5 juni 2020

Kolonisering, een begripsverheldering: Vrijheid voor de Kongolezen


(Doorbraak, 4 juni 2020)

De KU-Leuvense Letterenfaculteit geeft tegenwoordig het tijdschrift Uit het Erasmushuis uit. Het jongste nummer is gewijd aan ‘kolonialisme revisited’ en is erg representatief voor de vandaag verplichte mening over het onderwerp. We zetten de puntjes op de i in dit postkoloniale vertoog. Laatste deel.



Vrijheid voor de Kongolezen

Het Erasmushuis-tijdschrift over het kolonialisme besteedt voor zijn Vlaams publiek de nodige aandacht aan Léopold II en de kolonisering van Kongo. Deze toeëigening van ‘een wereld zo groot’ wordt met een verkrachting vergeleken: daar is geen goede kant aan. En dus moeten ‘oude witte mannen’ niet komen zeuren over ‘de goede kanten’ van de koloniale onderneming. Nochtans wordt even verder toegegeven dat ook Kongolese bezoekers van het (nu ideologisch gestroomlijnde) AfricaMuseum van nostalgie naar de Belgische tijd blijk geven. Dat standpunt is niet door ras bepaald, maar door de normale werking van het heel-menselijk bewustzijn: men vergaart feitenkennis en trekt daar een besluit uit, in dit geval een betrekkelijk gunstig oordeel over Belgisch Kongo. 

De aanleg van spoorwegen en een gezondheidsnetwerk was ooit in de Belgisch-patriottische geschiedenisboeken een bron van trots. Hier wordt dat echter afgedaan als louter in dienst van de koloniale uitbuiting: arbeidskrachten moesten in conditie gehouden worden om meer op te brengen, en spoorwegen dienden voor het vervoer van grondstoffen; de voordelen voor de bevolking waren slechts een neveneffect. Alleszins vormen zij inderdaad geen excuus voor zulke grootschalige ‘verkrachting’. Maar één Belgisch-koloniale verdienste is toch wel een geval apart.

Het tijdschrift toont Léopold’s ruiterstandbeeld in Oostende, dat een ‘typevoorbeeld van kolonialistische symboliek’ zou zijn. Rondom de koning toont het de ‘dank van de Kongolezen om hen bevrijd te hebben van de slavernij onder de Arabieren’. Een ander voorbeeld had het Vinçotte-monument in het Brusselse Jubelpark kunnen zijn, waarop gebeiteld stond: ‘De Belgische militaire heldenmoed verdelgt den Araabschen slavendryver.’ (Dat die tekst herhaaldelijk weggebeiteld is door bezoekers van de nabije Grote Moskee, wat bovendien toegejuicht werd door onze progressieven in het NCOS-boek Racisme, Donker Kontinent, 1991, is een ander verhaal.)

Nou, stel je maar eens voor dat je een Luba bent die in een slavenraid gevangen is en weggevoerd wordt naar Zanzibar, wanneer plots troepen onder Belgische leiding verschijnen die je komen bevrijden. Zou je dan niet blij zijn, en zelfs dankbaar? Blijkbaar denken onze neoracisten dat negers een inferieure soort zijn die niet om vrijheid geeft, en die de afschaffing van de slavernij niet verwelkomt. Dat mag je alleszins afleiden uit de verdwijning van het thema ‘slavernij en de strijd ertegen’ in het nieuwe beeld van Belgisch Kongo dat vandaag gepropageerd wordt.

Zo centraal als de Belgische oorlog tegen de Arabische slavenhandel stond in de belgicistische geschiedenisboeken, zo afwezig is die episode in de hedendaagse beeldvorming over het Belgische Kongo-avontuur. De zeer gecontesteerde standbeelden van Léopold II worden voorlopig nog door het koningshuis beschermd, maar dat van Francis Dhanis, de bevelhebber die op het terrein de oorlog tegen de Arabieren voerde en won (Manyiema 1892-94), is uit de Antwerpse Amerikalei weggesmokkeld naar het depot in het Middelheimpark. Ook de schoolboeken zijn navenant ‘gedekoloniseerd’, en de jeugd van tegenwoordig leert niet langer over de moed en zelfopoffering van luitenant Lippens en sergeant Debruyne, die in de strijd tegen de slavendrijvers sneuvelden.





Unieke afschaffing

Bronnen als dit tijdschriftnummer vermelden de strijd tegen de slavernij hoogstens terloops, als opstapje naar de écht belangrijke episode: de bloedige uitbuiting van de Kongolezen in de jacht op rubber. Inderdaad, behalve het loutere feit van verknechting, op zich al niet minder dan een ‘verkrachting’, bevat de koloniale geschiedenis episoden van grootschalige wreedheid. Het is uiteraard een goede zaak dat ook die tot op het bot ontleed worden, zoals nu hopelijk gebeurt.

Maar in een tekst over de Amerikaanse zwarten ontkom je niet aan uitgebreide verwijzingen naar hun slavernij, daar blijkbaar de belangrijkste gebeurtenis in de nationale geschiedenis. Vandaag bestaande politieke regelingen zoals affirmative action worden gerechtvaardigd met verwijzing naar de slavernij. Ze dateert van twee en meer eeuwen geleden, maar ze is een levende aanwezigheid in het politieke vertoog daar. Dat contrasteert fel met hoe de langdurige slavernij van Kongolezen, en zeker haar afschaffing, steeds vaker onvermeld blijft.

Uitbuiting is natuurlijk verwerpelijk, maar in de wereldgeschiedenis eerder banaal. Julius Caesar heeft in onze streken verschillende Keltische en Germaanse stammen uitgeroeid; zij zouden blij geweest zijn met alleen maar uitbuiting. Deze is meer regel dan uitzondering, terwijl afschaffing van de slavernij een eenmalige gebeurtenis was. Typisch voor de koloniale mogendheden is dat zij sterk waren, en de goede kant van die krachtsverhouding was dat zij het abolitionisme van een wensdroom in een haalbaar beleid veranderde. Hadden de Britten de wereldzeeën en de Belgen Kongo niet beheerst, de slavernij zou nu nog bloeien. Het belangrijkste verschil dat de Belgische aanwezigheid in Kongo zal gemaakt hebben, is niet het ‘rood rubber’, maar die afschaffing.

Ze gebeurde wel eerder stoemelings, zoals in rebus Belgicis gebruikelijk. Léopold had zijn kolonie maar gekregen na de belofte om er de slavernij af te schaffen, doch maakte daar geen haast mee: hij deed immers winstgevende zaken met de slavenhandelaars. Het waren op zich onbelangrijke schermutselingen met commandant Dhanis die dan toch tot een conflict escaleerden. Nochtans was Léopold formeel de Kongolese Abraham Lincoln, de emancipator of the slaves. Ja, hij was ook heel andere dingen, onder meer de werkgever van de verslagen slavenopzichters, die hun sjari’a-straffen bleven toepassen, zoals handen afhakken, inderdaad een fout en één waar hij publicitair voor zou boeten. Maar geschiedenis is nu eenmaal geen zwart-wit kindersprookje: de man die volgens het internet een genocidair was, was tegelijk ook de bevrijder van de slaven.



10 miljoen doden, 15…   

                In buitenlandse ontmoetingen krijg ik steeds weer vragen over de ‘genocide’ door Léopold II. Van zijn afschaffing van de slavernij hebben ze meestal niet gehoord, die wordt in hun bronnen niet vermeld. Als dodencijfer noemen ze doorgaans 10 miljoen, soms 15. Ze zijn verrast als ik de slechte reputatie van België en de Coburgs goedkeur, want ze projecteren op Belgische staatsburgers het nationalisme dat voor henzelf vanzelfsprekend is. En ze denken dat hun vermoeden van Belgisch nationalisme tóch bewaarheid wordt wanneer ik vervolgens uit verantwoordelijkheidszin als historicus op dat cijfer begin af te dingen.

Net als die onwetende Wiki-consumenten praat het Erasmushuis-tijdschrift propagandaverhaaltjes na, in dit geval zelfs koloniale propaganda vanwege de afgunstige Britten. Bijvoorbeeld, het pleidooi voor een Lumumbaplein en het onbegrip voor de weigering van de gemeente Elsene om een plein in die zin om te dopen, staat totaal niet stil bij het onbegrip van oud-kolonialen en feministen voor Lumumba’s aanmoedigende rol in de massaverkrachting van Belgische vrouwen, een episode die mediatieke heiligenlevens van Lumumba liever doodzwijgen. Het zijn historische complicaties die niet in de kindersprookjes van de goedmensen passen.

Dit tijdschrift heeft het dus meermalen over ‘de onvoorstelbare verschrikkingen die zich hebben voorgedaan in de Kongo-Vrijstaat’. Op die omschrijving hoeven we niet af te dingen, wel op de selectieve niet-vermelding van het écht historische feit van toen, de afschaffing van de slavernij, en op de invulling met nepnieuws over absurd hoge slachtoffercijfers. Gezien de veel lagere demografie kunnen er in het rubberprovincies van Kongo onmogelijk zoveel slachtoffers gevallen zijn. Wat betreft zij die wel gevallen zijn, ook zij waren niet het slachtoffer van een ‘genocide’,-- alsof Léopold zijn eigen arbeidskrachten in zijn winstgevende rubberhandel dood wilde.

Een historicus moet soms zijn publiek teleurstellen met een minder dan mobiliserende verklaring, bv. via ‘zijdelingse schade’. Bijvoorbeeld, de grootste door mensen veroorzaakte hongersnood in de wereldgeschiedenis, Mao Zedong’s Grote Sprong Voorwaarts (met écht tientallen miljoenen doden), was geen ‘genocide’, wel zijdelingse schade bij een fout economisch beleid. Zo ook hier, en daarvoor hoeven we maar dit onverdacht postkoloniaal-gezinde tijdschrift citeren: ‘Door de komst en trektochten van de Europeanen doorheen Midden-Afrika op het einde van de negentiende eeuw konden ziektes zich sneller verspreiden. Naast regelrecht geweld en dwangarbeid (onder andere voor de aanleg van transportwegen) was de nieuwe mobiliteit een van de belangrijke oorzaken van de massale ontvolking in dat gebied’. Bron: uitgerekend Adam Hochschild’s boek King Leopold’s Ghost (1998), dat altijd aangehaald wordt ten laste van ‘genocidair’ Léopold.

Veel postkoloniaal geschrijf zondigt ondermeer door projectie van buitenlandse ervaringen. Zo is ‘wit privilege’ (in juister Nederlands: blanke bevoorrechting) niets anders dan een platte overname van een Amerikaans bedenksel. Nederlandse goedmensen maken zich druk om hun nationale erfenis van slavenhandel en gaan daarom tekeer tegen de (duizenden jaar oudere) Zwarte Piet, en sommige Vlamingen bootsen dat na, maar ons land heeft geen dergelijke geschiedenis van slavernij. Het enige dat het met slavernij te maken gehad heeft, is dat het tot een oorlog bereid was om ze af te schaffen.



(genoemde personen: Léopold II, Francis Dhanis, Patrice Lumumba, Abraham Lincoln, Mao Zedong, Thomas Vinçotte, Adam Hochschild)

Labels: , , , , , ,

<<Oudere berichten     Nieuwere berichten>>