11 augustus 2016

In welke zin de islam wel degelijk het probleem is


 
(Doorbraak, 11 aug. 2016)

 

Het onderstaande artikel is een zeer kort antwoord op het jongste islam-artikel van Sacha Vliegen, mooi opgesomd in zijn titelbewering dat “de islam het probleem niet is”. Maar het had evengoed een reactie kunnen zijn op één van de vele stukken die daarover dag na dag in De Volkskrant en de NRC, of De Standaard en De Morgen, verschijnen. Allemaal gaan zij uit van diezelfde basiszekerheid: de islam is het probleem niet, als het al niet de oplossing is. Terwijl in werkelijkheid de islam al veertien eeuwen een probleem is, zij het dat het nu voor ons acuter is kunnen worden door de verschijning van, inderdaad, een ander probleem.

Besluiten dat iets “het probleem niet is”, zou kunnen nadat je het onderzocht hebt, ook het beweerd problematische ervan, en dan na afweging ingezien hebt dat die verdenking niet vol te houden is. Aangaande de islam wordt het echter gezegd zonder enige kennis van zaken, vooraf, juist om het debat daarover de pas af te snijden, en dan het merendeel van je tekst te vullen met pedanterie over punten en komma’s, of met niets terzake doend sociologenjargon, om tenslotte wonderwel te concluderen dat “daaruit” de onschuld van de islam “blijkt”. Het is alles bijeen een erg hoogmoedige bedoening: islamkritiek wegwuiven als beneden je niveau, terwijl je in werkelijkheid nog nooit zelf tot op dat niveau geraakt bent.

Ik daag al wie het islamprobleem ontkent of wegwuift, uit tot een tegensprekelijk debat daarover. Tot nu toe heeft geen enkele pleitbezorger van noch schouderophaler voor de islam die test doorstaan.

 

Egocentrisme

Stel, je bezoekt in het ziekenhuis je oude vader die daar aan zijn bed gekluisterd ligt en door het venster alleen een streepje blauwe hemel kan zien. Jij daarentegen kan door het venster de hele omgeving overschouwen. Hij vraagt jou om de boom daar aan de overkant van de straat te beschrijven: of hij al in bloei staat? Dat beloof jij te doen. En je begint met het venster te beschrijven waardoorheen de boom te zien is: het is van hout, gevernist, met zilverkleurige klink. Jamaar, zegt hij, beschrijf nu toch eens die boom! En jij kijkt in de aangewezen richting, maar nu begin je je bril te beschrijven waardoorheen jij de boom kan zien: een hip model, zwart montuur, enzovoort.

Irritant, niet? Wel, dat is hoe de verenigde islam-afschermers het islamdebat voeren. Er mag gezegd worden wat er wil, het mag over eender wat gaan, zolang het maar niet de islam betreft. Bij voorkeur gaat het over iets veel nabijers, zoals het kolonialisme, duizend jaar jonger dan de islam; of de discriminatie door die lelijke autochtonen, duizenden kilometers van Mekka; of het Amerikaans imperialisme, of de zionistische entiteit. De Ander, nochtans de heilige van het postmoderne wereldbeeld, mag wel in abstracto bezongen worden, maar mag in concreto niet echt Anders zijn; ons eigen waardenkader moet in het centrum blijven, niet alleen van onze maar zelfs ook (zo maken wij ons wijs) van hun wereld.

Geen boom daar in die oninteressante verte, je eigen lens is het ware middelpunt van het progressieve wereldbeeld.  Bijvoorbeeld: de bewering van de goedmensen dat moslims arm zijn en alleen daarom geweld plegen, is niet alleen fout wat de beweegreden voor het geweld betreft (ze stelt eigenlijk arm gelijk met gewelddadig, foei!), maar het verraadt ook een hopeloos eurocentrisme. In sommige moslimwijken van onze grootsteden zou je een indruk van armoede kunnen opdoen, maar wie wat verder kijkt, tot in de Saoedische paleizen, zal de islam zeker niet met armoede vereenzelvigen. Onze progressieven zijn dorpers, provinciaaltjes die onder hun klokkentoren willen blijven en de wereld in dorperstermen trachten te begrijpen. Zij noemen zich wel kosmopolieten, alsof zij hun dorpje op de bonte wereld willen doen lijken; maar eigenlijk projecteren zij alleen hun eigen kneuterigheid op de wereld.

 

Islam en agency

Wie moslims ernstig neemt, zoals wij islamcritici doen, erkent dat zij zelf agency hebben, dat zij zelf een eigen overtuiging hebben die niet tot westerse of andere uitwendige factoren te herleiden valt, en dat zij van daaruit kunnen handelen. De islam heeft van in het begin zelf aanvalsoorlogen gevoerd die niet de schuld waren van de ongelovigen, de joden of de nog niet bestaande kruisvaarders. Wat je verder aan de islam ook mag miszien, hij heeft zeker wel het vermogen om zelf iets op touw te zetten.

Daartegenover heb je dan de islamvrienden met hun talrijke vormen van verkettering van islamkritiek. Hun argumenten zijn van twee soorten. Enerzijds zijn er de aperte leugens, bijvoorbeeld dat Mohammed de eerste feminist en slavenbevrijder was, of dat alle religies even erg zijn, of dat al-Andaloes een voorbeeldige multiculturele staat was, of (zegt de paus: ) dat de djihaadstrijders “het maar voor het geld doen” en “de islam ook de liefde predikt”. Die leugens gaan we hier niet met een bespreking vereren. Anderzijds zijn er de talrijke verstrooiingstactieken, waarbij leugens over de islam vermeden worden door over andere zaken te beginnen, vaak waarheidsgetrouw, en vervolgens te doen alsof zij iets over de islam impliceren.

Meestal hebben die verstrooiingstactieken de vorm van het bij theologen bekende motto: “Er staat niet wat er staat.” Je ziet wel de islam, de terroristen roepen wel hoorbaar Allahoe Akbar, maar “in werkelijkheid” zit er iets anders achter. Je liegende ogen bedriegen je: het lijkt bijvoorbeeld zo evident dat de islam de beweegreden van de terroristen is, ze zeggen het tenslotte zelf, maar onze sociologen en mediaduiders weten het beter dan zijzelf. Tenslotte maken je ogen je ook wijs dat de zon om de aarde draait, terwijl de gesofistikeerde verklaring luidt dat de aarde om de zon draait. Volgens dat model geldt het dus als heel geleerd om de evidentie van je ogen te ontkennen, en dat doen de islamvrienden dus met goed geweten.

Links zegt dat de “echte” beweegreden frustratie over het ervaren racisme is (alsof bv. de meeste Syriëstrijders niet uit moslimlanden komen waar zij de dominante groep zijn en van discriminatie geen last hebben), of armoede (alsof Osama Bin Laden geen miljardair was), of een hoogst persoonlijke mentale stoornis. Het gaat dan om “gekken” of, zoals David Cameron gezegd heeft, om “monsters”; en op de sociale media beweren velen van zowel links als rechts dat het om “idioten” gaat. Dure woorden om te verbergen dat men intellectueel te vadsig of te onbekwaam is om de meer ideologische beweegreden te ontleden.

Rechts zeggen onder meer de christelijke integristen en de Nouvelle Droite dat het allemaal door de teloorgang van de eigen traditie komt, wat dan een vragende leegte schept die de islam graag komt vullen. De nationalisten beweren dat het om vermomde etnische afrekeningen gaat, en beschouwen desgevraagd de islam als de natuurlijke religie van de woestijnbewoners, waar niets mee mis is zolang ze er maar mee in hun eigen land blijven. Allemaal, zowel links als rechts, willen ze het graag over nabije factoren hebben, grotendeels over de eigen wereld. Degenen die zich antiracist noemen, kunnen hier best eens beseffen dat juist zijzelf, in hun eigen terminologie, de “witte supremacisten” zijn. Volgens hen kan een Arabier of Turk onmogelijk zelf iets doen, er moet altijd een “witte” hand achter zitten. Rechts heeft daarvan zijn eigen variant: samenzweringstheorieën waarin moslimfanatici allemaal handpoppen van de CIA en het zionistisch wereldcomplot zijn.

 

Islamvrienden ten oorlog

De gemeenschappelijke noemer van de hele waaier aan islam-afschermende theorieën is misdirection, het afleiden van de aandacht naar een eigen favoriet thema, eender welk, maar vooral niet de islam. Een gevolg is dat men moedwillig blind blijft betreffende de eigen inhoud van de islam, een thema dat in artikels als die van een Rik Coolsaet, een Els Keytsmans of inderdaad een Sacha Vliegen dan ook volkomen buiten beeld blijft. Een ander gevolg is dat men hedendaagse feiten omtrent de moslimwereld maar heel wazig kan duiden in hun verhouding tot het islamprobleem.

Zo wordt, hier net als in talloze islamartikels, een band gelegd tussen de weerstand tegen de islam (elders “islamofobie” genoemd) en de invallen in of bombardementen op moslimlanden. Onder verstaan: zié je wel wat islamkritiek in de praktijk betekent. Zolang die kwakkel herhaald wordt, blijf ik de moeite doen om hem te weerleggen.

Zonder één uitzondering hebben alle politieke leiders die sinds 11 september 2001 geweld tegen moslimlanden bevolen hebben, de islam de hemel in geprezen. Geen woord islamkritiek is ooit over hun lippen gekomen. Volgens onze binnenlandminister Jan Jambon, wiens manschappen enkele djihaadmoslims hebben doodgeschoten en wiens regering aan de bombardementen tegen het Kalifaat deelneemt, is “islamkritiek het slechtst denkbare antwoord” op islamterreur. Al de betrokken politici hebben uitdrukkelijk verklaard niet tegen de islam te strijden. John Kerry heeft zelfs beweerd ervóór te strijden, tegen de zogenaamde IS-vertekenaars van de “ware, vredelievende islam”. Dat is dus: moslims gaan doden om de islam te verdedigen. Je ziet waar islamofilie toe leidt. 

 

Waar ligt het probleem dan wél?

Anderzijds lezen we wel een positieve boodschap in Vliegens beschouwingen over het islamprobleem. Men moet die kwestie niet uit haar context los denken. Ze kan onze samenleving maar in gevaar brengen door enkele nieuwe ontwikkelingen bij onszelf die in de vorige eeuwen niet aan de orde waren.

De eerste daarvan is toch weer een uitwendige factor, namelijk de lijfelijke aanwezigheid van de islam in ons midden via miljoenen individuen die de islam aanhangen. Het is voor een groot deel via hen dat de islamterroristen hier kunnen toeslaan. Het moderne luchtverkeer is al voldoende voor enkele spectaculaire aanslagen als 9/11, maar aan het huidige permanente klimaat van terreur in West-Europa hebben plaatselijke subculturen van ingeplante moslims meegewerkt, zie Molenbeek. Die factor is niet de oorzaak van het islamprobleem maar wel een belangrijke bijdrager. Angela Merkel loog glashard toen ze beweerde dat “de terroristen de toevloed van vluchtelingen naar Europa willen stoppen”, alsof haar eigen opengrenzenbeleid een moedig gebaar tegen de terreur zou stellen. Integendeel, het Kalifaat kan zijn geluk niet op met zulk een onnozele geit die de sluizen openzet voor allerlei terreuragenten.

Een tweede factor heeft de eerste mogelijk gemaakt: de roes die van de Europese leiders bezit genomen heeft en die het gevolg is van zeventig jaar vrede en welvaart, alsmede van intense bewerking van de openbare mening door het cultuurmarxisme. Zij denken dat de wetmatigheden van de internationale mensenmaatschappij voor hen niet meer gelden, en dat zij zich beleidslijnen kunnen veroveren die doorheen de geschiedenis nochtans bewezen hebben, tot instabiliteit en burgeroorlog te leiden.

Maar zelfs die beide factoren zouden niet zo dramatisch zijn als de Europeanen hun koers zouden aanhouden. Onze voorouders leidden uit hun welkom voor een gegeven vreemdeling niet af dat heel diens familie dan moet meekomen. Zij waren niet xenofoob of anderszins ideologisch gestroomlijnd, maar hadden gewoon gezond verstand. Zij leidden uit gastvrijheid voor een uitheemse religie niet af dat die hier haar normen mag opleggen, van halaal vlees en het saboteren van lessen over de Armeense en de Joodse genocide, tot het verbod voor moslima’s om met ongelovigen te trouwen, tot zelfs de vrouwenbesnijdenis en nu meer en meer ook de veelwijverij. De inwijkelingen zouden de inheemse cultuur eerbiedigen als die zich deed eerbiedigen, en om te beginnen zichzelf eerbiedigde in plaats van zich weg te relativeren.

Van deze orde is ook de ineenstorting van de Europese demografie. De groei van de moslimbevolking zou minder vervaarlijk overkomen als de eigen bevolking nog groeide of minstens stabiel bleef. Omgekeerd: het lage geboortecijfer is verdedigbaar want de wereld raakt overbevolkt, maar dan volgt daaruit dat wij de overbevolkingsproblemen van landen zonder zulk verantwoordelijkheidsgevoel niet moeten gaan oplossen. Zijn staan erg op hun postkoloniale onafhankelijkheid en dienaangaande mogen wij hen op hun woord nemen: zorg zelf maar voor de gevolgen van jullie bevolkingsexplosie. De Lage Landen zijn overvol en dichtgeslibt, er is nergens inwijking voor nodig.

De beslissende en ergste factor tenslotte is de zelfhaat. Die maakt negatieve factoren noodlottiger dan nodig en vergiftigt zelfs factoren die op zich positief hadden moeten zijn. Zo zou de eigen ontkerkelijking ons juist skeptischer en ontoegankelijker voor de islam moeten maken (a contrario: de weinige overgebleven postconciliaire christenen, zoals de paus, zijn juist dhimmi-schaapjes ten top), maar door de ingelepelde zelfhaat doen ook neo-vrijzinnigen onzalige toegevingen aan de islam. Het toenemende bevolkingsaandeel van de moslims, nu een negatieve factor, had door een nog steeds majoritaire, ongelovig geworden maar gezond gebleven inheemse gemeenschap gerust opgevangen en geassimileerd kunnen worden. Omdat die meerderheid zich echter schaamt voor zichzelf en zich allerlei schuldgevoelens heeft laten aanpraten, boezemt die voorlopig nog beperkte moslimminderheid hen bezorgdheid in. 

 

Besluit

Het probleem van de westerlingen is niet dat zij het geloof verloren zijn, zoals Angela Merkel beweert. Dat is een goede en normale ontwikkeling, en in ieder geval het soort evolutie waar een vrije samenleving recht op heeft. Ook vanuit islamstandpunt maakt het weinig uit welke soort ongelovigen wij zijn: christenen of heidenen, of nog iets anders. Wij hebben immers in elk van die gevallen geen recht op het aardrijk noch op de hemel, want beide zijn aan moslims voorbehouden. De islam is uiteindelijk niets anders dan de grootheidswaan (specifieker: uitverkiezingswaan) van Mohammed, met anderhalf miljard figuranten die zijn spel meespelen. De verdiensten of schuld van de ongelovigen staan daar volkomen buiten.

Het probleem van de islam komt uit de islam zelf voort en heeft zich ongevraagd aan ons opgedrongen. De islam maakt daarbij, in zijn autonome agressie, gebruik van de zwakke punten in onze verdediging. Hij ziet dat zowel christenen als ongelovigen zich slecht verdedigen en ook niet gemotiveerd zijn om zich te verdedigen. Christenen zijn sentimenteel en masochistisch, ze denken dat het deugdzaam is, onnozel te zijn en zich te laten overrompelen. De meeste vrijzinnigen van tegenwoordig zijn te weinig gefocust, te hedonistisch, te onwetend omtrent elk religieus wereldbeeld en in het bijzonder het islamitische.

Er zijn dus twee problemen: een uitwendige islamdreiging en een inwendige beschavingscrisis in het Westen. Ter vergelijking: je kan maar Aids krijgen als je zelf “risicogedrag” én er een Aids-virus door de omgeving waart. Libertijnen uit vroegere generaties vertoonden ongetwijfeld volop risicogedrag, en toch kregen zijn geen Aids, want het virus bestond nog niet. (Ze kregen gebeurlijk wel andere ziekten, net zoals onze samenleving vóór het islamprobleem met andere kwalen te maken kreeg.) Omgekeerd zou de uitwendige dreiging van het virus geen gevaar betekenen voor wie zich er niet via risicogedrag aan blootstelt.  

Wie vindt dat “de islam het probleem niet is”, heeft gelijk. Net als de gezworen celibatair die vindt dat “het Aids-virus het probleem niet is”. Voor hem is alle investering in Aids-onderzoek weggegooid geld: de ziekte zal hem toch niet treffen. Maar wij leven niet in een ideale wereld. Wij leven in een wereld waarin onze samenleving haar recht op verval, of zelfhaat, op verwarring door cultuurmarxisme, ten volle uitoefent, en daardoor wel kwetsbaar geworden is voor binnendringing door destructieve krachten. Zelfs zulke onvolmaakte maatschappij als de onze heeft nochtans recht op overleving, en daarom moet ze tegen haar belagers beschermd worden. Zoals elke doeltreffende strategie begint die zelfverdediging door de belagers bij de naam te noemen. Eén ervan heet de islam.

Labels: ,

Read more...

3 augustus 2016

"Dagboeken Himmler onthullen gruwelijke realiteit"?


In tegenstelling met wat de kranten beweren (http://www.nieuwsblad.be/cnt/dmf20160803_02409933), onthullen de dagboeken van Heinrich Himmler, voor zover de inhoud al bekend is, juist niét de gruwelijke realiteit waar de lezers aan denken, namelijk de Holocaust. Er worden enkele onprettige faits divers uit aangehaald, zoals de terechtstelling van gevangenen, en die zijn allicht gruwelijk wanneer je er zelf bij betrokken bent. Maar dat is iets anders dan de gruweldaad waarmee Himmler vereenzelvigd wordt, namelijk de planmatige uitroeiing van de Joden. Zoals hier gepresenteerd zouden deze dagboeken eerder als bewijsstuk bij uitstek kunnen dienen voor de negationisten. Zij zouden kunnen zeggen: "Als er een Holocaust had plaatsgevonden, dan zou een dagboek van Himmler wel de plaats bij uitstek zijn om hem te vermelden, quod non."
Het antwoord vinden we wellicht in de stukken theorie die David Irving bijwijlen prijsgeeft van zijn Himmlerbiografie in wording. Irving is een self-made historicus, die veel vaker dan gediplomeerde historici dé proeve van historisch werk heeft doorlopen, namelijk ontdekkingen doen in primaire bronnen, ook orale (vooral de honderden interviews met oud-nazi's of anderszins betrokkenen, die voor de schoolsere historici nooit hun voordeur zouden opengedaan hebben), eerder dan van elkaar af te schrijven. In het begin ging hij mee in het gewone verhaal, al schokte hij door voor Brits publiek sommige Duitse gevoeligheden te belichten, bv. de hoge dodentol van het bombardement van Dresden. In een tweede stadium deed hij dat ook nog, behalve dat hij Adolf Hitler onwetend achtte aan de Holocaust, die door Himmler georganiseerd zou zijn zonder er de Füher mee te belasten. In een derde stadium werd hij echt een Holocaust-ontkenner, en vadsige journalisten zullen hem nog steeds zo noemen.
In het vierde en allicht finale stadium erkent hij wel twee en een beetje van de drie luiken van de Holocaust: (1) de jacht op partisanen aan het Oostront, waartoe ook alle Joden gerekend werden, door de Einsatzgruppen; zij werden met een nekschot afgemaakt; (2) de eliminatie van de Poolse Joden in Aktion Reinhardt te Sobibor, Treblinka, Belzec en Majdanek; (3) Auschwitz. is een geval apart: het was oorspronkelijk niet bedoeld als uitroeiingskamp maar als productiecentrum, vandaar "Arbeit macht frei". Toch vond er ook een zekere mate van uitroeiing plaats, maar slechts zijdelings. Het problematische van het gebruikelijke scenario wordt geïllustreerd door het gezin Frank: Anne en haar moeder en zus stierven door ziekte, terwijl de vader het overleefde; geen enkele werd vergast of anderszins terechtgesteld. Maar het was dan ook bijna het einde van de oorlog, toen de genocide afgebouwd werd.
De "bekering" van Irving (niet de enige negationist die uiteindelijk van kamp veranderd is, zie onder meer mijn collega-oriëntalist Christian Lindtner), hoewel onverminderd anti-Joods, houdt de erkenning in dat de afwezigheid van enig document dat zulk plan ontvouwt, met name het ontbrekende Führerbefehl, verklaarbaar is. In Himmlers documenten heeft hij naar eigen  zeggen enkele eedverklaringen van SS'ers gevonden waarin zij geheimhouding zweren. Volgens hem werd de Holocaust in het diepste geheim uitgevoerd, met zo min mogelijk papierspoor, en zag Himmler dat als een zware plicht die hij manmoedig op zich nam om het Duitse volk en de Führer die last te besparen. Toen de oorlog naar zijn einde liep, werden de toch al geringe sporen vernietigd.
 
Himmler zou het idee gekregen hebben in september 1941, toen hij volgens plan Duitse Joden hervestigde in veroverd Sovjet-gebied.  De bevoegde generaals vonden hen maar een sta-in-de-weg en gaven ook hen dus het al gebruikelijke nekschot. Zo kwam Himmler, die in 1940 het idee van een genocide nog als "bolsjevistisch" en "on-Germaans" van de hand had gewezen, vanuit de praktijk tot het inzicht dat de systematisering van dat soort "Endlösung der Judenfrage" het efficiëntst zou zijn.


Er was dus wel degelijk een geplande genocide, alleen zat die met haar onverwachte aspecten wat ingewikkelder in elkaar dan Hollywood en Het Nieuwsblad menen. Het is bijvoorbeeld onzin dat het plan voor een genocide al van in het begin in het nazisme ingebakken zat (de professioneel achterhaalde maar bij leken nog steeds populaire "intentionalistische" these). In de plaats daarvan was er een geleidelijke opbouw in functie van wijzigende oorlogsomstandigheden (de "functionalistische" these). Dat leidt bijvoorbeeld tot het ongemakkelijke inzicht dat vele nazi's niét genocide-gezind waren en zelfs tegen 1945 nog altijd niet van een genocide gehoord hadden. Zoals er bijvoorbeeld in 1950 ook volop Chinese soldaten waren die oprecht geloofden dat zij met hun invasie de Tibetanen kwamen bevrijden en hun leven verbeteren.
 
De ervaring leert dat zulke herschrijving van de geschiedenis van WO2 op veel conformistische weerstand stuit, ook als men niét aan negationisme doet, integendeel. Hier wordt juist met de schijnbare argumenten tegen een Holocaust (gebrek aan Führerbefehl of andere administratieve randvoorwaarden, de onwetendheid van vele betrokkenen, "wir haben es nicht gewusst") afgerekend, maar dat is nog steeds een ondankbare taak, ook al doet men ze met zuiver geweten. Dat is nu eenmaal het harde van geschiedschrijving: een ontnuchtering uit hapklare illusies, een opgroeien uit sprookjes in zwart-wit. Niet iedereen is er volwassen genoeg voor. 

Labels: , , , ,

Read more...

<<Oudere berichten     Nieuwere berichten>>