Open brief aan onze huidige Keizer-Koster Kris Peeters
In zijn regeringsverklaring van 27 september in het Vlaams parlement, geeft minister-president Kris Peeters als voorbeeld voor het beperken van het teveel aan regelneverij de invoering van de meldingsplicht, ter vervanging van de vergunningsplicht, voor eenvoudige bouwwerken. Ook dit blijft een teveel aan regelneverij: men moet futiliteiten melden - op straffe van boete - en er een zelfde soort dossier bijvoegen als voor een bouwvergunning. Wat heeft de burger hierbij gewonnen? Ik geef in deze open brief nog zeven andere voorbeelden van overdreven regelneverij, alleen al in de ruimtelijke ordening. Die gaan vaak samen met het gangbare Keizer-Kosterbestuur van de Vlaamse overheid, waarbij ze zichzelf beter bedient dan haar burgers. Vlaamse bevoegdheden en overdreven regelneverij, het lijken wel synoniemen geworden. Hierna: de open brief.
Geachte heer minister-president Peeters,
In uw 'Verklaring van de Vlaamse regering betreffende de algemeen maatschappelijke situatie en betreffende de krachtlijnen van de begroting 2011', afgelegd op 27 september in de plenaire vergadering van het Vlaams parlement, geeft u als voorbeeld voor het beperken van het teveel aan regelneverij de invoering van de meldingsplicht, ter vervanging van de vergunningsplicht, voor 'een groot aantal' eenvoudige bouwwerken. Als dat een voorbeeld is van hoe het moet worden, dan zijn we nog niet toe aan een echte reductie van de overdreven reglementitis. Ook bij de meldingsplicht blijft het een teveel aan regelneverij: men moet futiliteiten melden - op straffe van boete - en er een zelfde soort dossier bijvoegen als voor een bouwvergunning. Wat heeft de burger hierbij gewonnen? Weinig of niets.
Geachte heer Peeters, letterlijk zegde u over die regelneverij: "Keuzes maken betekent ook: kiezen voor een slagkrachtige overheid. Dat wil onder andere zeggen: afgeslankte vergunningstrajecten. Er is inderdaad, beste collega’s, nog te veel regelneverij. Mensen verliezen onnodige tijd met vergunningen en procedures. We zien dat in, en we gaan er effectief iets aan doen. Bijvoorbeeld: voor een groot aantal eenvoudige bouwwerken zal een melding bij de gemeente voortaan volstaan. Dat is al beslist. Bijvoorbeeld: de introductie van een digitale bouwaanvraag. Dat zijn allemaal beslissingen die reeds zijn genomen, maar dat betekent niet dat we er zijn." Dat betekent inderdaad zeker nog niet 'dat we er zijn', want ook de meldingsplicht blijft een voorbeeld van regelneverij, zoals ik hieronder uitleg. Ik geef in deze brief nog zeven andere voorbeelden van overdreven regelneverij, alleen al in de ruimtelijke ordening. Die gaan vaak samen met het gangbare Keizer-Kosterbestuur van de Vlaamse overheid, waarbij ze zichzelf beter bedient dan haar burgers. Vlaamse bevoegdheden en overdreven regelneverij, het lijken wel synoniemen geworden.
Geachte heer Peeters, u eindigde uw septemberverklaring met de mooie woorden: "Voorzitter, dames en heren, collega’s, ik pleit ervoor dat de Vlaamse overheid een nieuwe relatie aangaat met de burger. Ik doe een oproep aan dit parlement en aan de parlementsvoorzitter in het bijzonder, om hiervoor een duidelijk kader uit te tekenen en dit te bekrachtigen met een nieuw handvest voor Vlaanderen, dat de voor Vlaanderen essentiële grondrechten, vrijheden en democratische beginselen bevat en consolideert. Dit handvest kan op termijn uitgroeien tot een grondwet voor de deelstaat Vlaanderen." Een Handvest, een mooie academische oefening zonder praktische consequenties. Ik pleit ervoor een nieuwe relatie aan te gaan met de burger door een eenvoudigere, transparante en niet-betuttelende regelgeving, waarvan ik in deze open brief enkele voorbeelden aangeef. Dat is niet alleen nodig in het domein van de ruimtelijke ordening. Zo blijkt de regeldrift van de minister van onderwijs zo groot te zijn geworden dat de scholen dagelijks overzichtsmails kunnen krijgen met alle recente aanpassingen in het luik 'wetgeving' – wetten, decreten, besluiten. Dagelijks, mijnheer Peeters, dagelijks! En dan moet er natuurlijk weer meer administratief personeel komen, zowel in de administratie als in de scholen, om heel die papierwinkel bij te houden.
Het is inderdaad niet omdat er (misschien?) wat simpele vereenvoudigingen komen op het vlak van stedenbouwkundige vergunningen "dat we er zijn". Hiervoor is een copernicaanse revolutie nodig in de hoofden van onze bestuurders, die eerst minstens tien goede redenen zouden moeten kunnen opgeven waarom iets wel gereglementeerd moet worden. Zonder die revolutie gaat Vlaanderen ten onder aan regels en aan een te dure administratie. Internationale rapporten bevestigen dit: we hebben teveel regels en een te dure administratie, wat onze concurrentiepositie en dus onze welvaart in gevaar brengt. Alleen lijkt dit hier nog niet doorgedrongen te zijn.
Hoogachtend,
Philippe Van den Abeele
uitgever Nieuw Pierke - Forum over democratie
De Vlaamse regelneverij in de ruimtelijke ordening
1. Meldingsplicht en vrijstelling vergunningsplicht
Vanaf 1 december 2010 zal men kunnen volstaan met een melding aan de gemeente voor kleine werken aan de woning of aan andere gebouwen, zoals het openbreken van een gevel, stabiliteitswerken in de woning, aanbouwen van een garage, een veranda, tot maximaal 40m² per perceel. Hierbij moeten uiteraard bepaalde afstandsregels tot de perceelsgrenzen gerespecteerd worden. De melding gebeurt met een vast formulier, samen met een dossier. Het dossier moet één exemplaar bevatten van de stukken die ook moeten ingediend worden bij de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning (besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004). Het dossier moet dus niet alleen de nodige tekeningen bevatten van de geplande werken, maar ook een plan met de belangrijkste afmetingen van de woning zelf, en minstens drie verschillende, genummerde foto's van de plaats waar de geplande werken zullen worden uitgevoerd. Voor het opstellen van een 'eenvoudig' dossier bij de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning vraagt een architect in de regel rond de 1.000 euro, of meer. Gezien men voor een melding een gelijkaardig dossier moet maken (de hele woning moet opmeten worden en op plan gezet) zal dat dus niet veel goedkoper worden. Vanuit het oogpunt van de burger maakt het dus weinig verschil uit of zijn formulier en het dossier nu 'melding' heet of 'vergunningsaanvraag'.
Het college van burgemeester en schepenen neemt akte van de melding en noteert ze in het vergunningsregister. Het college kan tot twintig dagen na ontvangst van de melding laten weten dat de melding onvolledig is, of aangetast is door een onregelmatigheid omdat de handelingen eigenlijk moeten worden vergund. Wie de meldingsplicht niet respecteert kan een gemeentelijke – penale of administratieve – sanctie oplopen.
De meldingsplicht wordt niet ingevoerd voor het vervangen van dakgebintes of dragende balken van het dak en het geheel of gedeeltelijk herbouwen of vervangen van buitenmuren of dragende binnenmuren aan zonevreemde woningen in niet-kwetsbare gebieden. Voor hen blijft de vergunningsplicht van toepassing. Aanbouwen van een garage of een veranda: idem. En in zogenaamde 'kwetsbare gebieden' mag de meldingsplicht al helemaal niet ingevoerd worden, voor geen enkele handeling, en blijft de vergunningsplicht van toepassing.
Die meldingsplicht blijft dus een voorbeeld van regelneverij en keizer-kosterbestuur. Waarom moet men, in eender welk stedenbouwkundig gebied trouwens, iets melden dat te futiel is om er een vergunning te moeten voor aanvragen, en eerder thuis hoort in de rubriek van mogelijke burenhinder? Toch alleen maar omdat de overheid zoveel mogelijk controle over ons wil behouden? Wanneer men die dure papierwinkel niet respecteert, kan men ook nog beboet worden. De meldingsplicht verlicht alleen aanzienlijk het werk van de administratie: er moeten geen adviezen meer gevraagd worden en rapporten geschreven, maar voor de burger vermindert het niet echt de regelneverij.
Het herinnert mij aan de situatie van een aantal jaren geleden. Er was nogal wat kritiek op de zeer lange termijnen om een bouwvergunning te krijgen. Die liepen gemiddeld op tot zes, soms zelfs negen maanden. Gemiddeld dan nog! De oplossing: een aantal handelingen werden vrijgesteld van de vergunningsplicht, om de werklast van de stedenbouwkundige ambtenaren te verminderen. Al of niet een vergunning moeten hebben, dat was dus vooral een kwestie van de werklast van de ambtenaren doseren, en niet in de eerste plaats om te zorgen voor een 'goede ruimtelijke ordening'. Ooit moest men een stedenbouwkundige vergunning hebben om een brievenbus in de voortuin te plaatsten, was het plaatsen van rustbanken in een wandelbos verboden of een mariakapel bouwen in landelijk gebied. De stedenbouwkundige ambtenaar, de opvolger van de gemachtigde ambtenaar, kijkt dan vandaag niet meer met het vergrootglas van een detective naar al het doen en laten van elke burger, toch blijft het nog dezelfde mentaliteit van inmenging. De burger wordt aan de leiband gehouden door de administratie. Bij teveel werk wordt de leiband wat losgelaten. Men kan de leiband echter op elk moment weer strakker aantrekken, want al die gunsten worden geregeld bij ministeriële besluiten. Het idee van een meldingsplicht dook op in 2007, toen in West-Vlaanderen de Vlaamse dienst stedenbouw er nagenoeg plat lag door een corruptieschandaal en de Antwerpse dienst verzoop in het schrijven van vergunningen zo dik als telefoonboeken voor de vernieuwing van de Leien en andere grote infrastructuurwerken. Werkdruk verminderen? De teugels wat lossen door de meldingsplicht. De meldingsplicht wordt voorgesteld als een verbetering voor de burger, maar zorgt eigenlijk nagenoeg uitsluitend voor minder werklast bij de ambtenaren. Het vergunningstraject wordt hiermee afgeslankt, maar over een hierdoor mogelijke afslanking van het aantal ambtenaren las ik niets.
We zitten nu dus in een periode van wat lossere teugels. Vanaf 1 december 2010 wordt namelijk ook de vrijstelling van vergunningsplicht wat uitgebreid, en geldt die nu ook voor vrijstaande gebouwen waarvan de oppervlakte samen maximaal 40m² bedraagt en voor niet overdekte constructies (terras, zwembad, vijver, …) waarvan de oppervlakte samen maximaal 80m² bedraagt. Ook hierbij moeten bepaalde afstanden tot de perceelsgrens gerespecteerd worden. Het blijft een kromme wirwar van een regelgeving waarin geen enkele logica te vinden is: aanbouwen van een garage, een veranda, aan de woning tot maximaal 40m² per perceel is meldingsplichtig, het bouwen van een vrijstaande carport tot 40m² is vrijgesteld van vergunning, en hoeft dus niet gemeld te worden.
Ook hier weer worden de eigenaars van een woning in kwetsbaar gebied gediscrimineerd. Als zij volgende handelingen willen uitvoeren, moeten ze nog steeds een vergunning krijgen (als ze die al zullen krijgen), daar waar anderen (dit keer: ook zonevreemden in niet-kwetsbare gebieden) hiervoor geen vergunning nodig hebben:
- optrekken van niet-overdekte constructies tot maximaal 80 vierkante meter per goed;
- optrekken tegen een bestaande scheidingsmuur of van het hoofdgebouw vrijstaande niet voor verblijf bestemde bijgebouwen, met inbegrip van carports, tot maximaal 40 vierkante meter;
- het opslaan van allerhande bij de woning horende materialen en materieel met een totaal maximaal volume van 10 kubieke meter, niet zichtbaar vanaf de openbare weg;
- het plaatsen van één verplaatsbare inrichting die voor bewoning kan worden gebruikt, zoals één woonwagen, kampeerwagen of tent, niet zichtbaar vanaf de openbare weg, zonder er effectief te wonen.
Dat het ene onder de meldingsplicht en het ander onder de vrijstelling van vergunning valt, heeft volgens mij veel te maken met de uitzonderingen die men wil behouden voor zonevreemden, vooral in zogenaamd kwetsbare gebieden. Zonevreemden moeten overal verplicht een vergunning krijgen voor ze hun dak mogen vernieuwen. Welke impact heeft dit op de goede ruimtelijke ordening? Een dergelijke maatregel hoort eerder thuis in een rubriek 'pesterijen'. Zonevreemden in niet kwetsbare gebieden mogen een vrijstaande carport bouwen zonder vergunning, bij aanbouw aan het huis volstaat een melding aan de gemeente, terwijl woningen in kwetsbare gebieden voor dat allemaal altijd eerst een vergunning nodig hebben. En wanneer zonevreemden een vergunning nodig hebben, moeten ze steeds een openbaar onderzoek ondergaan (behalve bij een vergunning voor een dakvernieuwing of het geheel of gedeeltelijk herbouwen of vervangen van buitenmuren of dragende binnenmuren), waar dit in woongebied niet hoeft. Hoort dit ook niet eerder bij 'pesterijen'?
Mijnheer Peeters, heeft u schrik dat het plaatsen van een tuinhuisje of een carport vleermuizen en andere beschermde soorten zou storen? Als beschermde beestjes een probleem zijn voor het vliegveld van Deurne, wordt er natuurlijk - met ons belastingsgeld - een ondertunneling van vijfhonderd miljoen euro gebouwd, maar op enig begrip moet de bewoner in kwetsbaar gebied niet rekenen.
Waarom kan u geen decreet schrijven dat de vrijstelling van vergunningsplicht voor iedereen geldt, in alle gebieden?
Waarom kan u geen decreet schrijven dat de meldingsplicht volledig afschaft? Dat zou pas een besparing zijn aan ambtenaren en van kosten voor de burger, zonder dat de 'goede ruimtelijke ordening' in gevaar komt.
2. voorkooprecht van overheden
Een 'mooi' voorbeeld van overdreven regelneverij zijn de elf voorkooprechten. De Vlaamse overheid heeft in bepaalde gebieden een "recht van voorkoop". Als zij dit recht uitoefent, verwerft zij in de plaats van de kandidaat-koper het aangeboden onroerend goed. Zij koopt dan tegen de prijs en de voorwaarden van de kandidaat-koper. Zo bestaan er onderhand een elftal soorten 'Vlaamse' voorkooprecht. Het voorkooprecht werd de sociale huisvestingsmaatschappijen en aanverwanten tussen 1999 en 2006 zowat 96 000 keer aangeboden, en een povere 300 keer maakten ze er gebruik van. Dus in 0,3% van de gevallen. Drie keer op duizend dus. Een maatregel die geld en tijd kost aan de burger, voor niets en nog eens niets. Een dergelijke maatregel hoort dus afgeschaft te worden. Maar dat gebeurt niet. Integendeel: 6 Vlaamse parlementsleden - waarvan 5 zelf beroepshalve behoren tot de begunstigden - hebben in 2008 het initiatief genomen om een decreet te laten goedkeuren om het voorkooprecht te 'verfijnen', in plaats van het af te schaffen. Onder de indieners: een OCMW-voorzitter, een schepen, een OCMW-ondervoorzitster, een voorzitster van de gemeenteraad, een adjuncte van de directeur van de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij. Parlementaire zelfbediening dus, ten koste van de burger. De 'verfijning' van dat voorkooprecht betekent bijvoorbeeld dat ze appartementen en garages schrappen van het recht van voorkoop. Met dergelijke aanbiedingen konden de sociale huisvestingsmaatschappijen in elk geval niets aanvangen, dus werden ze als hinderlijk geschrapt. Maar de notaris moet nog altijd wel 997 keer op 1.000 nutteloos blijven een voorkooprecht aanbieden, en de verkoper moet een paar maand langer wachten voor hij zijn eigendom kan verkopen, terwijl administraties jaarlijks nutteloos tienduizenden dossiers moeten onderzoeken. (Meer details, artikel 'Voorkooprecht: permanente stalking van burgers en notarissen', 28 febr '08 )
In plaats van eindelijk heel die regelgeving over de voorkooprechten af te schaffen, hebben parlementsleden in 2010 een voorstel van decreet ingediend en goedgekeurd om de termijn van het voorkooprecht bij de ruimtelijke ordening te verlengen tot 15 jaar. Met het Aanpassingsdecreet werd begin 2009 de geldigheidstermijn voor het voorkooprecht ruimtelijke ordening, door het DRO 1999 op vijf jaar vastgesteld, al verlengd tot acht jaar. (Zie artikel 24.04.10 'Wijzigingen Codex Ruimtelijke Ordening: Advies Raad van State alweer omzeild'). Waarom in één jaar tijd van vijf naar vijftien jaar? Daarom! Men krijgt geen zinnig woord uitleg bij deze maatregel.
Recentere cijfers dan 2006 over het percentage uitgeoefende voorkooprechten heb ik nergens kunnen vinden, ook niet op de website van de Vlaamse Landmaatschappij (VLM), die vanaf 1 augustus 2007 belast is met het ontvangen van alle meldingen van die voorkooprechten. Maar er is veel erger. In 2007 werd een decreet goedgekeurd dat voorzag in enerzijds een 'geo-loket', waar de notaris kan nagaan welk voorkooprecht van toepassing is, en anderzijds een 'e-voorkooploket', waarbij alle aanbiedingen van notarissen, het doorsturen naar, en de antwoorden van de instanties die een recht op voorkoop hebben, gecentraliseerd wordt. Juister gezegd: gecentraliseerd ZOU kunnen worden. Want dat loket is er nog steeds niet. In het jaarverslag van de VLM over 2009 staat geen woord over dat loket, zelfs niet eens het woord 'voorkoop' komt in het jaarverslag voor, laat staan enige statistieken hierover. De toen bevoegde minister Bourgeois beloofde op 1 juli 2008 de oplevering van het e-voorkooploket in de eerste helft van 2010. Tot vandaag (11.10.10) is daar op de website van de VLM geen spoor van te zien, en staat er nog steeds dat de aanbiedingen aangetekend moeten verstuurd worden. Nog steeds geen e-voorkooploket dus, maar de VLM zorgde ondertussen wel voor een 'papierloos bureau' voor zichzelf: "Vanuit de management ondersteunende diensten trekt de VLM resoluut de kaart van het papierloos kantoor. Tal van informaticatoepassingen werden ontwikkeld om de VLM-medewerkers zo efficiënt mogelijk te laten functioneren binnen de organisatie: verlofaanvragen, personeelsdossiers opvragen, bestellingen bij het economaat, capaciteitsplanning, ..., alles verloopt digitaal." (Jaarverslag 2009). Men is natuurlijk nooit beter gediend dan door zichzelf. Terloops: de introductie van een digitale bouwaanvraag is blijkbaar beslist, maar krijgen we die voor 2020 nog te zien?
De notaris kan wel al een 'geo-loket' consulteren om te weten of er een of ander voorkooprecht van toepassing is. Maar... bij die Geo-website staat: "De informatie die u hier vindt is geen reproductie van de originele en analoge documenten en is bedoeld voor informatieve doeleinden. Het gebruik ervan is op eigen risico en het AGIV kan niet aansprakelijk gesteld worden voor onjuistheden of onvolledigheden in de verstrekte informatie." Dat verstaat onze Vlaamse administratie dus onder een elektronische toepassing waarbij de notaris zich moet informeren of er, en voor wie, een recht van voorkoop bestaat: gebruik op eigen risico... Kan u zich voorstellen dat een online boekenwinkel één dag blijft bestaan als men daar kan lezen: "De aanbiedingen die u hier vindt zijn approximatief. Bestellen is op eigen risico. Onze online winkel kan niet aansprakelijk gesteld worden voor onjuistheden in de verstrekte informatie of bij een verkeerde levering."? Onze Vlaamse administratie permitteert zich wel zulk onvoorstelbaar je m'enfoutisme.
(Zie meer in het artikel 'Voorkooprecht: beschamende knoeiboel' 29 april '10 )
Geachte heer Peeters, het recht van voorkoop is een tergend instrument dat zijn nutteloosheid bewezen heeft. Waarom kan u geen decreet schrijven dat al die rechten van voorkoop afschaft? Dat bespaart de kosten van een geo-loket en een e-voorkooploket en moet uiteraard leiden tot een afslanking van de administratie. De overheid kan dan nog altijd onteigenen, als het echt nodig is, of ze kan aanschuiven en een bod doen, als ze in 3 keer op 1.000 iets wil kopen.
(Terloops, wat die onteigening betreft: de gangbare manier van onteigening is deze ‘bij hoogdringendheid’. Via een spoedprocedure voor de vrederechter kent deze een voorlopige vergoeding toe. Dan reeds kan de overheid het goed in bezit nemen. De vergoeding is definitief toegekend indien de partijen binnen twee maanden geen herziening hebben aangevraagd. De besturen doen dit vrij systematisch, echter pas NADAT ze de eigendom reeds overgedragen kregen. Zo een procedure kan 20-30 jaar aanslepen.Onteigeningsrecht is federale materie, maar de Vlaamse overheid kan perfect verbieden de procedure bij hoogdringendheid toe te passen wanneer zij bevoegd is, en het zo onmogelijk maken het door de rechter toegekende bedrag in herziening te betwisten, nadat ze reeds bezit nam van het goed. Een maatregel van goed bestuur: geen definitief akkoord, geen eigendomsoverdracht.)
3. Permanente bewoning weekeindverblijven
Mijnheer Peeters, in uw septemberverklaring hoorde ik ook nog van u volgende mooie woorden: "Iedereen heeft recht op een dak boven zijn hoofd. De sociale woningbouw is in volle opmars. Tegen 2020 moeten er 64.000 extra sociale woningen bijkomen. We vereenvoudigen en versnellen daarvoor de procedures en vertalen het in jaarlijkse doelstellingen." Ook nog: "In het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting, bestrijden en voorkomen we armoede en sociale uitsluiting met een Vlaams actieplan dat 194 acties omvat. Elke minister maakt hiervan een prioriteit in zijn eigen beleidsdomeinen. Dat gebeurt in nauw contact met alle Vlaamse actoren: verenigingen waar armen het woord nemen, academici, het werkveld, de lokale besturen, sociale partners en zovele anderen. Tevens zullen we ervoor zorgen dat de sociale rechten waar mogelijk automatisch worden toegekend."
Begin 2009 werd een decreetswijziging van kracht die het mogelijk maakt tot 2029 (eventueel verlengbaar tot 2039) permanent te blijven wonen in een weekeindverblijf, wat volgens de wet niet toegelaten is. Toen feliciteerden de parlementsleden zichzelf uitbundig over hoe ze toch een rechtszeker kader hadden gecrëerd, zorgden voor een menselijke ruimtelijke ordening, voor een menswaardige oplossing... Wat een leugens van een zelfingenomen nomenclatura. Het is een schandalige ceausceskaiaanse regeling. Er moet aan een hele reeks voorwaarden worden voldaan om zo een tijdelijk woonrecht te kunnen krijgen, waarvan de parlementsleden wisten dat de meeste permanente bewoners er niet aan voldoen, niet aan kunnen voldoen. Ik hoor het u graag zeggen: 'iedereen heeft recht op een dak boven zijn hoofd', maar in de praktijk doet de Vlaamse overheid er alles aan om dat dak niet te garanderen. Of passen de oudjes die permanent in een weekeindverblijf wonen omwille van een laag pensioentje niet in de 194 acties ter voorkoming van armoede? Zijn ze niet interessant genoeg voor de vele Vlaamse gesubsidiëerde actoren?
Geachte heer Peeters, waarom kan u geen decreet schrijven waarin zonder enige eis de mensen die nu permanent in een weekeindverblijf wonen, een uitdovend woonrecht krijgen? Ook als dit verblijf niet of slechts gedeeltelijk vergund is, ook als ze er nog maar pas officiëel zijn komen wonen? Het gaat ten slotte om een overgangsregeling, waarbij in de toelichting bij het decreet dat deze permanente bewoning invoert vermeld wordt dat de termijn tot 2029 redelijk is, "in het licht van de gevorderde leeftijd van de meeste permanente bewoners."
(Meer details, zie mijn artikel 'Klopjacht op permanente bewoners', 16 sept '10)
4. Onroerend Erfgoed: het gestoord contact met de burger
Het Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed (VIOE) legt een inventaris vast van het bouwkundig erfgoed. Dit heeft vooral rechtsgevolgen voor 'het niet-beschermde waardevolle patrimonium'. Die hoogdravende benaming staat ook voor veel kneuterige boerderijtjes, in alle mogelijke staten, voor bouwvallige werkmanswoningen zonder verdieping of hele straten met triestige huisjes van het eind van de negentiende eeuw. Om een gebouw uit de vastgestelde lijst af te breken is er altijd een stedenbouwkundige vergunning nodig, met een verplicht (niet bindend) advies van de administratie onroerend erfgoed. In het decreet van 3 maart 1976 staat in art. 12/2. § 1 dat die sloopvergunning pas mag worden afgeleverd na een algemene onroerenderfgoedtoets, waarbij de erfgoedwaarde van het gebouw mee in rekening gebracht moet worden. Het decreet van 1976 zegt dat de Vlaamse Regering de nadere regelen betreffende de algemene onroerenderfgoedtoets moet bepalen, maar hiervan is 44 jaar later nog geen spoor te vinden.
Er mag dus volgens de wet (het decreet) geen sloopvergunning worden afgeleverd dan na het uitvoeren van een onroerenderfgoedtoets. Heeft men dan 44 jaar geen sloopverguningen afgeleverd, of 44 jaar de wet niet toegepast? Op de website van Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfoed kan men lezen: "Het besluit van de Vlaamse Regering dat deze onroerenderfgoedtoets zal regelen, is momenteel nog in opmaak. Dus sloopaanvragen die vandaag worden ingediend, zullen door de vergunningverlenende overheid zonder onroerenderfgoedtoets worden beoordeeld. Het is niet zo dat in afwachting van het nog in opmaak zijnde besluit van de Vlaamse Regering betreffende de onroerenderfgoedtoets geen sloopvergunningen meer kunnen worden afgeleverd voor een als bouwkundig erfgoed geïnventariseerd constructie! Deze sloopvergunningen zullen gewoon zonder onroerenderfgoedstoets worden afgeleverd of geweigerd." Wie eenmaal terechtkomt in overregelementering, geraakt daar dus moeilijk uit. Eerst een sloopvergunning verplichtend stellen, er dan decretaal voorwaarden aan koppelen die de administratie niet nakomt, en dan maar blijven de wet negeren. Tenminste de overheid, want de burger staat er alleen maar naar te kijken. Hij moet wel die vergunning te pakken krijgen.
De adviesinstantie maakt het zich dus gemakkelijk, en kan ook zonder zo een 'onroerenderfgoedtoets' een negatief advies geven. Want, kan ze ondertussen argumenteren "de woning staat op de lijst van het bouwkundig erfgoed. En erfgoed afbreken, dat kan toch niet...". De instantie die de sloopvergunning aflevert (in de regel de gemeente), kan al of niet het advies van de administratie onroerend erfgoed volgen. Als ze het niet volgt, moet ze dit wel zeer grondig motiveren. Het wel volgen hoeft veel minder motivering, en is dus een veel gemakkelijkere optie. Bovendien stimuleert de regelgeving op de ruimtelijke ordening het volgen van het advies, ook al is het niet bindend, want een vergunning kan worden geweigerd om bepaalde doelstellingen te bereiken 'in andere beleidsvelden', zelfs als die op zichzelf beschouwd onvoldoende juridisch duidelijk zijn. (In de Vlaamse Codex RO staat in Art. 4.3.4. dat "een vergunning kan worden geweigerd indien uit een verplicht in te winnen advies blijkt dat het aangevraagde onwenselijk is in het licht van doelstellingen of zorgplichten die gehanteerd worden binnen andere beleidsvelden dan de ruimtelijke ordening. Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder “doelstellingen of zorgplichten” verstaan: internationaalrechtelijke, Europeesrechtelijke, wetskrachtige, reglementaire of beschikkende bepalingen die de overheid bij de uitvoering of de interpretatie van de regelgeving of het voeren van een beleid verplichten tot de inachtneming van een bepaalde doelstelling of van bepaalde voorzorgen, zonder dat deze op zichzelf beschouwd voldoende juridisch duidelijk zijn om onmiddellijk te kunnen worden uitgevoerd."). De willekeur ten top: zelfs als bepaalde voorzorgen binnen andere beleidsvelden niet voldoende juridisch duidelijk zijn, kan men op basis hiervan een stedenbouwkundige vergunning weigeren. Of men een oude werkmanswoning of een (half) verkrotte kleine boerderij zal mogen afbreken en door een nieuwbouw met meer comfort vervangen, hangt dus in grote mate af van het advies van de bewakers van het onroerend erfgoed. Men moet dus bij de duivel te biechte... Ondertussen kan men ervan uitgaan dat het gebouw sterk in waarde zal dalen, gewoon omdat er verplichtingen en beperkingen op kleven.
Geen enkele eigenaar wordt verwittigd dat zijn eigendom op de erfgoedlijst is terecht gekomen. Het VIOE zegt dat het "technisch niet haalbaar is alle eigenaars te verwittigen" (DS 15.09.09). Het heeft wel het personeel om de panden te identificeren en er een omstandige lijst van op te stellen, met een uitgebreide beschrijving en foto's en ook met de adressen, maar kan de eigenaars over de consequenties voor hun eigendom niet informeren. Als het 'technisch niet haalbaar' is, dan zou de overheid toch helemaal geen dergelijke ingreep mogen plegen! Dat Instituut schrijft zelfs schaamteloos op zijn website dat men geen enkele poot heeft om op te staan als men wil protesteren tegen de opname in die lijst: "Juridisch gezien is er geen administratief beroep voorzien tegen de opname van bouwkundig erfgoed in de inventaris. De mogelijkheid om een willig of oneigenlijk beroep in te dienen bestaat altijd, zelfs wanneer geen enkele normatieve bepaling daarin voorziet. Het kan als een algemeen rechtsbeginsel worden beschouwd. Er is dan sprake van een niet-georganiseerd beroep wat wil zeggen dat de beroepsmogelijkheid niet op een uitdrukkelijke bepaling is gesteund en de overheid niet verplicht is het beroep te beantwoorden." In simpel Vlaams: u kan de pot op, we doen toch onze goesting.
Geachte heer Peeters, waarom kan u geen decreet schrijven dat bepaalt dat het VIOE verplicht is een eigenaar te verwittigen als zijn eigendom op de lijst gezet wordt, en er ook een beroepsmogelijkheid komt voor wie op die lijst gezet wordt? Of beter nog: geen enkele verplichting of beperking koppelen aan de opname in die lijst.
(Zie ook mijn artikel 'De collectivistische regulitis- en bewaarvirus' 17 sept '09 )
Het is hier zoals op andere gebieden van de ruimtelijke ordening gebruikelijk: de overheid heeft alle macht, en de burger is de kleine lijdende onderdaan. Wanneer een ruimtelijk plan de bestemming wijzigt, en men ervoor mocht bouwen, en erna niet meer, is de overheid planschade verschuldigd. Daarvan worden de eigenaars niet verwittigd. De planschade is beperkt qua bedrag en het recht op planschade vervalt na verloop van een termijn van vijf jaar, te rekenen vanaf de datum van de inwerkingtreding van het plan. Zo werden er honderdduizenden zonevreemd gemaakt bij het vastleggen van de gewestplannen, zonder enige vergoeding. Later kregen ze wel de gevolgen gepresenteerd in de vorm van sterke beperkingen qua verbouwing en herbouwen, ondergaan van openbare onderzoeken. Maar wanneer een ruimtelijk plan de bestemming wijzigt, en men ervoor niet mocht bouwen, en erna wel, is de eigenaar van de percelen planbaten verschuldigd aan de overheid. Dan weet men u wel wonen, en komt er vlug een 'aanslagbiljet' met het gevorderde bedrag. En indien er meerdere heffingsplichtigen zijn, zijn zij elk hoofdelijk gehouden voor de gehele planbatenheffing.
5. Wonen in eigen streek
Het toepassingsgebied van het wonen in eigen streek, nog maar pas ingevoerd in maart 2009 met het decreet betreffende het grond- en pandenbeleid, werd in juni 2010 al uitgebreid. Naast woonuitbreidingsgebieden geldt het nu ook in de 'reservegebieden voor woonwijken' en de 'woonaansnijdingsgebieden'. Dat werd gerechtvaardigd met een verwijzing naar de wijzigingen aan de Codex Ruimtelijke Ordening die parallel in voorbereiding was, waar dit ook gebeurde. Bij die wijzigingen aan de Codex ging het om amendement nr. 52, waarbij daar weer verwezen werd naar de geplande wijziging van het toepassingsgebied van de regeling voor Wonen in eigen streek: "Het is aangewezen om een parallele regeling uit te werken voor de mogelijkheid voor sociale woonorganisaties om woonuitbreidingsgebieden aan te snijden, geregeld in artikel 5.6.6, §1, van de Codex," leest men in de verantwoording bij dat amendement nr. 52. Handig toch: A verwijst naar B, en B verwijst naar A... In beide wijzigingen komt men echter niet te weten waarom die uitbreiding nodig is, noch wat nu eigenlijk die gebieden zijn, laat staan om hoeveel hectare het zou gaan. Dat ruikt naar zelfbediening van de gemeenten, die zo meer 'eigen volk' kunnen plezieren met een voorkeurbehandeling in meer gebieden. Want zes van de zeven indieners van amendement nr 52 zijn betrokken bij het bestuur van een gemeente: drie schepenen, een burgemeester, een gemeenteraadslid en een voorzitter van de gemeenteraad. Heet zoiets in de gewone wereld niet 'belangenvermenging'? Niet alleen is de burger het lijdend voorwerp van de administratie, maar ook 'onze' volksvertegenwoordigers zorgen nu bij voorkeur voor hun eigen belangen.
In maart 2010 bleken de provinciale beroordelingscommisies samen hoop en al 169 dossier behandeld te hebben. Het Vlaams parlements maakt nu dus al decreten voor enkele honderden dossiers per jaar. Krijgen we straks nog decreten voor individuele gevallen? Waarom kan u geen decreet schrijven dat die hele regeling schrapt? Als een of andere gemeente zo een regeling wenst, kan ze dit op gemeentelijk vlak beslissen, als ze geld wil stoppen in het aanbieden van goedkope bouwkavels aan haar trouwe bewoners.En het spaart ook weer wat ambtenaren.
(Meer in het artikel 'Wonen in eigen dorp', 28 juni '10)
6. Nooit beter bediend dan door zichzelf
De overheid bedient zich zelf voor 'projecten van groot belang' met een snellere procedure dan deze die de burger moet doorlopen. Hieruit blijkt weer de nomenclatura ingesteldheid van de Vlaamse administratie die zichzelf boven de wet stelt die voor iedereen geldt: men bedient zichzelf rijkelijk met snelprocedures voor 'strategische projecten' (Artikel: 'Nieuw decreet RO (2): strategische projecten' , 14.01.09 ) en met 'reparatiedecreten' en 'validatiedecreten' om zijn massaal onwettig vastgestelde plannen te regulariseren (Artikels: 'Codex RO: Vlaams Parlement negeert Raad van State' 11.07.10 en uitvoerig in 'Wijzigingen Codex Ruimtelijke Ordening: Advies Raad van State alweer omzeild', 24.04.10 ).
Geachte heer Peeters, waarom komt er geen onderzoek naar de verantwoordelijken voor het massaal onwettig vastellen van allerhande plannen? Waarom maakt u geen decreet waarbij de burger op dezelfde manier behandeld wordt als de overheid wat vergunningen betreft?
7. Administratief machtsmisbruik
Na een hele procedure, inclusief openbaar onderzoek, en na definitieve goedkeuring van ruimtelijke structuur- of ruimtelijke uitvoeringsplannen door de voltallige gemeenteraad weigert de administratie dikwijls nog delen te bekrachtigen. Zonder dat de gemeente daar iets kan tegen doen. De uitvoerende macht schrapt dus eigenmachtig democratisch tot stand gekomen beslissingen die goedgekeurd werden door verkozen afgevaardigden.
Geachte heer Peeters, waarom schrijft u geen decreet waarbij u bepaalt dat dergelijke laakbare praktijken explicitiet verboden zijn? En als de provinciale deputatie dan toch nog haar boekje te buiten blijft gaat, zou de gemeente een beroep moeten kunnen instellen bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen. (Zie artikel 'Ruimtelijke planning: blijvend administratief machtsmisbruik').
8. Overregulering en armoede
Nog een laatste, zeer ernstig geval van regulitis. Aan de hand van een concreet voorbeeld kan men duidelijk maken dat het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) met zijn overreglementering arme gemeenten arm houdt. Het voorbeeld dat ik oorspronkelijk in 2006 uitwerkte voor de nieuwsbrief Mijn Huis Mijn Recht, blijft nog steeds geldig. Ik heb het nu gepubliceerd op de website Nieuw Pierke in een afzonderlijk artikel ('Het gekneveld buitengebied') . Het bekijkt de mogelijke komst van een onderzoekscentrum voor de voedingsindustrie, Flanders Food, naar de gemeente Sint-Laureins in het Meetjesland. In de omgeving liggen veel bekende voedingsbedrijven. De gemeente is één van de armste van de provincie Oost-Vlaanderen, en de komst van zo een onderzoekscentrum zou dus een prachtige hefboom zijn om de welstand te verhogen. Door allerhande beperkingen kan Sint-Laureins het echter vergeten. Sint-Laureins mag volgens het RSV en het daarop geënte Ruimtelijk Structuurplan van de provincie Oost-Vlaanderen alleen bijkomende woningen plannen voor de eventuele toename van de huidige eigen bevolking, en het mag slechts een klein terrein aanleggen voor lokale bedrijvigheid. Flanders Food mag het daar dus vergeten, in heel het buitengebied trouwens. Sint-Laureins wordt zo in zijn armoedetoestand gehouden. Het heeft geen enkele ruimte om daar iets aan te doen. Aan de hand van uittreksels uit het ruimtelijk structuurplan van Sint-Laureins heb ik concreet aangetoond dat die gemeente, en veel andere, met de Keizer-Koster mentaliteit in Vlaanderen geen kant op kan.
Vlaanderen verstikt zichzelf in de regelneverij, en heeft steeds meer ambtenaren nodig om haar geschapen papierwinkel te beheren.
Zo kan ik nog een tijdje doorgaan...
0 Comments:
Een reactie posten
<< Home