Onverantwoord bestuur bij Ruimtelijke ordening
Waterzieke gronden worden nog steeds vrijgegeven als bouwgronden in diverse ruimtelijke plannen, stelt onderzoek van de Bond Beter Leefmilieu vast. De Vlaamse overheid blijkt geen haar beter te zijn dan de eerdere nationale overheid die de gewestplannen in de jaren '70 vastlegde. Ze blijft even onverantwoord bezig.
In een eerder artikel schreven we reeds over de misvattingen rond de watertoets. (Artikel 10.01.11 'Nonsens over de watertoets'). Doel van de watertoets is niet te verbieden om te bouwen in overstromingsgevoelig gebied, maar uitsluitend om mogelijke schadelijke effecten van menselijke activiteiten op het watersysteem te beperken. Om waterzieke gronden - met gevaar van ondergelopen kelders en natte woonverdiepingen - niet meer de bestemming bouwgrond te geven, heeft men geen watertoets nodig. Een deel van de waterellende vandaag ligt bij de gewestplannen die waterzieke grond als woonzone inkleurden en de overheden die dit niet planologisch corrigeerden, omdat ze anders planschade zouden moeten betalen. En daar blijkt de Vlaamse overheid geen haar beter te zijn dan de eerdere nationale overheid die de gewestplannen in de jaren '70 vastlegde. De Vlaamse overheid blijft tot vandaag waterzieke grond aanduiden als bouwzone, voor hele verkavelingen, en schuift bewust de gegarandeerd te verwachten problemen door naar de gemeenten en de eigenaars van individuele kavels. Dat blijkt uit onderzoek van Natuurpunt en Bond Beter Leefmilieu, dat ze op 25 januari '11 presenteerden in de gezamenlijke commissies Leefmilieu/Ruimtelijke ordening en Openbare werken/Infrastructuur van het Vlaamse Parlement. Dat gebeurde in het kader van het onderzoek van die commissies naar wat de overheid beter kan doen om wateroverlast in de toekomst te vermijden.
Hier enkele van de meest markante vaststellingen uit het rapport, waaruit blijkt dat de Vlaamse overheid als een onverantwoord bestuur moet aangeklaagd worden:
- In het RUP grootstedelijk gebied Antwerpen (goedgekeurd 19 juni 2009) worden vijftien nieuwe woongebieden voorzien, waarvan er volgens het MER (milieueffect rapportage) bij twaalf woonzones sprake is van een waterbeheersingsproblematiek, ofwel in het woongebied zelf, ofwel stroomafwaarts van het te ontwikkelen gebied. In totaal gaat het bij deze twaalf gebieden om een oppervlakte van 102 hectare nieuwe woonzones, voornamelijk gelegen in de rand- en buurgemeenten van de stad Antwerpen. Volgens de planning kunnen in al deze gebieden samen 2.700 woningen worden opgetrokken. Het gaat dus om een aanzienlijke oppervlakte aan bijkomende verharding. De bevindingen uit het wateronderzoek van het MER werken niet door in de wettelijke, bindende stedenbouwkundige voorschriften of in het grafisch plan van het RUP.
Een voorbeeld hiervan is het gebied “Kwade Gat”, een nieuwe woonzone van 6 ha, voorzien voor 250 woningen, gelegen langs de Herentalsebaan in Wommelgem. Volgens het wateronderzoek in het MER is de overstromingsgevoeligheid van dit gebied een belangrijk aandachtspunt en zijn maatregelen inzake infiltratie en vertraagde afvoer noodzakelijk op niveau van het gehele gebied. Daarnaast wordt in het wateronderzoek aanbevolen om de bestaande smalle gracht in het zuidelijk deel op te waarderen tot een volwaardige buffergracht en om een bijkomende buffergracht te voorzien centraal in het gebied. Deze buffergrachten worden echter niet ingekleurd op het grafisch plan, dat wettelijk bindend is. Daardoor zullen deze buffergrachten bij de ontwikkeling van het gebied ook moeilijk af te dwingen zijn door het gemeentelijk niveau, op het moment dat bouwvergunningen worden aangevraagd. Naast het grafisch plan zijn ook de stedenbouwkundige voorschriften van het plan wettelijk bindend voor de burger. Ook in deze bouwvoorschriften voor de woonzone wordt inzake waterbeheer niets verplicht opgelegd. Er is enkel vastgelegd dat de maatregelen voor het voorkomen van wateroverlast ‘toegelaten’ zijn, maar ze worden niet verplicht opgelegd. Nochtans zijn ze volgens de watertoets op planniveau (MER) wel noodzakelijk voor de waterhuishouding. Verder stellen de bouwvoorschriften: “De concrete invulling van de buffercapaciteit zal bij de vergunningverlening in overweging kunnen worden genomen”. Dat is niet alleen heel vrijblijvend geformuleerd, de Vlaamse overheid schuift de verantwoordelijkheid ook volledig af naar het gemeentebestuur, dat de bouwaanvragen voor dit gebied zal moeten beoordelen. Doordat de noodzakelijke buffergrachten niet zijn ingekleurd op het grafisch plan van het RUP en doordat noodzakelijke maatregelen inzake infiltratie, vertraagde afvoer of buffering niet als een verplichting werden opgelegd in de bouwvoorschriften, staat de gemeente als vergunningverlenende overheid erg zwak. De kans is daardoor groot dat de gemeente dit soort waterbeheersende maatregelen maar moeilijk zal kunnen of willen afdwingen bij het aanvragen van een bouwvergunning.
Een gelijkaardig voorbeeld is het nieuwe woongebied Zeven Huysen in Lint, gelegen langs de Zevenhuizenstraat. Het heeft een oppervlakte van 8 ha, er kunnen volgens de plannen 200 woningen komen. De MER wijst op de overstromingsproblematiek stroomafwaarts van het gebied. Gelet op de realisatie van een groot aantal woningen, is het voorzien van infiltratie- en buffermogelijkheden op niveau van het gehele gebied aangewezen. Door een buffergracht te voorzien, centraal in het deelgebied, wordt een vertraagde afvoer gecreëerd. Daarnaast kan volgens de MER best een bufferbekken worden gerealiseerd, aansluitend met het overstromingsgebied ten oosten van deze zone. Ook in dit deelplan van het RUP wordt noch de buffergracht, noch het bufferbekken ingekleurd op het grafisch plan. In de stedenbouwkundige voorschriften worden werken voor waterbeheersing toegelaten, maar niet verplicht opgelegd. De buffercapaciteit zal ingevuld moeten worden bij het afleveren van bouwvergunningen.
Hetzelfde verhaal doet zich in dit RUP eveneens voor in de nieuwe woongebieden Groot Hoofsveld (Hove, 6 ha, 150 woningen), Hofke Moons (Wommelgem, 0,7 ha, 18 woningen), Groeningen (Kontich, 25 ha, 625 woningen, geschorst Raad van State), Lindelei (Aartselaar, 8 ha, 200 woningen), Koeisteerthof (Mortsel, 2,5 ha, 63 woningen), Broekbosstraat (Kontich, 3,5 ha, 88 woningen), Duffelshoek (Kontich, 4,3 ha, 108 woningen) en Boskouter (Zwijndrecht, 18 ha, 450 woningen). Ook voor deze nieuwe woongebieden wordt in het wateronderzoek gewezen op de overstromingsgevoeligheid, van de nieuwe woonzone zelf of van stroomafwaarts gelegen woonzones. In het waterluik van het MER worden per woongebied diverse randvoorwaarden opgelijst voor de realisatie ervan, zoals het voorzien in buffergrachten, vertraagde afvoer, bijkomende infiltratiemogelijkheden,… Maar ook voor deze woongebieden worden dergelijke maatregelen nooit hard, juridisch vastgelegd in het grafisch plan of in de stedenbouwkundige voorschriften. Zoals bij het hoger genoemde voorbeeld is enkel de mogelijkheid opgenomen om waterbeheersende werken uit te voeren. De verantwoordelijkheid wordt steeds doorgeschoven naar het gemeentelijk niveau, in het kader van de bouwvergunning.
- RUP regionaal stedelijk gebied Roeselare. Het woongebied Maria’s Linde (17 ha, gelegen aan Maria’s Lindestraat te Roeselare) is effectief overstromingsgevoelig. Ontwikkeling is enkel te verantwoorden mits een bredere buffering in de Babillebeek, die loopt tussen de nieuwe woonzone en het naastliggende bedrijventerrein. Deze buffering is niet verordendend vastgelegd in de stedenbouwkundige voorschriften, maar enkel als mogelijkheid voorzien in de voorschriften.
- Voor de RUP’s regionaal stedelijk gebied Mechelen en Brugge zijn de stedenbouwkundige voorschriften iets concreter, maar ook hier worden de noodzakelijke maatregelen niet ingekleurd op het grafisch plan en wordt de verantwoordelijk voor de inrichting doorgeschoven naar de vergunningverlener (gemeente). Idem voor woongebieden Varsenare Noord (Jabbeke), Julien Salens (Assebroek), Stakendijke (Sijsele) en Leliestraat (Zedelgem).
- In het RUP grootstedelijk gebied Gent is gebied Hoog-Latem in Sint-Martens-Latem effectief overstroomd in het verleden. Daar mag verder bebouwd worden, mits technische maatregelen en fasering. Voor dit gebied werd de noodzakelijke ruimte voor waterbeheersing echter wel ingetekend op het grafisch plan. Waarom kan dat in Sint-Martens-Latem, en ergens anders niet?
Een onverantwoorde overheid
Maatregelen tegen wateroverlast in ruimtelijke uitvoeringsplannen worden dus meestal nog steeds enkel opgenomen als een mogelijkheid, maar niet als een juridisch dwingende verplichting. Hierdoor staat het gemeentelijk niveau, dat uiteindelijk de bouwaanvragen moet beoordelen, juridisch in een zwakke positie. En als er dan later wateroverlast is, dan moeten de verzekeringen maar betalen, niet de overheid.
Ook zijn er nog altijd veel natuurlijke overstromingsgebieden op de gewestplannen aangeduid als woon- of bedrijvenzone, maar nog niet bebouwd. Alleen al het Demerbekken bevat meer dan 1800 van die gebieden. BBL vraagt de overheid deze gebieden effectief als overstromingsgebied in te kleuren op de ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP).
Als het Vlaams Parlement nu ernstig wil onderzoeken wat de overheid beter kan doen om wateroverlast in de toekomst te vermijden, dan moet dat toch een minimumbesluit zijn: alle overstromingsgebied dat aangeduid is als woon- of bedrijvenzone planologisch omzetten in overstromingsgebied, met betaling van planschade. Zoniet moet men de Vlaamse overheid een onverantwoordelijk bestuur noemen.
'Nota Vlaams Parlement Vlaamse ruimtelijke plannen en waterbeheer' van BBL (onderaan de bladzijde)
0 Comments:
Een reactie posten
<< Home