Nonsens over de watertoets
Velen blijven de kwakkel herhalen dat een strenge en verplichte watertoets het onderwater lopen van huizen kan tegengaan. De watertoets dient daar niet toe. Zelfs een 'bindende' watertoets kan niet verhinderen dat woningen in gebieden met overstromingsrisico worden gebouwd. Dat kan alleen door een faire overheid.
Het Vlaams Parlement gaat nu onderzoeken wat de overheid beter kan doen om wateroverlast in de toekomst te vermijden. De Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed en deze voor Mobiliteit en Openbare Werken gaan daarover samen een reeks zittingen houden. Bedoeling is om tegen eind februari '11 aanbevelingen te formuleren waarmee de Vlaamse regering aan de slag kan. Een eerste bijeenkomst gaat door op donderdag 13 januari '11, met een hoorzitting over de problematiek van waterbeheer en wateroverlast, met vertegenwoordigers van de Coördinatiecommissie Integraal Waterbeleid en de coördinatoren van het Dender- en Netebekken. Een gelegenheid om de jarenlange kwakkels over de watertoets de wereld uit te helpen. En dat zijn er nogal wat, zoals volgende recente voorbeelden aantonen:
- In een interview met Wim van Gils van Natuurpunt in De Standaard van 15 nov '10 stelt de interviewer: "De Vlaamse overheid voerde de watertoets in waardoor het onmogelijk is om in gebieden met overstromingsgevaar te bouwen." Daarop antwoordt van Gils: "De watertoets is slechts een advies over de bouwvergunning. In de realiteit zie je dat gemeentebesturen die de uiteindelijke bouwvergunning moeten afleveren, toch vaak het private belang laten primeren onder het motto: het zal wel niet zo erg zijn."
- Hermes Sanctorum (Groen): "De regelgeving is op dit ogenblik nog niet optimaal. De watertoets, die de voorbije dagen meermaals is aangehaald, blijkt nog te vrijblijvend. Er worden nog steeds huizen in overstromingsgevoelige gebieden gebouwd. De watertoets moet dan ook zwaarder doorwegen en bindend worden." (Tijdens de plenaire vergadering nr. 10 (2010-2011) van 17 november 2010 van het Vlaams parlement).
- Uit een enquête in de bouwsector zou moeten blijken dat de bouwheren nog niet echt begaan zijn met de watertoets. Ze liggen wel wakker van de wateroverlast, maar om daadwerkelijk iets aan het waterprobleem te doen, kijken bouwheren naar anderen. Dat is gebleken uit een rondvraag die het marketingbureau Essencia (niet te verwarren met Essenscia van de chemiesector) deed in oktober en november.... Amper tien procent van de bouwheren zegt geregeld met de watertoets te maken te hebben, tegen nagenoeg alle architecten en studiebureaus. De helft van de bouwheren noemt een grondige waterstudie ‘onbelangrijk'. De watertoets is een onderdeel van de bouwaanvraag. In dat dossier moet een bouwheer aangeven hoe hij met het regenwater zal omgaan. (De Standaard, 26 nov '10)
- De Bond Beter Leefmilieu zegt in een persbericht (18/11/2010 'Recente foute beslissingen vergroten schade overstromingen in Geraardsbergen') dat de watertoets niet werkt. "De watertoets blijkt allesbehalve waterdicht, nog steeds blijft het mogelijk om bouw- en verkavelingsvergunningen af te leveren in overstromingszones. Al te vaak nog blijken eigendomsbelangen de bovenhand te halen op het gezond verstand. Zelfs het indijken van overstrominsgebieden blijft ondanks de watertoets mogelijk."
Allemaal verkeerde informatie
De watertoets heeft daar allemaal niets mee te maken. Ze is niet bedoeld om te verbieden nog in gebieden met overstromingsgevaar te bouwen, ze is geen onderdeel van de bouwaanvraag waarbij de bouwheer moet aangeven hoe hij met het regenwater zal omgaan. Zelfs met een perfect toegepaste watertoets kan men nog altijd de meeste bouwvergunningen niet weigeren in overstromingszones. De kwakel gaat reeds mee sinds het invoeren van de watertoets in 2003, door foutieve informatie van de opeenvolgende leefmilieuministers Vera Dua en Ludo Sannen. Die deden hard hun best om de mensen wijs te maken dat er dankzij de invoering van 'hun' watertoets niet meer zou gebouwd mogen worden in gebieden met overstromingsgevaar of wateroverlast. Een van de krantenkoppen op de voorpagina van De Standaard op 24 november 2003: 'Bouwstop op grond met wateroverlast'. Uit het artikel: "Vanaf vandaag mag er niet meer gebouwd worden op gronden die vaak te kampen hebben met wateroverlast. Minister van Leefmilieu Ludo Sannen (Groen!) voert de "watertoets'' in, waardoor een bouwvergunning geweigerd kan worden als het overstromingsrisico te groot is." Sannen zegt in het artikel: "We willen de mensen beschermen tegen overstromingsgevaar. Dat is ons enige doel. De watertoets moet ervoor zorgen dat mensen geen dure woning kopen op een plaats waar ze bijna zeker ooit wateroverlast zullen krijgen. Het kan niet langer dat promotoren probleemloos woningen verkopen, terwijl de bewoners en de overheid later moeten opdraaien voor de kosten van de overstromingen. Niemand is ermee gediend zijn droomwoning op te trekken op een plaats waar bij de eerstvolgende stortbui bijna zeker de meubels buitendrijven." Sannen kletst dus uit zijn nek: de watertoets heeft niets te maken met het al of niet verlenen van een vergunning om een huis te bouwen in gebieden met overstromingsrisico. DS bericht verkeerd: er bestaat - tot vandaag trouwens - geen bouwstop op grond in woongebied met risico van wateroverlast, en al zeker helemaal niet 'dankzij' de watertoets.
En die kwakkel, leugen, misleiding, spookt dus tot vandaag rond, zoals uit recente citaten hiervoor blijkt. Zelfs op de door de Vlaamse overheid opgezette website over de watertoets kan men bij de 'veel gestelde vragen' lezen dat er in principe niet meer mag gebouwd worden in overstromingsgevoelige gebieden. Hetzelfde leugenverhaaltje dus als van Dua en Sannen zeven jaar geleden. Terwijl die watertoets helemaal niet bedoeld is om bouwvergunningen te weigeren, zelfs niet in overstromingsgevoelige verkavelingen.
Waarvoor dient de watertoets dan wel?
Doel van de watertoets is uitsluitend mogelijke schadelijke effecten van menselijke activiteiten op het watersysteem te beperken. Alleen als die activiteit een te groot schadelijk effect zou hebben op het watersysteem, en alleen dan, kan een negatieve watertoets leiden tot de weigering van een vergunning. Daarom werd de watertoets niet ingevoerd in het kader van de wetgeving op de ruimtelijke ordening, maar ingevoerd met het decreet van 18 juli 2003 betreffende het algemeen waterbeleid (B.S. 14.11.2003). De invoering van de watertoets, en heel dit decreet over het waterbeleid, hangt samen met de Europese Kaderrichtlijn Water. Die vraagt tegen 2015 voor alle waterlopen en het grondwater een goede watertoestand te bereiken. De Europese Richtlijn heeft dus niets te maken met wateroverlast in verkavelingen. En daarom is de watertoets niet bedoeld om het risico van het onderlopen van kelders te beperken, of zelfs maar te evalueren, maar om de invloed van activiteiten op het watersysteem te beoordelen.
Artikel 8 § 1 van dat decreet begint als volgt:
"De overheid die over een vergunning, een plan of programma moet beslissen, draagt er zorg voor, door het weigeren van de vergunning of door goedkeuring te weigeren aan het plan of programma dan wel door het opleggen van gepaste voorwaarden of aanpassingen aan het plan of programma, dat geen schadelijk effect ontstaat of zoveel mogelijk wordt beperkt en, indien dit niet mogelijk is, dat het schadelijk effect wordt hersteld of, in de gevallen van de vermindering van de infiltratie van hemelwater of de vermindering van ruimte voor het watersysteem, gecompenseerd..."
Dat 'zorg dragen ervoor dat geen schadelijk effect ontstaat voor het watersysteem', of zoveel mogelijk beperkt wordt, gebeurt met behulp van een watertoets. Het woord 'watertoets' komt overgewaaid uit Nederland, waar de watertoets echter anders wordt toegepast. Watertoets in Nederland betekent: 'het proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het instrument waarmee in overleg tussen waterbeheerders en voor de ruimtelijke plannen verantwoordelijke derden uiteenlopende wateraspecten (watertekort, wateroverlast, waterkwaliteit en veiligheid en bodemdaling) vroegtijdig en op een goede manier kunnen worden ingebracht in ruimtelijke plannen'. Het gaat er dus helemaal niet om verkavelings- of individuele bouwvergunningen. De Nederlandse watertoets heeft als doel de negatieve effecten van plannen en besluiten op de waterhuishouding te voorkomen en mogelijke kansen voor het watersysteem te benutten. Bij de Nederlandse watertoets gaat het er om het water van meet af aan mee te nemen in de besluitvorming over ruimtelijke plannen, door overleg met de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium. Op 17 juli 2003 is de tekst van het 'Besluit tot wijziging van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening' gepubliceerd in het Nederlandse Staatsblad, waarmee hun watertoets wettelijk verankerd werd.
Vlaamse watertoets
Dit is dus iets anders dan de Vlaamse watertoets, die oorspronkelijk zelfs alleen van toepassing zou zijn op vergunningen, waar ze in Nederland dus helemaal niets mee te maken heeft. Alleen dankzij het advies van de SERV werd de Vlaamse watertoets ook uitgebreid tot alle overheidsplannen en -programma's. Volgens de interpretatie van de administratie moet er een watertoets gebeuren bij een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) of een bijzonder plan van aanleg (BPA), maar niet in daaraan voorafgegaande ruimtelijk structuurplannen. Waar Nederland dus zo vroeg mogelijk negatieve effecten op de waterhuishouding wil voorkomen, wordt er hier decretaal pas verplicht aandacht aan besteed als detailplannen gemaakt worden in een RUP, en komt de watertoets daarna ter sprake in de bouwvergunning. De overheid legt dus weer de verplichtingen zoveel mogelijk bij de burger, maar in een vroeg planningstadium wil ze zelf niet weten van een grote verplichte aandacht voor de waterhuishouding en de invloed hierop van haar plannen. Terwijl een zorgzame overheid geen bouwzones zou mogen plannen in overstromingsgevoelige gebieden. Dat is dus al iets dat die Verenigde Commissies kunnen verbeteren met een decreetswijziging: een watertoets verplichten bij de ruimtelijke structuurplannen.
De watertoets moet dus de mogelijke schadelijke effecten van activiteiten op het watersysteem beoordelen alvorens overheidsplannen goedgekeurd worden of een milieu- of stedenbouwkundige vergunning wordt verleend. Als er een risico is van niet aanvaardbare schadelijke effecten voor het watersysteem moeten de plannen aangepast worden, of voorwaarden opgelegd worden in de vergunning om de effecten op het watersysteem tot een aanvaardbaar niveau te verminderen. Alleen als dit niet lukt, kan desnoods de vergunning worden geweigerd. Zo kan een vergunning voor de bouw van een grote fabriekshall geweigerd worden zolang gepland is het regenwater direct af te voeren in een zeer kleine beek die zoveel water niet aankan. Als er opvangbekkens voorzien worden die de toestroom in de beek regelen, kan er wel een vergunning gegeven worden.
De brochure uitgegeven door de administratie Ruimtelijke Ordening 'Hoe omgaan met de watertoets bij vergunningen en attesten?' is heel duidelijk, dat de watertoets alleen de evaluatie van de invloed van menselijke activiteiten op het watersysteem beoogt:
1.1 Stap 2: “Toets van gezond verstand”
Is er een potentieel schadelijk effect op het watersysteem ?
Nee = watertoets positief
Voorbeelden: het bijbouwen van een verdieping op een bestaand gebouw, het plaatsen van een schotelantenne op een dak, het wijzigen van vensteropeningen, …
Er volgt een voorstel van een 'waterparagraaf' die kan opgenomen worden in de vergunning:
Waterparagraaf: Het voorliggende project heeft geen enkele invloed op het watersysteem, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld te worden dat er geen schadelijk effect wordt veroorzaakt. Er dienen dan ook geen voorwaarden of maatregelen te worden opgelegd. Het ontwerp is verenigbaar met de doelstellingen van artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid.
Toch bouwverbod na watertoets (1)
Toch zijn er enkele gevallen van bouwverboden bekend op basis van de watertoets, die de indruk kunnen wekken dat Dua, Sannen & volgelingen gelijk hebben. Niets is echter minder waar. Nemen we vooreerst een arrest van de Raad van State uit 2006. (Arrest nr. 157.464 van 11 april 2006). Het gaat om de annulatie van een stedenbouwkundige vergunning voor de bouw van een alleenstaande eengezinswoning op een perceel gelegen te Balegem (Oosterzele), Sint-Martensdries 11. (De naam van de straat zegt al veel..) Het terrein wordt doorsneden door de Molenbeek, een waterloop van derde categorie. De gemeente Oosterzele had niet op tijd de vergunningsaanvraag behandeld, waarop de eigenaar beroep indient bij de Bestendige Deputatie. Deze keurt de vergunning goed, ondanks de negatieve watertoets. Stedenbouw en gemeente tekenen beroep aan bij de Minister, die de (gewijzigde) vergunningsaanvraag goedkeurt. Ze dienen daarop klacht in tegen de Minister bij de Raad van State, alsook enkele omwonenden. De RvSt schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing van de minister en vernietigt de beslissing van de Deputatie.
De RvSt stelt vast dat het advies van de afdeling Water, Oost-Vlaanderen, gunstig is, met dien verstande dat een aantal voorwaarden gesuggereerd worden: de verhoging van de vloerpas van de woning met 50 cm en geen kelder bouwen. Dit is ingegeven door de bezorgdheid om de woning zelf te beschermen tegen eventuele overstromingen. De RvSt stelt vast dat het advies van de afdeling Water, hoofdbestuur, wel ongunstig is. Dit steunt op de vaststelling dat de bouw van de woning zou leiden tot schadelijke effecten voor het milieu en voor het watersysteem:
- het innemen van een gebied dat van nature overstroombaar is maakt het onmogelijk om dat gebied nog in te schakelen als bufferzone teneinde schade door wateroverlast in de daarbuiten gelegen vergunde woningen te voorkomen;
- door de bouw van de ontworpen woning zou een gebied dat aangeduid wordt als een biologisch zeer waardevol gebied schade ondervinden.
De RvSt stelt verder vast dat het bestreden besluit van de minister zelf geen voorwaarden oplegt. De oorspronkelijke plannen zijn ondertussen aangepast aan de opmerkingen van de afdeling Water, provincie Oost-Vlaanderen. Uit het bestreden besluit daarentegen blijkt niet door welke maatregelen tegemoet gekomen wordt aan de bezwaren in het advies van de afdeling Water, hoofdbestuur, met name de onbeschikbaarheid van een gebied dat van nature in aanmerking komt als overstroombaar gebied, ter bescherming van reeds vergunde woningen, en de aantasting van een biologisch zeer waardevol gebied. Door de gevraagde vergunning te verlenen, zonder aan te geven hoe de twee voornoemde schadelijke effecten zoveel mogelijk worden beperkt of hersteld, lijkt het bestreden besluit niet regelmatig gemotiveerd te zijn. De RvSt komt tot het besluit dat het door de verzoekers aangevoerde nadeel ernstig en bovendien moeilijk te herstellen is wanneer het besluit wordt uitgevoerd. Het arrest is gebaseerd op een onvoldoende motivatie, omdat het besluit niet aangeeft hoe de schadelijke effecten vermeld in de watertoets van het hoofdbestuur voldoende beperkt of hersteld worden. Die motivatie moest o.a. aangeven welke maatregelen voldoende geacht werden ‘om schade te voorkomen door wateroverlast in de daarbuiten gelegen vergunde woningen’, om toch een vergunning af te leveren. In elk geval, de vergunning werd niet geweigerd omwille van mogelijke schade door wateroverlast aan de te bouwen woning, maar omwille van schade door de geplande woning aan het watersysteem, en aan andere vergunde woningen.
Toch bouwverbod na watertoets (2)
In de Bornstraat in Sint-Truiden (Velm) kregen negen gezinnen in 2006 een verbod om te bouwen op hun gekochte grond in woongebied, op basis van de watertoets. Ook hier werd de vergunning geweigerd omwille van mogelijke schade door de geplande woningen aan het watersysteem, niet omwille van mogelijke schade door het water aan de te bouwen woningen. Het advies van de watertoets voor die Bornstraat:
“Door het bebouwen neemt de waterbuffercapaciteit van de omgeving af en verschuiven de problemen naar stroomafwaartse gebieden. De enige manier om deze afname van de waterberging en -buffercapaciteit ten gevolge van de bouw van de woningen te compenseren of te remediëren is het niet bebouwen van deze gronden. Er kunnen derhalve geen haalbare voorwaarden worden opgelegd waardoor de schadelijke effecten met betrekking tot het aspect waterberging en -buffering worden vermeden.”
Volgens een bericht op de website Nattevoeten van de BBL (Bond Beter Leefmilieu) is er later “met de hulp van Vlaams Parlementslid Veerle Heeren (CD&V) een oplossing uit de bus gekomen. In februari-maart 2007 kregen ze hun geld terug. Het hele stuk zou door het Vlaams Gewest omgevormd worden tot een gecontroleerd overstromingsbekken en de beek, die achter de verkaveling stroomt, zou terug in een winterbedding gelegd worden.” De oplossing is natuurlijk zeer goed, veel beter dan dat er planschade zou betaald worden, en zou de basis voor elk dossier van die aard moeten zijn. Nog werk voor de Verenigde Commissies.
Planschade
Het zijn niet alleen 'stoute kapitalisten' die hun private belang laten primeren als ze waterzieke gronden als bouwgrond verkopen. Ook de overheid doet daaraan mee met eigen gronden. Een aantal jaren terug was er nogal wat te doen rond een verkoop van bouwgronden door de stad Ronse. De stad had in 2001 een verkavelingsvergunning gekregen voor een terrein in woongebied, en bood de kavels te koop aan. In de verkavelingsvergunning die ter inzage lag op het stadhuis liet Ronse weten dat: "De kopers van alle loten van de goedgekeurde verkaveling dienen op eigen verantwoordelijkheid het risico te nemen te bouwen op deze waterzieke gronden. Ze zullen geen verhaal kunnen halen bij de stad Ronse in geval van wateroverlast en schade." Volgens toenmalig minister Vera Dua was Ronse geen alleenstaand geval, en gebeurde zoiets bij meerdere gemeenten. Het kabinet-Van Mechelen liet toen weten dat wat Ronse deed niet meer kon worden tegengehouden, omdat de stad al een verkavelingsvergunning had gekregen: "Als Ronse de gronden niet zou laten verkopen, zou de stad planschade moeten betalen."
En daar zitten we bij de kern van de zaak! De schuld van een deel van de waterellende ligt bij de gewestplannen die waterzieke grond als woonzone inkleurden en de overheden die dit niet planologisch corrigeerden, omdat ze anders planschade moeten betalen. Liever zeggen overheden als Ronse tegen de kopers dat ze later niet moeten komen klagen, dan de bestemming te wijzigen. De burger die een perceel koopt van gemeente of OCMW, kan onwetend zijn over een mogelijk probleem. Wie zal al op het gemeentehuis de voorwaarden van de verkavelingsvergunning gaan inkijken? Er bestaat op zijn minst het vermoeden dat alles in orde is, want het 'gaat toch om bouwgrond'. Volgens een onderzoek van de Vlaamse Confederatie Bouw van begin 2006 overlapt maar liefst 6.128 ha woongebied met zogenaamd 'overstromingsgebied'. Het gaat dus om duizenden percelen waar men nog riskeert te bouwen, met alle risico van dien. Als een gemeente een plan opmaakt om de bestemming van zo’n 'waterzieke' bouwgronden om te zetten naar een niet bebouwbare bestemming, is het risico groot dat ze planschade zal moeten betalen. Planschade moet worden betaald door de overheid die het ruimtelijk uitvoeringsplan opmaakt, waardoor de planschade ontstaat. Een van de redenen waarom de herbestemming quasi niet gebeurde is dat het Belgisch/Vlaams niveau in de gewestplannen waterzieke gronden als woongebied inkleurde, maar dat het de gemeenten zijn die nu planschade zouden moeten betalen als ze die anders inkleuren. In plaats van zijn verantwoordelijkheid op te nemen, verschuift de Vlaamse overheid het probleem naar de individuele eigenaars van een lap waterzieke grond - kom later niet klagen - en laat ze de verzekeraar opdraven als boodschapper van slecht nieuws. Wie een woning- of brandverzekering afsluit voor zijn bestaande woning, is sinds 2006 automatisch verzekerd tegen natuurrampen, zoals overstromingen en aardbevingen. Verzekeringsmaatschappijen kunnen de dekking tegen overstroming echter weigeren als men nu nog bouwt in een zogenaamde 'risicozone voor overstromingen', vastgelegd op een kaart in 2007 bij Koninklijk Besluit (KB) en sinds kort van kracht. Een naïeve koper kan dus twee keer bedrogen worden als hij 'bouwgrond' koopt, zowel van een bedrijf als van de gemeente: eenmaal door latere herhaaldelijke wateroverlast, en een tweede keer dat hij er geen verzekering tegen kan afsluiten. Die Verenigde Commissies kunnen er dus voor zorgen dat al die overstroombare gebieden in woongebieden, omgezet worden in niet meer bebouwbare gebieden, om nog meer ellende te voorkomen. Met een aankoopplicht van de overheid - geen planschade - voor alle woningen en percelen die in risicozones voor overstromingen liggen.
Afbakening overstromingsgebieden geen oplossing
Met het Integraal Waterbeheer wil de overheid nog steeds de consequenties van haar eigen slordig beleid van de laatste halve eeuw niet onder ogen zien. Het decreet Integraal Waterbeheer voorziet geen herbestemming van bouwgrond met overstromingsrisico tot niet bebouwbaar gebied. Het voorziet alleen dat wanneer overstromingsgebieden en oeverzones afgebakend zijn, de eigenaar in die gebieden de overheid tot aankoop kan verplichten (de aankoopplicht), alleen maar als zijn onroerend goed daardoor ernstig in waarde is verminderd of de leefbaarheid van de bestaande bedrijfsvoering ernstig in het gedrang komt, en alleen maar voor zover die veroorzaakt wordt door de afbakening als oeverzone of overstromingsgebied. Men zal de samenhang en de schade bovendien moeten kunnen bewijzen. Zelfs bij de afbakening van deze gebieden is er dus geen 'planologisch' bouwverbod in deze gebieden voorzien, en is er geen basis om zelfs maar planschade te bekomen. Een watertoets naar Nederlands model, toegepast op de plannen van waterzieke woonzones zou een instrument kunnen zijn om de bestemming aan te passen, en zo minstens planschade te moeten uitbetalen. Maar dat lijkt onze overheid dus juist vooral niet te willen doen.
Wateroverlast: verschillende oorzaken
Tijdens de plenaire vergadering nr. 10 (2010-2011) van 17 november 2010 van het Vlaams parlement was er een 'Actualiteitsdebat over de watersnood tijdens het weekend van 13 en 14 november 2010 en het beleid van de Vlaamse Regering inzake waterbeheer'. De meningen liepen nogal uiteen:
Wilfried Vandaele (N-VA, schepen van ruimtelijke ordening in De Haan): We horen de klacht dat op basis van de watertoets zeer weinig projecten echt geweigerd worden, maar dat in de meeste gevallen randvoorwaarden worden opgelegd. Hier hebben we onder meer te maken met het moeilijke probleem dat sommige woonzones, die destijds keurig planologisch werden ingekleurd, meestal al sinds de gewestplannen van de jaren 1970, in overstroombare gebieden liggen. Voor de vergunningverlenende overheid is het niet gemakkelijk om te verbieden dat daar gebouwd wordt. Er bestaat weliswaar een systeem van planschade, maar de plannende overheid is natuurlijk niet happig om die te betalen.
Ivan Sabbe (LDD, gedelegeerd bestuurder van LIDL Belgium van 1993 - 2006): Mijnheer Vandaele, ik denk dat u de voorbije dagen niet veel naar het nieuws hebt gekeken. En misschien was u ook niet onderweg. U wilt als het ware het zwarte schaap maken van bouwen in eventuele overstromingsgebieden. Maar u hebt niet goed naar het nieuws gekeken. Het kanaal Brussel-Charleroi liep carrément over. De Dender in Geraardsbergen: dat heeft niets met overstromingsgebieden te maken. Dat heeft te maken met het feit dat steden aan rivieren en kanalen overlopen. Het centrum van Liedekerke stond onder water. Dat heeft niets te maken met het aanleggen van woonzones in overstromingsgebieden. Mijnheer Vandaele, met uw aanpak wilt u er zich te goedkoop van afmaken. Het vergt een algemene aanpak. Ik betreur het gebakkelei tussen de partijen. De essentie is dat we ervoor moeten zorgen dat dit niet meer gebeurt. U spreekt ook over verharding. In Nederland is er minstens evenveel verharding als hier, het is alleen geconcentreerder. We kunnen niet zeggen dat het ligt aan de woonuitbreidingsgebieden of de verharding. Neen, we moeten een gericht beleid hebben van de opvangbekkens, zoals we hebben gezegd.
Ze hebben allebei gelijk natuurlijk (behalve als Vandaele alweer de watertoets verkeerd voorstelt): zowel het schandalig feit dat de overheid miskleunen van gewestplannen maakte en daar geen planschade wil voor betalen, als te weinig opvangbekkens leiden tot kelders en benedenverdiepingen die onder water staat. Maar het is niet alleen de schuld van de overheid, zoals men kon lezen bij Walter Pauli in De Morgen, (15/11/10):
"Vijfendertig jaar na de overstromingen in Ruisbroek in 1976 staat een heel stuk Vlaanderen opnieuw blank, Ruisbroek incluis. Hebben we dus niets geleerd van de aloude fouten? Faalde de politiek, het beleid? Welnee, en toch ook welja. Welnee, omdat overstromingen en watersnood ook in Vlaanderen sinds mensenheugenis voorkomen. De eerste gedocumenteerde overstroming in Ruisbroek dateert al van 1516: in een open brief aan keizer Karel V vroegen de staten van Brabant een kwijtschelding van belasting. Dat is dus al van lang voor er verkozen politici waren.... Want als het dan eens flink regent - geen tsunami, geen orkaan, alleen een ongewoon gestage, maar verder oer-Vlaamse novemberregen - staan straten en kelders blank. En zoeken de gemeentebesturen die de verkavelingen organiseerden parool bij de hogere overheid. Bij 'de politiek'. Die inderdaad liet betijen en hoogstens wat reguleerde, maar zeker niet de enige oorzaak is van de ellende. Dat zijn we met zijn allen: hogere en lagere overheden, verkopers en kopers van huizen en bouwgrond, huurders en verhuurders. Heel Vlaanderen denkt dat 'gods water over gods akker kon lopen'. Tot het gebeurt. Blame us all."
Wat natuurlijk niet uitsluit dat een correcte en faire overheid zijn verantwoordelijkheid zou opnemen voor die zaken waar ze ook voor verantwoordelijk is: waterzieke gronden inkleuren als woonzone.
0 Comments:
Een reactie posten
<< Home