(RVA 2010) (deel 2) RVA: de grabbelton voor alleman
Waarom krijgen enerzijds 112.000 mensen die nog nooit gewerkt hebben, en anderzijds 116.800 bruggepensioneerden, een werkloosheidsvergoeding? Beiden horen niet thuis in een systeem dat in een vervangingsinkomen dient te voorzien voor wie werk had, maar (tijdelijk) geen werk meer heeft. Toch krijgen beide categorieën, en nog veel meer mensen (in totaal 1.349.400), een vergoeding van de RVA. Een van de redenen van de hoge sociale lasten in ons land.
Met een grote campagne vragen de werkgeversverbonden de laatste weken 'Laat ons ondernemen'. Uit hun oproep: "Het vrijwaren van de concurrentiekracht van onze bedrijven is van vitaal belang. Wij vragen om daar in 2010 absolute prioriteit aan te geven. Vandaag meer dan ooit verschijnen onze ondernemingen met enkele zware handicaps aan de start in de concurrentiestrijd met andere landen... De loonkosten zijn gemiddeld 11% hoger dan in onze buurlanden Nederland, Frankrijk en Duitsland."
Vooraf, zoals ik in een eerder artikel al schreef ('Zelfvernietigende sectoren' 02.12.09), is er wel iets meer aan de hand met onze hoge loonkosten dan alleen het verschil in belastingsdruk met de buurlanden, met sectoren waar de lonen in eigen land het dubbele (!) zijn van de goedkoopste sectoren. De petrochemie betaalt het dubbele van de horeca. Ook de sectoren energie, chemie (incl. farmacie) en auto-assemblage betalen beduidend hogere lonen dan andere sectoren. Juist de bedrijven in de sectoren met de hoogste lonen liggen sterk onder druk als het in multinationals om sanering gaat. Vakbonden EN patroons moeten zich daar toch eens vragen over stellen. Niet alleen de belastingen nekken onze economie, ook de zeer hoge lonen in sommige sectoren. De vrouw van vakbondsman Rudi Kennes, Karima Esbaï, zegde het zo simpel en duidelijk in 'Phara' maandagavond 1 febr '10: als Opel dicht gaat, vinden we nooit nog een job die zo goed betaalt als hier...
Nog uit hun oproep 'Laat ons ondernemen': "De tijd van nadenken en reflectie hebben we gehad, de tijd van handelen is aangebroken. Met een werkgelegenheidsgraad van slechts 62% (!) is onze welvaartsstaat in gevaar. Een grondige hervorming van het pensioenstelsel waarbij rekening wordt gehouden met de toegenomen levensverwachting is onontbeerlijk. Maar ook de periode vóór het pensioen dient drastisch bijgeschaafd te worden. Door allerlei regelingen van volledige of gedeeltelijke vervroegde uittrede is het vanaf de leeftijd van 55 jaar vaak lonender niet te werken dan wel te werken. Dit moet omgekeerd worden. De werkgevers vragen dat de Eerste minister, samen met de minister van Pensioenen, snel de Pensioenconferentie afrondt om tijdig met de sociale partners een Eindeloopbaan- en Pensioenpact te kunnen sluiten."
Wie anders dan de 'sociale partners', zijn mee verantwoordelijk voor de lage werkgelegenheidsgraad, door 116.800 werknemers voortijdig op pensioen te sturen, en een deel van de kosten door te schuiven naar de RVA? Hiermee perverteerden ze nog iets meer het werkloosheidssysteem, en zijn dan ontevreden dat de sociale lasten hier zo hoog zijn, en de werkgelegenheidsgraad zo laag. Wanneer zowel bedrijven als de overheid de RVA misbruiken om Jan en alleman een vergoeding te geven, moet men natuurlijk niet verwonderd zijn dat de sociale lasten op arbeid de pan uitrijzen.
Van verzekering tegen werkuitval tot grabbelton
In een ver verleden beslisten de sociale partners een verzekering in te voeren die een vervangingsinkomen voorzag bij werkloosheid. De overheid werd ingeschakeld om de werkloosheidsverzekering te reglementeren en te organiseren. Daarmee werd het systeem al vanaf het begin blootgesteld aan (partij)politieke keuzes en beslissingen die met de kern van de zaak niets te maken hebben. Bij werkgevers en werknemers werd voor die verzekering een bijdrage gevraagd, die via de RMZ bij de RVA terecht kwam. Met de tijd is de RVA echter, zoals te verwachten, een grabbelton geworden voor alles en nog wat. Afgestudeerden die nog nooit gewerkt hebben, kunnen een werkloosheidsvergoeding krijgen (112.000). Die heet dan wel niet werkloosheids- maar wachtvergoeding. Ondertussen worden met het door de RSZ aan de RVA doorgestorte geld allerlei zaken betaald, die niets meer met de oorspronkelijke opzet te maken hebben van een sociaal vangnet voor werkloze arbeiders en bedienden in de privésector: loopbaanonderbreking, tijdskrediet, verlof voor pleegzorgen, onthaalouders, PWA, dienstencheques, enz. Alleen al de dienstencheques gaan met ca. 10% van de uitgaven van de RVA lopen. De grabbelton wordt ook nog steeds aangesproken om mensen voortijdig uit te rangeren. Vandaag gaan nog slechts ca. 65% van de uitgaven van de RVA naar werkloosheidsuitkeringen, ca. 15% naar brugpensioenen (116.800). Bij brugpensioen is men in principe verplicht om de bruggepensioneerde te vervangen door een geldige vervanger, en dit gedurende minstens 3 jaar. Er zijn echter zoveel uitzonderingen, dat die verplichting in de praktijk meestal niet van toepassing is. De verplichting tot vervanging geldt b.v. niet "wanneer de onderneming wordt erkend als zijnde in moeilijkheden of in herstructurering, of in geval van structurele vermindering van het personeelsbestand". De overheid en de sociale partners hebben dus samen goed hun best gedaan om het oorspronkelijk verzekeringssysteem te perverteren, door steeds meer 'sociale maatregelen' door de RVA te laten betalen, waardoor de kosten voor de bedrijven steeds hoger werden.
Wie betaalt nu wat?
Gezien er allerhande uitbetalingen met het budget van de RVA gebeuren die helemaal niets meer te maken hebben met een werkloosheidvergoeding voor de privé sector, moest de overheid uiteindelijk andere middelen ter beschikking stellen. Het hele systeem van RMZ-bijdragen is een kluwen geworden van inkomsten uit verschillende bronnen om er een kluwen aan sociale maatregelen mee te betalen. In 2006 werd ongeveer 54 miljard euro aan 'eigen ontvangsten' ingezameld voor het 'globaal beheer' der werknemers via de RMZ. Slechts ongeveer 66% van deze eigen ontvangsten was nog afkomstig uit bijdragen van werkgevers en werknemers, 10% bestond uit staatstoelagen, 18% was afkomstig van de 'alternatieve financiering' (hoofdzakelijk van BTW-inkomsten), 4% van toegewezen ontvangsten en 2% van andere bronnen. (Website Sociale Zekerheid, geen recentere cijfers). 'Globaal beheer' betekent dat de middelen niet meer tak per tak worden ingezameld, maar dat er een gezamenlijke inzameling van middelen bij de RMZ gebeurt, voor een aantal takken samen (gezondheidszorgen, pensioenen, kinderbijslag,..). Daarna worden dan aan de verschillende takken bedragen toegewezen op basis van de jaarlijks variërende financiële behoeften per tak, en dus niet jaarlijks verdeeld op basis van vaste verdeelsleutels. De bijdragen die b.v. zogenaamd voor de werkloosheid worden ingehouden bij werknemers (0,87% van het bruttoloon) en werkgevers (1,46%) zijn dus totaal losgekoppeld van het budget waarover de RVA beschikt om allerhande uitkeringen te betalen.
De grabbelton RVA wordt niet alleen gebruikt voor uitbetaling van de 'normale' werkloosheid, maar naast een hele reeks hiervoor aangehaalde maatregelen, ook nog eens om een tewerkstellingsbeleid te voeren, met allerhande wisselende banenplannen. Laatste in de rij zijn de 'crisismaatregelen', met ondermeer de 'versterkte activering om de aanwerving van de werkzoekenden aan te moedigen'. Jongere werklozen en werklozen van meer dan 50 jaar kunnen voor een prikje aangeworven worden. Tijdens hun werkhervatting behouden ze 24 maand lang hun (eventueel verhoogde) werkloosheidsvergoeding, en de werkgever moet alleen het surplus betalen. Bij laaggeschoolden is dat een minimaal bedrag, en staat werk hiermee in de uitverkoop, net als tweedehandsboeken bij de Sleghte. Bij ontslag van arbeiders heeft de regering een truc gevonden om een ontbrekend akkoord tussen de sociale partners over een verlenging van de opzegtermijn voor arbeiders te omzeilen. Elke arbeider waarvan de arbeidsovereenkomst door zijn werkgever vanaf 1 januari 2010 zonder gewichtige reden wordt opgezegd, met of zonder het respecteren van een opzegtermijn, heeft recht op een 'forfaitaire crisispremie' van 1.666 euro als hij voltijds in dienst is. Normaal betaalt de werkgever hiervan 555 euro, en de RVA 1.111 euro. (ook hier weer zijn er uitzonderingen). Deze premie wordt vrijgesteld van inkomensbelastingen en de betaling van zowel de persoonlijke als de patronale sociale bijdragen. Waar moeten op de duur de inkomsten van RSZ en RVA vandaan komen, als de RVA nu ook nog van alle heffingen vrijgestelde ontslagpremies betaalt, en de werkloosheidsvergoeding twee jaar lang doorbetaalt aan mensen die wel aan het werk zijn? Dat is een hopeloos straatje zonder einde. Zal men straks ook voor de fitte twintigers en dertigers een of andere tegemoetkoming bedenken, omdat zij niet meer aan werk geraken, vanwege te duur?
Nog nooit was een materie zo complex als het brugpensioen
De sociale partners gebruiken ook de RVA om goedkoop, op kosten van alle bedrijven die moeten mee betalen, oudere werknemers te dumpen, brugpensioen genaamd. Iets minder loon verdienen komt niet in aanmerking, want dan staan de vakbonden op hun achterste poten, omdat niet geraakt mag worden aan 'de verworven rechten'. Dus liever de laan uitsturen, met een paritair overeengekomen systeem, dat geen kat meer begrijpt. Ze zijn er met het brugpensioen in geslaagd de meest complexe materie bij de RVA te bedenken. Want wat leest men over de brugpensioenen in het jaarverslag 2008 van de RVA?
"In tegenstelling tot de vorige jaren was niet het grote aantal reglementaire wijzigingen en nieuwe maatregelen kenmerkend voor 2008, maar wel de complexiteit van een aantal van deze wijzigingen en de enorme voorbereiding die eraan voorafging. De nieuwe reglementering van het brugpensioen illustreert dit perfect. De RVA heeft een zeer grote inspanning moeten doen, onder meer voor het schrijven van nieuwe onderrichtingen en formulieren, om deze nieuwe reglementering uit te voeren. Nog nooit was een materie zo complex als het brugpensioen vandaag. Er zijn een tiental verschillende brugpensioenstelsels, elk met zijn eigen specifieke regels. Verschillende jaren al vestigt de RVA de aandacht op de gevaren van deze steeds toenemende complexiteit. Dat de reglementering voortdurend verandert, wijst erop dat de beleidsverantwoordelijken terecht bekommerd zijn om in te spelen op nieuwe of gewijzigde maatschappelijke behoeften. Dit leidt tot aanpassingen van de bestaande reglementering of tot regelgeving in nieuwe domeinen. Dit proces creëert een steeds complexere administratieve omgeving. Bovendien worden deze initiatieven vaak genomen zonder voorafgaande kosten-batenanalyse: administratieve overlast voor wie moet zorgen voor de gegevens van de dossiers, kosten versus sociaal voordeel voor de sociaal verzekerden, de werkgevers of de werknemers, kost van de administratieve middelen in vergelijking met budgettaire baten, ... In deze context moet de RVA steeds grotere inspanningen leveren (in de vorm van onderrichtingen, nota’s, syllabi en opleidingen) om een correcte toepassing van de reglementering te verzekeren. De complexiteit van de reglementering bemoeilijkt ook steeds meer het analyse-, programmeer- en onderhoudswerk in verband met de geïnformatiseerde procedures die de RVA blijft ontwikkelen om een efficiënte en doeltreffende toepassing en een snelle en correcte uitbetaling van de sociaal verzekerden te garanderen, en om de administratieve stappen die zij moeten zetten zo veel mogelijk te beperken. De RVA moet ook steeds meer inspanningen leveren om de – toenemende en rechtmatige – behoefte aan informatie van sociaal verzekerden en werkgevers in te lossen en daarbij, ondanks de complexiteit van de reglementering, te zorgen voor een optimale leesbaarheid van formulieren, beslissingen en informatiedocumenten en -brochures. Deze complexiteit heeft niet alleen gevolgen voor de activiteiten van de RVA, ze houdt ook risico’s in voor de sociaal verzekerden zelf. Binnen een steeds complexer reglementair kader groeit het risico dat de reglementering niet correct en eenvormig wordt toegepast. Anderzijds is het in sommige materies erg moeilijk geworden om de sociaal verzekerden nog op een verstaanbare manier uit te leggen wat hun rechten en plichten zijn. Zij zullen dan ook niet meer in staat zijn om hun rechten inzake sociale zekerheid ten volle te doen gelden en hun plichten na te leven."
Sociale partners: 'proficiat'. Klagen over administratieve overlast, maar zelf aan de basis liggen van de meest complexe materie bij de RVA. Zo complex dat de verzekerden niet meer in staat zijn om hun rechten te kennen en hun plichten na te leven. Daarvan wordt in de klaagzang van 'Laat ons ondernemen' geen woord gerept. Wordt het geen tijd om al die speciale regelingen op te ruimen, en de premies voor elk bedrijf te verlagen? Waarop wachten de werkgeversbonden om dit aan te pakken? En beter te kunnen ondernemen?
(Wordt voortgezet).
Vorig artikel: '(RVA 2010) (deel 1) - Een must voor 2010: één statuut voor alle werknemers'
0 Comments:
Een reactie posten
<< Home