundige inspecteur en het college van burgemeester en schepenen ook voor de rechtbank van eerste aanleg, zetelend in burgerlijke aangelegenheden, de herstelmaatregelen kunnen vorderen zoals omschreven in artikel 149, § 1. De bepalingen van artikel 149, § 1, tweede lid, §§ 3, 4 en 5 en artikel 150 zijn hierop van toepassing.
De zaak
Het gaat in Antwerpen om een proces van de inspectie tegen de nv VERO, eigenares van een onroerend goed dat volgens het gewestplan gedeeltelijk in natuurgebied en gedeeltelijk in agrarisch gebied ligt. Na een brand in de woning werden herstellingswerken uitgevoerd, maar er werd proces-verbaal opgesteld wegens een bouwovertreding. Het beroep van de nv VERO tegen de weigering van het college van burgemeester en schepenen om een regularisatievergunning te verlenen, werd door de minister bevoegd voor ruimtelijke ordening verworpen. Het beroep tot vernietiging van die laatste beslissing werd door de Raad van State afgewezen. De stedenbouwkundig inspecteur heeft bij dagvaarding van 6 juni 2008 voor de Rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen een herstelvordering ingesteld die strekt tot het slopen van de woning. De nv VERO vraagt dat de vordering niet toelaatbaar, of minstens ongegrond zou worden verklaard.
De inspecteur moet vermoedelijk tijdens de procedure in Antwerpen van de advocaat van VERO te horen gekregen hebben dat zijn vordering tot afbraak onwettig is, gezien hij geen voorafgaande toelating gekregen had van de Hoge Raad om afbraak te vorderen. Indien het voor de stedenbouwkundig inspecteur niet is vereist om een eensluidend advies van de Hoge Raad voor het Herstelbeleid te verkrijgen alvorens zijn herstelvordering in te stellen bij de burgerlijke rechter, terwijl dat wel is vereist voor de strafrechter, dan is dat onderscheid naar de mening van VERO willekeurig. En dus vroeg de Antwerpse rechter raad bij het Grondwettelijk Hof. Dat had niet veel bladzijden nodig om op 6 april '11 te besluiten dat de argumenten van de inspecteur geen steek hielden en een ongrondwettelijke interpretatie van het decreet waren:
"B.5. Uit het antwoord op de eerste prejudiciële vraag volgt dat de verwijzende rechter niet de ongrondwettige interpretatie van de in het geding zijnde bepalingen kan handhaven volgens welke de publieke herstelvordering bij hem zou kunnen worden ingeleid zonder voorafgaand eensluidend advies van de Hoge Raad voor het Herstelbeleid, sinds 1 september 2009 de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid."
Vlaamse Regering versus Vlaamse Regering..
Het Grondwettelijk Hof moet zich dus bezig houden met een inspectie die er ongrondwettelijke interpretaties van decreten op nahoudt. En dan gaat het hier nog om een zaak, waarbij de rechter voor alle veiligheid het Grondwettelijk Hof ingeschakeld heeft. Hoeveel zaken laten andere burgerlijke rechters eventueel wel doorgaan zonder toelating van de Hoge Raad? Interessante stof genoeg voor een parlementaire vraag. De inspectie gaat vrolijk voor een burgerlijke rechtbank beweren dat de Hoger Raad de pot op kan, terwijl de afgevaardigde van de Vlaamse regering bij het Grondwettelijk Hof verklaart dat zowel bij toepassing van het oude artikel 151 van het decreet van 18 mei 1999 als van de nieuwe versie van 27 maart 2009 een voorafgaand eensluidend advies van de Hoge Raad voor het Herstelbeleid verplicht is wanneer de herstelvordering wordt ingeleid voor de burgerlijke rechter. Kan het nog absurder en grotesker: enerzijds 'de Vlaamse regering' (de inspecteur) die voor de rechtbank stelt dat de herstelvordering zonder advies kan behandeld worden voor de burgerlijke rechter, terwijl 'de Vlaamse regering' (de advocaat voor de Vlaamse regering bij de behandeling voor het Grondwettelijk hof) voor het Grondwettelijk Hof het omgekeerde stelt.
Inspectie sanctioneren
Toenmalig Vlaams parlementslid Patrick Lachaert VLD) meende te kunnen vaststellen dat "telkens er een decretaal initiatief op komst is, de stedenbouwkundige inspecteur blijkbaar zijn uitvoeringen versnelt. Dat is voor hem blijkbaar een stimulans om zaken die hij vroeger niet heeft uitgevoerd, te gaan uitvoeren". (Commissie RO, 2 febr '06) Een paar maand later stelt hij zelfs de vraag aan de minister of men de functie van stedenbouwkundig inspecteur niet volledig moet stopzetten: "Het kan ook niet zijn dat men op een buitenissige manier misbruik maakt van de uitvoeringswijze, bijvoorbeeld dat men alle onroerende goederen van iemand in beslag neemt voor een beperkte som. Dat heet rechtsmisbruik in het Gerechtelijk Wetboek. Dan moet de beslagene zich voor de beslagrechter voorzien om zijn recht te halen. Dat recht wordt dan wel gehaald door de beslagene, maar dat proces kon worden vermeden. Dit alles stoort me in de mate dat er een nood is aan het stopzetten van de functie van stedenbouwkundige inspecteur. Dat is misschien een boude uitspraak. Er moet een andere instantie komen op zeer korte tijd die op een objectieve en rechtstreekse en rechtszekere manier de functie van stedenbouwkundige inspecteur overneemt". (Commissievergadering, C268 – LEE41 – 1 juni 2006 )
Een andere instantie die de functie van de inspectie overnam kwam er niet. Wel werd eerst een Hoge Raad voor het Herstelbeleid opgezet om de inspectie in te tomen, en in 2009 werd deze omgezet in een Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid, met meer bevoegdheden, om de inspectie nog beter aan de leiband te krijgen. Maar ook dat lijkt onvoldoende, want nu gaat die inspectie het Grondwettelijk Hof inschakelen om haar gelijk te halen.
Vorig jaar schreven we in verband met die procedures bij het Grondwettelijk Hof:
Welke minister van Ruimtelijke Ordening zal eindelijk dat loslopend projectiel, genaamd stedenbouwkundige inspectie, onder controle krijgen? Kan de huidige minister garanderen dat deze actie nu eindelijk de laatste poging van die inspectie was om door het Vlaams parlement goedgekeurde decreten te ondergaven? Indien niet, moet hij niet eens ernstig collectief ontslag overwegen? Bijvoorbeeld voor herhaalde jarenlange insubordinatie aan de decreetgever, culminerend in een procedure voor niemand minder dan de Grondwettelijke rechters om een decreet ongrondwettig te laten verklaren?
Onder controle lijkt die inspectie dus nog steeds niet. Moet de minister niet beginnen, voorafgaand aan collectief ontslag van de hele bouwinspectie, met een zeer negatieve beoordeling en een blaam?
0 Comments:
Een reactie posten
<< Home