30 oktober 2013

Waarom België niet hoeft


 

Toen het toonaangevende weekblad The Economist tijdens de zeer langdurige regeringsvorming eens rechtuit zijn mening gaf, schreef het dat België een overbodige staat was: als het niet bestaan had, zou niemand het uitvinden. Later werd het blad door de Belgische diplomatie of door belgicistische lezers ingelicht over de politieke toedracht van de Belgische twist, namelijk hier de goede Belgen en daar de afgrondelijk foute Vlaamse separatisten, dus liet het zich op commando laatdunkend uit jegens de alternatieven voor dit aftandse koninkrijk. Maar het eerste gedacht is het beste, zei mijn moeder al. Dus inderdaad, België beantwoordt aan geen enkele behoefte.

Dat geldt wel voor de meeste staten. Toch zijn zij er doorgaans in geslaagd, de loyauteit van hun burgers door hun meerwaarde te verdienen. Ook multi-etnische staten als Zwitserland hebben hun ingezetenen aan zich kunnen binden:  een staat hoeft niet de bestuurlijke veruitwendiging van een bestaand volk te zijn. Dus België had kunnen slagen, maar heeft andere prioriteiten. In zijn eerste eeuw was het internationaal belang van België wel nog buiten alle verhoudingen tot zijn bescheiden afmetingen;  sindsdien is het echter gestadig achteruitgeboerd. Als belgicistische Vlamingen zeggen  dat ze het in België goed leven vinden, bedoelen ze blijkens hun voorbeelden veelal: in Vlaanderen.

Het gaat hier niet eens over het negatieve palmares van België. Niet dus de afgehakte handen onder Leopold II, niet de beslissende rol van Brave Little Belgium in de escalatie tot de Eerste Wereldoorlog en alle ellende die daaruit voortkwam, noch zijn collaboratie met nazi-Duitsland of zijn schuld aan de repressie, en zelfs niet zijn in het buitenland nauwelijks bekende  langjarige minorisering van de Vlamingen. Alleen de nuchtere vaststelling dat dit stuk grondgebied beter bestuurd zou worden, en zijn bewoners gelukkiger zijn, als zijn taalgebieden met aparte politieke structuren overeenkwamen. Er waren misschien ooit leenroerige redenen om de Waalse met de Vlaamse gewesten te verbinden, maar die gelden in het democratische tijdperk niet meer. Er hebben misschien ooit godsdienstige redenen bestaan om Zuid- van Noord-Nederland te scheiden, maar die gelden in dit seculiere tijdvak niet langer.

Wanneer belgicisten zich uitgedaagd voelen om de meerwaarde van België te bewijzen, veranderen zij liefst van onderwerp. Zij proberen het ondermeer met “schuld door associatie”, vooral door op de samenwerking van een prominente Vlaamse partij met de Duitse bezetter van 1940-44 te wijzen, alsof die de voorafgaande eeuw van stelselmatig Belgisch onrecht tegen de Vlamingen kon verantwoorden. Het is integendeel die voorafgaande eeuw van onrecht die medeschuldig was aan de Vlaamse collaboratie. Of zij herhalen de vondst van een belgicistisch geschiedkundige dat de taaldiscriminatie aan het IJzerfront in 1914-18 (inbegrepen het “pour les Flamands la même chose”) voor het eerst door een krant in bezet België aangekaart werd, alsof die Duitse goedkeuring ze minder waar maakte. De taaldiscriminatie in het leger is onmiddellijk na het ontstaan van België ingesteld en de wet om die te verminderen (niet af te schaffen) was kort voor de oorlog eindelijk ingevoerd maar kende nog geen begin van uitvoering, en de oorlogsomstandigheden zelf waren een voortreffelijke uitvlucht om er geen werk van te maken. Het was een krant in bezet België die dit feit moest uitbrengen omdat de Belgische regering erover zweeg. Belgicisten leiden de aandacht af naar eender wat, zolang  het maar niet de waarheidsvraag is

Een andere, momenteel zeer populaire tactiek is de antipolitiek. Alle media zweren samen om de neus van de domme Vlamingen in de richting van het ongevaarlijk amusement te zetten. De prestaties van de Rode Duivels zouden die vervelende politiek moeten doen vergeten. Het zegt veel over de kwaliteit van België dat het door zulk vermaak gered moet worden.

En verder zijn er de zuivere leugens. Zo zegt topbelgicist Paul Goossens in zijn open brief aan Leuvens rector Rik Torfs (Campuskrant, 23-10-2013): “Als student stonden we reeds op de barricaden voor een sociaal bewogen en kritische universiteit, één die op de lange tenen van het beleid en het Vlaamse ego durfde trappen.” Vlaanderen heeft vandaag een klein beetje zelfbestuur, maar zit nog steeds in de Belgische grendelhoudgreep gevangen, het is nog steeds de oppositie tegen de Belgische machthebber. Een “kritische” studentenleider zou ook vandaag nog eerder aan de kant van Vlaanderen staan, tegen de Belgische machtsstructuren. Destijds waren de verhoudingen echter klaar als pompwater: Vlaanderen had geen enkele macht, en de kritische studentenbeweging keerde zich tegen de zetelende macht, dus tegen België. “Leuven Vlaams” nu uitleggen als een anti-Vlaamse leuze, is diametraal het tegendeel van de waarheid. Naar België zal ik oprecht nostalgie voelen eens het niet meer bestaat, maar het door en door valse belgicisme noopt mij om de pro-Vlaamse zijde te kiezen. 

Maar ergens kan ik wel meevoelen met de mensen die liever met iets anders bezig zijn dan met betwistingen tussen de gemeenschappen. Zij nemen een voorschot op de toestand die wij allen nastreven, namelijk een land dat niet meer door tijdrovende communautaire kwesties verlamd wordt. Helaas, zolang dit België blijft bestaan, zullen ook die betwistingen en die onvrede voortduren. Daarvoor je kop in het zand steken, door hem met voetbal of ander vertier te vullen, bestendigt slechts de ellende. Laat ons dus de communautaire vrede bewerkstelligen door een formule die doorheen de eeuwen bewezen heeft, te werken: “Goede omheiningen maken goede vrienden.” Doordat Vlaanderen geen duidelijke grenzen had, verkeerde een naburige gemeenschap voortdurend in de verleiding om in Vlaanderen in te breken en het van stukken grondgebied te beroven. Een internationaal erkende staatsgrens zal veel meer taalvrede over Vlaanderen laten nederdalen dan de onzekere taalgrens ooit heeft gekund. Zelfs de oud-linkse veteraan Régis Debray heeft zich tot een Eloge des frontières (Gallimard 2010) bekend.

Uiteraard moeten we altijd de mogelijkheid van een bekering van onze Franstalige vrienden onder ogen zien. Misschien willen zij na een moment van inkeer wel de transfers stoppen (of zelfs de ontelbare miljarden “solidariteit” sedert 1830 terugbetalen) en de grendels afschaffen, wie weet? In dat geval zou een unitair België wel een vaderland voor de Vlamingen kunnen zijn. Te vrezen valt echter dat het juist daarom voor de Franstaligen onaanvaardbaar is. Ook zij verkiezen een politieke eenheid die aan een culturele eenheid beantwoordt. Ook zij willen baas in eigen huis zijn. En wij zijn vrijgevig van aard, wij gunnen hun  gaarne dat zelfbestuur.

Belgicisten houden van communautaire betwistingen, want zij ijveren voor een systeem dat ruimschoots bewezen heeft, deze te doen voortduren en op de spits te drijven. Flaminganten (en wallinganten) daarentegen willen tot de niet-verdrukte volkeren behoren die zich met serieuzere zaken dan nationale eisen kunnen bezighouden. Zoals de meeste belgicisten vind ik het communautair gekrakeel maar tijdverlies; het verschil is dat zij de daad niet bij het woord voegen. Hun keuze bestendigt juist de onmin tussen de gemeenschappen.

Hoe dat zelfbestuur echter te bereiken? Wanneer ik de zeer weinigen uit mijn jeugd terugzie die aan het gauchisme trouw zijn gebleven, dan voel ik alleen maar medelijden om zoveel misleide inzet voor een heilloze en verloren zaak. Wanneer ik Peter De Roover bezig zie, die de Vlaamse Volksbeweging in 1991 voor Vlaamse onafhankelijkheid deed kiezen, en die nog steeds op dezelfde nagel klopt, heb ik een wat positiever indruk. Ten eerste is zijn zaak minder verloren en veel minder heilloos; ten tweede kent zijn leven toch wel wat gezonde verscheidenheid, zie bv. zijn inzet als leraar en onderwijsactivist. Het Vlaamse bewegen is geen voltijdse bezigheid, en dat is maar goed ook.

Vlaanderen vecht minder spectaculair voor zijn onafhankelijkheid dan Ulster of Baskenland, of anders gezegd: de Vlamingen beoefenen de kunst van het mogelijke. Soms doen zich gunstige gelegenheden voor, en hopelijk zijn er dan Vlamingen klaar om de geboden kans te grijpen. In ieder geval, zo hebben Vlaamse bewegers ruimschoots tijd over voor andere, vaak dringender zaken. Vlaanderen, dag en nacht denk ik aan allerlei dingen, soms ook aan u.

 

Labels: , , , , ,

Read more...

Vlaamse bewustmaking


(Doorbraak, 5 oktober 2013)

Ooit hoorde ik een oude man op de Vlaams-Nationale Debatclub met zichtbare pijn in het hart afgeven op de onverschilligheid en het arrivisme van de hedendaagse jeugd; hij had het blijkbaar anders meegemaakt. Het stemt oude flaminganten bitter dat de jongere generaties steeds minder blijk geven van Vlaams militantisme.  Dat is een kwestie van bewustzijn: men gaat in de hangmat van de Vlaamse verworvenheden liggen (bv. onderwijs in de eigen taal) en minacht de moeite die vorige generaties gedaan hebben om deze toegevingen van België los te peuteren, omdat men zelf die moeite nooit gekend heeft. Vlaamsgezinde organisaties willen de jeugd dus opnieuw de grotere verbanden doen zien, al het Belgische onrecht dat minder in het oog springend is. Zoals de socialisten ooit de arbeiders “politiek bewust” wilden maken en hen grotere verbanden en de uiteindelijke oorzaken van hun armoede wilden doen beseffen, zo willen de flaminganten hun volk het belang van het Vlaming-zijn bijbrengen.

Hoe dikwijls bloklettert een Franstalige krant of weekblad niet dat “les Flamands” dit willen of dat weigeren, terwijl het onderstaande artikel alleen het VB of de N-VA betreft. Vele Franstaligen haten ons als Vlamingen, ongeacht onze gebeurlijke mening pro België. Nogal wat Franstaligen zijn er zelfs niet van op de hoogte dat de meeste Vlaamse media en kunstenaars anti-Vlaams en belgicistisch geworden zijn.

De achteloze en geblaseerde hangmathouding tegenover de Vlaamse strijd bij de jongere generatie wordt door de media arglistig bevorderd door die problematiek enerzijds te negeren en anderzijds degenen die hem ernstig nemen, zwart te maken. Het is bijvoorbeeld aandoenlijk om zien hoe antipolitiek zij campagne voor de Rode Duivels voeren om de volkse sympathie toch maar van de Vlaamse naar de Belgische identiteit te verleggen. De zanger of acteur die in een vraaggesprek stoer hooghoudt dat hij “Belg” is omdat zijn identiteitskaart dat zegt, doet aan bestudeerde oppervlakkigheid. Die eenzelvigheidskaart is niet zelf een grondslag waarop je een identiteit kan baseren, maar is de resultante van politieke machtsverhoudingen. Vlaamse bewegers zullen de aandacht op die machtsverhoudingen leggen, terwijl belgicisten doen alsof deze niet bestaan en de identiteitskaart als een goddelijke wilsbeschikking uit de hemel gevallen is.

Terwijl belgicisme niet meer is dan antipolitiek en oppervlakkigheid, heeft het wel succes, en niet alleen bij de subsidie-afhankelijke cultuursector. In mijn jonge tijd werd het Belgische nationalisme wat lachwekkend gevonden, maar nu is het heel modieus; net zoals de identiteit “Brusselaar” (vrouwelijk: Brusseles) toen iets was voor Franssprekende madammekes in bontmantel met schoothondje, terwijl Noord-Belgische hoofdstedelingen het nu gretig als etiket opspelden. De meeste mensen vormen hun mening niet op basis van een zoektocht naar wat waar is, maar door een overweging in welk gezelschap je erdoor terecht komt. In het geval van de Vlaamse beweging begrijpt de oppervlakkige Vlaamse mediaverbruiker dat elke Vlaamse verzuchting hem in het kamp van de slechten doet terechtkomen, daar hebben de media zelf voor gezorgd. Conformisten herken je dus hieraan, dat zij nadrukkelijk Belg zijn.

 

Idealisme

Deze houding wordt nog versterkt doordat de huidige jongeren ook op andere gebieden zeer verwend zijn. De vroegere ethiek van werk en opoffering, dé sterkhouder van de Vlaamse beweging, is nagenoeg verdwenen. Het idealisme is hun vreemd, of wordt zelfs vereenzelvigd met de offerbereidheid die katholieke Vlaamse jongens naar het Oostfront dreef. Oorlog is voor idealisten inderdaad een gevaarlijke tijd. Maar voor een dagelijkse politieke strijd is idealisme de juiste houding. Wat er dan toch als Vlaamse overwinning te vieren valt, is op die belangeloze inzet gebouwd. Jammer genoeg is die inzet van het voetvolk veelal door haar leiders met hun gauw gevulde kinderhand aan de onderhandelingstafel verkwanseld. Dit is, naar het woord van Joost Ballegeer, een “volk zonder bovenlaag”.

Daar staat dan de retoriek over de “transfers” tegenover. Dat is nu eens een heel materialistisch argument pro splitsing. Het is pas zeer recent een ernstig discussiewapen geworden, vooral sinds prof. Juul Hannes aangetoond heeft dat de transfers geen kwestie van conjunctuur zijn (met vandaag een verarmd Wallonië waarvan je zou kunnen begrijpen dat het Vlaamse giften opsoupeert), maar een constante in de Belgische staat sinds de afscheuring van 1830. Maar weer is het niet goed: dit keer verwijt men de flaminganten “materialistisch” en “egoïstisch” te zijn. Het blijkt ook niet echt een wervend thema te zijn: Vlamingen willen zich juist beter voelen door de gevende partij te zijn. De recente dood van prof. Hannes zou voor Vlaamsgezinde media een aanleiding gevormd hebben om zijn bevindingen nog eens onder de aandacht te brengen, maar het bleef muisstil.

 

Structureel

Behalve de anti-Vlaamse conjunctuur is er een structurele reden waarom de Vlaamse strijd zulke miezerige zaak is, niets om fier op te zijn. Vanaf 1830 bieden de Vlamingen een zeer verdeelde en ongefocuste aanblik. Te druk met overleven of met hun eeuwige zaligheid, en zelfs degenen die aan politiek doen, geraken gemakkelijk van de pro-Vlaamse koers af.  Jan De Laet, vooraanstaand volksvertegenwoordiger van de flamingantische Meetingpartij haalde indrukwekkende persoonlijke en Vlaamse successen, maar liet zich vervolgens door België omkopen. Vandaag werkt de Koning Boudewijn-Stichting heel stelselmatig aan het dankbaar stemmen van Vlamingen wegens bewezen Belgische gunsten.

De handige strategie van België om Vlamingen te coöpteren is echter niet de voornaamste reden voor het Vlaamse gebrek aan engagement. Dat is zeer zeker het alom heersende gevoel dat er belangrijker zaken zijn dan het Vlaamse zelfbestuur. De Vlamingen zelf geloven maar heel gedeeltelijk in het belang van de Vlaamse strijd. Dat komt onder meer doordat het, ook na aftrek van de transfers, de taalgrensgemeenten, de hoofdstad en een deel politieke macht, gewoon niet slecht genoeg gaat om de Vlaming uit zijn dagelijkse bezigheden te krijgen.

 

Augias

                En dat is goed zo. Terwijl de Vlamingen vol toewijding en zelfopoffering voor de Vlaamse zaak streden, toen zij honderdduizenen op de been kregen voor Yzerbedevaarten en Marsen op Brussel, werd hun Brussel demografisch afhandig gemaakt, werden de faciliteiten gebetonneerd, werd de grendelgrondwet ingevoerd. De Fanstaligen moesten de straat niet op, zij hoefden hun stem niet te verheffen tijdens pathetische toespraken. Stemverheffing staat gelijk met machteloosheid.

In die zin hoeft de toegenomen nuchterheid geen probleem te zijn. Was Augias vol idealisme aan het werk gegaan, dan waren de naar hem genoemde stallen nog steeds niet gereinigd. In de plaats daarvan was hij lui en leep en liet hij de veel krachtiger stroom het werk doen. De Vlaamse beweging moet niet ouderwets ijveren, zij moet slim zijn en internationale ontwikkelingen aftappen.

Zij heeft dat trouwens al twee keer gedaan: tijdens de Duitse bezettingen. Daaraan was twijfelachtig dat zij met een militaire bezetter meeheulden, de tweede keer ook de na verloop van tijd gebleken aard van die bezetter, maar niet dat zij “verraad” pleegden door een buitenlandse mogendheid boven België te verkiezen. Boerenpummels die zich door vlaggengezwaai laten oppeppen, zullen vol pathos zeggen dat de Vlaamse collaborateurs “landverraders” waren, alsof die zeer veranderlijke grenslijnen op de kaart enige loyauteit afdwingen. Uit nationalisme -- dat volgens de Vlaamse denker Guy Verhofstadt recht naar Auschwitz moet leiden -- verabsoluteren zij de grenzen van België, terwijl de separatisten de historisch juiste betrekkelijkheid van de grenzen en van de daarachter schuilgaande politieke verhoudingen poneren: “Geen tronen blijven staan.”

Zonder collaboratie met buitenlandse mogelijken bestonden vele bekende staten vandaag niet. Geen Verenigde Staten zonder de cruciale ingrepen van Frankrijk tijdens de onafhankelijkheidsoorlog. Geen Ierse republiek zonder de Paasopstand van 1916 met Duitse steun. Geen Cuba Libre zonder de Spaans-Amerikaanse oorlog. Vaak is de bezetting van het moederland door een vreemde mogendheid de gelegenheid waar een vrijheidslievend volk op wacht, zie de IJslandse onafhankelijkheid van Denemarken in 1944, of die van een aantal Zuid-Amerikaanse landen toen de Fransen Spanje waren binnegevallen. En om de Vlamingen met hun sympathie voor underdogs helemaal gerust te stellen: ook vrijheidsbewegingen die het pleit verloren hebben, deden beroep op buitenlandse steun, bv. de Boerenrepublieken die wat Duitse steun kregen, of het Polisario-front dat Algerije als uitvalbasis mag gebruiken.

Vandaag zijn er echter andere internationale krachten dan de strijd onder de grootmachten waarmee handige kleine volkjes hun voordeel kunnen doen. Er is een vacature voor een Vlaamse voorman die die krachten tot nut van Zuid-Nederland kan aanwenden.

Labels:

Read more...

12 oktober 2013

Te vroeg gepiekt? (Hoegin)

Vrijdagavond publiceerden De Standaard en de VRT de resultaten van een nieuwe opiniepeiling. In de bijhorende analyses werd vooral ingezoomd op het resultaat van de N-VA, dat voor het eerst sedert de federale verkiezingen van 2010 netto op verlies staat. Dat verlies is weliswaar uiterst miniem, maar tegelijkertijd wel de ultieme bevestiging dat de piek voor de Vlaams-nationalistische partij met scores tot veertig procent voorbij is.

Voor de N-VA voltrekt zich stilaan een waar horrorscenario. Amper enkele maanden geleden was het niet geheel onrealistisch om nog te dromen van scores tegen de veertig procent aan. De partij was virtueel incontournable op Vlaams niveau, en daarmee leek een heruitgave van de regering–Di Rupo na 25 mei 2014 een moeilijke klus te worden.

Vandaag staan de zaken er anders voor. Voor het eerst sedert de federale verkiezingen van 2010 haalt de partij in een peiling een score lager dan haar uitslag van toen voor de Kamer. Toch zou het verkeerd zijn de partij nu al bij de verliezers te plaatsen. Een maand geleden haalde de partij in een peiling van La Libre Belgique nog 35,5%, terwijl Le Soir de partij 30,7% gaf. Dat is een belangrijke nuance bij de vele kranten- en andere commentaren die dit week-end het minieme verlies van de N-VA dik in de verf wilden zetten. Meer zelfs, als we alleen maar naar de wiskunde van de drie laatste peilingen kijken, is de N-VA vandaag de enige partij in Vlaanderen die statistisch gezien 99,9% zeker is van winst tegenover de laatste verkiezingen. Maar psychologisch ziet het plaatje er natuurlijk helemaal anders uit.

Ook over de oorzaken van de «achteruitgang» van de N-VA –voor zover die er dus zou zijn– werd dit week-end wat afgeanalyseerd. Dat een partij tussen twee verkiezingen door fenomenaal piekt is zeker geen unicum in de Vlaamse geschiedenis. Vraag het maar aan Jean-Marie Dedecker, die het vijf jaar geleden aan den lijve mocht ondervinden. Maar voor wat het waard is: persoonlijk denk ik dat het probleem in de eerste plaats aan de overvolle agenda van Bart de Wever ligt. De partijvoorzitter/burgemeester van Antwerpen geeft de laatste maanden een nogal afgematte indruk. Zijn afstandelijke houding bij de Blijde Intrede van koning Filip in Antwerpen leek wel deels geïnspireerd door slaapgebrek, en dus niet alleen republikeinse gevoelens. Maar ook: als hij nog eens met een woordje Latijn uitpakt, dan voelt het flets, krampachtig en vooral ook erg vergane–glorie aan. Misschien zou een beetje meer vrije tijd voor de partijvoorzitter om wat te herbronnen al meteen een positief effect kunnen hebben op de uitslag van de N-VA in de volgende peilingen, om over de verkiezingen nog maar te zwijgen?

Een partij die het alvast in de analyses van de opiniepeilingen goed doet, is de CD&V. In de peilingen zelf blijft de partij immers kwakkelen rond haar verkiezingsuitslag van 2010, en is ze op dit ogenblik helemaal niet zeker van enige winst. Meer zelfs, partijvoorzitter Wouter Beke legde verleden week de lat voor de partij op 20 procent, en daar blijft de partij voorlopig nog een eindje onder.

Eenzelfde fenomeen doet zich voor bij de Open Vld. De partij klimt in de peilingen inderdaad uit een diep dal, maar staat tegenover de laatste verkiezingen nog steeds op licht verlies. De populariteit van Maggie de Block kan daar voorlopig nog maar weinig aan verhelpen. De populariteit van die laatste contrasteert overigens fel met de mediasteun die Navid Sharifi kreeg. Sommige commentatoren gebruiken in dat verband dan ook het woordje «ondanks», maar het zou best wel eens kunnen dat Maggie de Blocks populariteit er net gekomen is dánkzij haar consequente houding bij de uitwijzing van deze charlatan. Vraag is alleen maar hoe lang zij dat beleid verder zal mogen zetten.

Want inderdaad, waar er psychologische winnaars zijn, zijn er ook psychologische verliezers. Meer zelfs: op dit ogenblik is de sp.a de enige Vlaamse partij die volgens de peilingen zelfs nog geen schijn van kans maakt om haar laatste verkiezingsresultaat te benaderen. Combineer dat met de slechte peilingsresultaten van de PS in het zuiden van het land, en het laat zich raden dat de komende maanden best nog wel eens «interessant» zouden kunnen worden in de federale regering. Het valt in ieder geval wel op dat het populisme van Johan vande Lanotte –in sommige media aan de lopende band net niet uitgeroepen tot Redder des Vaderlands, of toch zeker de Behoeder van de Portemonnee van «de Mensen»– niet aanslaat. Men kan dan wel analyseren dat het «recept B» van Elio di Rupo begint te werken, het «recept S» van Johan vande Lanotte doet dat voorlopig toch nog niet.

Vlaams Belang blijft worstelen met de psychologische drempel van de 10 procent. De laatste peilingen plaatsen die partij net boven die grens, en vrijwel zeker boven haar abominabel resultaat van de provincieraadsverkiezingen van een jaar geleden. Een evenaring van de verkiezingsresultaten van 2010 zit er echter voorlopig toch nog niet in.

Opmerkelijk is het resultaat van Groen: die partij haalt in deze peiling immers haar beste resultaat van de laatste tien jaar. Daar hoort echter de nuance bij dat de partij in de peiling van Le Soir verleden maand zo slecht scoorde dat zelfs de kiesdrempel weer in zicht kwam. Statistisch gezien staat de partij vrijwel zeker op winst tegenover de laatste federale verkiezingen, maar anderzijds niet bepaald veel hoger dan wat ze verleden jaar reeds voor de provincieraden behaalde.

Bij LDD blijft de ellende aanhouden: de partij blijft ver onder de kiesdrempel. Vermoedelijk zal alleen een eventueel persoonlijk sterk resultaat van Jean-Marie Dedecker in West-Vlaanderen de partij in de verscheidene parlementen kunnen houden.

Dan staat de PVDA er veel beter voor. De partij haalt in deze peiling haar beste resultaat van de laatste twee jaar, maar de kiesdrempel is alvast op Vlaams niveau nog steeds veraf. Lokaal ziet de situatie er echter heel anders uit. Volgens een simulatie op basis van de peiling van dit week-end haalt de partij in de kieskring Antwerpen niet één, maar zelfs twee zetels in het Vlaams Parlement. En wat meer is: zonder kiesdrempel zou daar zelfs nog een derde zetel bijkomen uit de kieskring Oost-Vlaanderen.

Wat die zetelverdeling betreft kan opgemerkt worden dat de twee grootste partijen, N-VA en CD&V, deze keer samen net niet meer aan een meerderheid geraken. Dat betekent dat er na 25 mei 2014 vermoedelijk opnieuw minstens drie partijen in de Vlaamse regering zullen moeten zitten. Eén voorbeeld van zo'n drie-partijencoalitie is de huidige, die nog steeds over een ruime meerderheid zou beschikken. Maar ook de «Antwerpse coalitie» van N-VA, CD&V en Open Vld kan rekenen op een stevige meerderheid. De federale regeringspartijen CD&V, Open Vld en sp.a komen samen nog steeds niet aan een meerderheid in het Vlaams Parlement, maar de afstand tot het benodigde aantal zitjes is vandaag opmerkelijk kleiner dan enkele maanden geleden. Van een V-meerderheid is ondertussen geen sprake meer.

Bijlage: Overzicht van alle peilingen in Vlaanderen sedert 2004

Labels: , , , , , , , ,

Read more...

10 oktober 2013

Het Indo-Europese wereldbeeld

 

Er is op zich niets bijzonders aan de Indo-Europeeërs, behalve dat ze als taalgroep de helft van de wereldbevolking uitmaken en dat hun talen sinds tweehonderd jaar het voorwerp uitmaken van grondige studie, zodat een zeer volledig beeld van deze taalfamilie ontwikkeld is. Hun wereldbeeld is interessant, maar dat is dat van andere gemeenschappen ook, en allemaal behoren ze tot één stamboom. Het ongewoon belang van het Indo-Europees ligt vooral op politieke vlak, in de moderne geschiedenis van zowel Europa als Iran en India.

De oudste taalwetenschap richtte zich trouwens op een andere taalfamilie, het Oeralisch (Fins-Ests-Hongaars-Samojeeds), waarvan de talenstamboom reeds in de 18de eeuw in kaart gebracht was. In 1786 merkte Sir William Jones in Kolkata, waar hij rechter voor de East India Company was, de verwantschap op tussen Sankrit, Perzisch (Iraans), Grieks, Latijn (Italisch), Gotisch (Germaans) en Keltisch. Hoewel er al van in de 16de eeuw dergelijke vermoedens waren, geldt dat als de officiële begindatum van de Indo-Europese filologie.

Lijsten van kernwoorden in de verschillende talen illustreren deze verwantschap, bv. eka/heis/unus/één, dva/duo/duo/twee, tri/treis/tres/drie, catur/tettares/quattuor/vier, pañca/pente/quinque/vijf, enz. Behalve de genoemde talen kwamen daar nog Albanees, Armeens, Baltisch en Slavisch bij, en werden sporen van uitgestorven takken ontdekt, waaronder het Anatolisch (Hittitisch, Trojaans) en het Tochaars.

 

Thuisland

Het eerste geponeerde thuisland waar het Proto-Indo-Europees gesproken zou zijn, en waar alle Indo-Europese talen vandaan komen, was India (1808). Spoedig werd deze optie verlaten, en tegen 1830 was de overtuiging verankerd dat Midden- of Oost-Europa het thuisland vormde. In uitbreidingsgebieden zoals West-Europa zou een kleine minderheid van Indo-Europeessprekenden door hun maatschappelijk en cultureel prestige de inheemse meerderheid vanaf ca. 4000 v.Chr. ertoe gebracht hebben, de nieuwe taal over te nemen. De ontleningen aan verschillende inheemse talen zouden het snelle uiteenvallen van het Indo-Europees in taalgroepen verklaren. In de jaren 1990 kreeg Colin Renfrew’s theorie van een Anatolisch thuisland wat steun, waarbij de verbreiding van de landbouw het voertuig van de Indo-Europese expansie zou geweest zijn. Taalkundige overwegingen maken dat echter onwaarschijnlijk, bv. de massa (inheemse) leenwoorden in het Anatolisch, het gebruik van het inheemse Hatti als liturgische taal, en de nagenoeg volledige overname van inheemse familietermen (omdat de Hittieten als krijgsbende het land veroverd hadden). Een thuisland op de Russische steppen wordt door bijna alle westerse geleerden aanvaard, en alleen uitgedaagd door een hernieuwde Indiase thuislandtheorie. Het Indo-Europees bevat alle termen uit de veeteelt, daar waar termen uit de landbouw vaak door de dochtertalen aan substraattalen ontleend zijn, wat beantwoord aan het scenario dat zij als veetelers binnenkwamen bij een bevolking die reeds de landbouw kende.

Enkele overwegingen. Algemeen wordt aangenomen dat het thuisland ergens in het midden van zo een groot taalgebied moet liggen, bv. de Wolga tussen Portugal en Bengalen, tussen IJsland en Lanka. Maar de meeste talen die zich uitbreiden, doen dat vanuit een uithoek, in één richting, bv. de Bantoe-talen (van West-Afrika zuidoostwaarts, Oostkaap), de Austronesische taalfamilie (ca. van Taiwan zuidwaarts, Nieuw-Zeeland), de Amerindische supertaalfamilie (van Canada zuidwaarts, Tierra del Fuego), Russisch (van ca. Kiëv oostwaarts, Alaska), Turks (van de Altai westwaarts, Balkan), Arabisch (van Arabië westwaarts, Marokko). Het zou dus eerder aan de regel beantwoorden dan een uitzondering vormen als het Indo-Europees vanuit India westwaarts gegaan was tot aan de Atlantische kust.

De Oeralische taalfamilie bevat honderden leenwoorden uit het Indo-Europees, vooral uit de Iraanse taalgroep. Mocht dit betekenen dat het Indo-Europees zich op de steppe als buur van het Oeralisch ontwikkeld heeft vooral naar Iran en India af te zakken, dan zouden er ook Oeralische leenwoorden in tenminste deze Indo-Europese talen voorkomen. Maar in werkelijkheid was deze uitwisseling zuiver éénrichtingsverkeer. Dat betekent dat er Iraniërs naar de Russische steppen gekomen zijn (de Skythen, ca. 500 v.C.), woordenschat meegedeeld hebben maar de ontleende Oeralische leenwoorden niet naar het thuisland in Zuid-Azië doen komen.

Verschillende uitgestorven talen die taalkundig tot de westelijke takken van het Indo-Europees behoren, komen in of nabij India voor: Tochaars, Proto-Bangani en wellicht het gepostuleerde substraat in het Boeroesjaski en in het Soemerisch (Eufratisch). Dit bewijst dat ook de westelijke dialecten van het Indo-Europees uit India stammen.

De “taalkundige paleontologie” leidt uit de woordenschat van een taal haar oorspronkelijk leefmilieu af, ooit geduid als wijzend op een kouder klimaat. Echter, Indo-Europese basiswoorden zijn geïdentificeerd voor subtropische soorten als de olifant, luipaard en leeuw. India heeft ook dieren en planten uit het Indo-Europese lexicon die op een koud klimaat voor het Thuisland schenen te wijzen: de beer, de wolf, de otter, de berk. Van sommige soorten is de naam van betekenis veranderd: de bever/mangoest.

De Oost-Europese Thuislandtheorie impliceert dat het Iraans en het Indo-Arisch één taal en cultuur vormden, ergens in Centraal-Azië, en daarna in hun historische habitat aankwamen. In werkelijkheid wijst de Rg-Veda erop dat de Iraanse traditie later begonnen is dan de Indo-Arische, en een samenleven van de twee in India vooronderstelt, waarna de Iraniërs in bekende want beschreven omstandigheden naar het westen getrokken zijn. In Iran kwamen zij pas later, lang was Afghanistan het hartland van de Iraanse beschaving, waar ook Zarathoesjtra woonde. De Avesta bevat een lijst van zestien gebieden die voor Iraanse bewoning geschikt waren: die zijn de verschillende streken van Afghanistan, enkele gebieden in het noordelijke grensgebied, en twee ten oosten: Hapta Hendu, het “zevenstromenland” ofte Panjab, en Airiianam Vaejo, “het zaad van de Ariërs”, d.i. Kasjmir, dat volgens Indiase teksten het pre-Vedische stamland van de eerste Iraniërs was. 

Ook archeologisch is er nooit een bewijs gevonden voor de Ariërs die India binnendringen. Daarom is er vanaf ca. 1990 een nieuwe argumentatie voor een Indiase Thuislandtheorie opgekomen. Deze is door de meeste Indiase archeologen aanvaard en werd spoedig door het hindoe-nationalisme omarmd.

 

Politiek gebruik

De Oost-Europese Thuislandtheorie is ten volle politiek uitgebuit, eerst en vooral voor het kolonialisme: de Europeanen deden in India en elders maar wat de hindoes zelfs duizenden jaren geleden gedaan hadden. Een tweede gebruik was door het nazisme, bekend van het aan het Sanskrit ontleende maar volkomen fout geïnterpreteerde begrip “Ariër”. Perzië doopte zich in de jaren 1930 weer om tot Iran, “land van de Ariërs”. In India diende het om bevolkingsgroepen tegen mekaar op te zetten: de “inheemse” Dravidiërs tegen de “ingeweken” Indo-Ariërs, de “inheemse” lage kasten tegen de “ingeweken” hoge kasten, de “inheemse” tribalen (met een inheems uitziend koloniaal neologisme, de “adivasi’s”) tegen de “ingeweken” niet-tribalen. Zoals de kolonialist Winston Churchill zei: “Wij hebben zoveel recht om in India te zijn als eender wie daar, behalve misschien de laagste klassen, die de inheemse stam zijn.”

Wie de Indiase Thuislandtheorie afwijst omdat zij politieke connotaties heeft, moet de Oost-Europese Thuislandtheorie honderd keer afwijzen, want zij is in veel meer landen, voor veel langere tijd, met veel meer politieke macht, en met veel dramatischer gevolgen, gebruikt geweest.

 

Mythologie

De Indo-Europese mythologie kent vier generaties goden, vier tijdperken, een scheiding van hemel en aarde, een eindtijd, een verhaal van de mens die zijn tweelingbroer doodt/offert om de wereld te stichten/scheppen, en het verhaal van de drakendoder. Typisch is ook de driedeling, die bv. in de maatschappij de drie standen voortbrengt. Wij vinden er een spoor van terug in haar integratie in het christendom, nl. de Drievuldigheid. In de hindoe-wijsbegeerte staat zij centraal, maar ook in andere Euraziatische wereldbeelden komt zij in uiteenlopende vormen voor. Tot in de hedendaagse cultuur vindt men haar motieven op allerlei plaatsen terug.  

Labels: , , , , ,

Read more...

6 oktober 2013

Wouter Beke legt de lat op 20 procent (Hoegin)

Naar aanleiding van zijn herverkiezing als partijvoorzitter was Wouter Beke zo boud om de lat voor de CD&V in 2014 op 20 procent te leggen. Als je kijkt naar de historische trend van de laatste zestig jaar, de peilingen van de laatste jaren, of de uitslag van de laatste federale verkiezingen, dan is het duidelijk dat dit een bijzonder ambitieus doel is voor de CD&V. Wouter Beke zelf trekt zich echter op aan het resultaat van de provincieraadsverkiezingen in 2012. Of legt hij gewoon de lat zo hoog dat het ongevaarlijk wordt eronderdoor te gaan?

Beginnen we met de historische trend. In 1946 startte de partij met een score van 56,2% in Vlaanderen, en steeg in 1960 met 60,4% zelfs even boven de kaap van de zestig procent uit. Sindsdien gaat het gestaag bergaf met de christen-democratie in Vlaanderen, met als voorlopig dieptepunt de verkiezingen van 2010. De partij haalde toen voor de Kamer 17,6% van de stemmen, en zakte voor de Senaat zelfs verder door tot 16,1%. Al naargelang je op de verkiezingsresultaten van de CVP/CD&V een lineaire of een logaritmische regressie toepast kom je uit op een achteruitgang van gemiddeld 0,63% per jaar of een halvering eens om de veertig jaar.

Wat betekent dit, in mensentaal, voor de verkiezingen van 2014? Dat, tenzij er zich een trendbreuk zou voordoen, de CD&V op 25 mei 2014 ergens tussen de 10 en de 22 procent zal scoren, met als meest waarschijnlijke uitslag 15–16 procent. Een score van 20 procent of meer is dus zeker niet uitgesloten, maar niet erg waarschijnlijk. En een trend die al meer dan zestig jaar stand houdt ombuigen is geen sinecure, zeker niet als men ze in positieve zin wil ombuigen. De laatste jaren hebben slechts twee politici een historische trend weten om te buigen: Guy Verhofstadt in negatieve zin voor het liberalisme, en Bart de Wever in positieve zin voor het Vlaams-nationalisme.

Over naar de peilingen. Daar moeten we al terug naar de peiling van De Standaard en VRT van 2 april 2010 voor een score van 20 procent of meer. Sindsdien kwam de partij zelfs niet meer boven de 19 procent uit, behalve dan in die ene peiling van 7 oktober 2011 bij diezelfde peiler. De laatste maanden zien we echter een lichtjes positieve trend voor de CD&V in de peilingen. In de twee peilingen van verleden maand scoorde de CD&V bij Le Soir 17,2%, en bij La Libre Belgique 17,3%. Zonder rekening te houden met eventuele systematische scheeftrekkingen of andere methodologische problemen levert dat een kans op van ongeveer 0,2% om boven de 20 procent uit te komen. Of nog, op basis van deze twee peilingen is het een veiligere gok om op 25 mei 2014 met drie dobbelstenen in één keer drie zessen te smijten dan erop te wedden dat de CD&V boven de lat van Wouter Beke springt.

Wat dan met die provincieraadsverkiezingen? De CD&V haalde op 14 oktober 2012 inderdaad 21,4% van de stemmen voor de provincieraden. Sommigen menen dat dit in verband staat met de gemeenteraadsverkiezingen: lokaal populaire CD&V-burgemeesters zouden voor CD&V-stemmen in de provincieraden zorgen. Ik betwijfel echter of kiezers die in 2010 nog voor de N-VA stemden in 2012 «per ongeluk» opnieuw voor de CD&V zouden stemmen. Mijn vermoeden is dat enkele N-VA-kiezers uit 2010 teruggevloeid zijn naar de CD&V, omdat zij niet helemaal tevreden waren met de gang van zaken rond de regeringsvorming. Maar meer nog, dat voor een aantal kiezers de provincieraden zo onbekend en zo onbelangrijk zijn, dat zij vinden dat daar geen «kracht van verandering» nodig was. Het is dan maar de vraag of Wouter Beke volgend jaar opnieuw op die groep kiezers zal kunnen rekenen, wanneer het over de federale en de regionale verkiezingen gaat – met bijhorende verkiezingscampagne.

Op dit punt moeten we toch zeggen dat 20 procent al bij al een beetje een merkwaardig doel is. Als Wouter Beke echt de provincieraadsverkiezingen als referentiepunt wil gebruiken, waarom legt hij de lat dan niet op die uitslag – 21,4%? Zo zeker is hij blijkbaar dan toch niet van zijn stuk, want hij stelt zich in 2014 al tevreden als de achteruitgang voor zijn partij niet meer dan 1,4% bedraagt. Ter vergelijking: zoals het er nu naar uitziet zal de N-VA de verkiezingen van 2014 in de media verliezen als ze er niet minstens een procent of drie–vier bij doet.

Zoals altijd, en dan zeker bij de CD&V, geldt ook hier dat er een «voor» en een «na» de verkiezingen is. De 20 procent zijn immers niet meer dan een pose vóór de verkiezingen, die moeten dienen om de partij te onderscheiden van de sp.a en de Open Vld. Van zodra echter op 25 mei 2014 de eerste resultaten zullen binnenkomen, zullen de provincieraadsverkiezingen van 2012 geruisloos uit de CD&V-communicatie verdwijnen. Haalt de partij bijvoorbeeld 19,8% van de stemmen, dan zal er alle nadruk op gelegd worden dat de partij erop vooruitgaat tegenover 2010, niet dat ze erop achteruitgaat tegenover 2012. Of hoe «christen»-democraat Wouter Beke vandaag al de leugen van 25 mei 2014 voorbereidt…

Labels: , , ,

Read more...

3 oktober 2013

Aan wie de 16? (Hoegin)

Rik van Cauwelaert noemde het in De Tijd «politieke gezelschapsspelletjes»: met nog meer dan negen maanden te gaan tot de verkiezingen schrijven de journalisten zich krom over wie kandidaat is om Elio di Rupo op te volgen. Waarna hij zelf het gerucht lanceert dat zowel Elio di Rupo als Paul Magnette zouden azen op… een Europees commissariaat!

Regering–De Wever-Reynders

Het scenario duikt af en toe op, en het klinkt goed, zo'n herstelregering–De Wever-Reynders als tegenbeeld van een regering–Di Rupo II. Maar welke partijen zouden aan zo'n regering kunnen deelnemen? N-VA en MR om te beginnen natuurlijk, en in het zog van de MR ook de Open Vld. Maar wie regeert er dan nog mee? De CD&V en cdH? Dat wordt aan Vlaamse zijde dan een zogenaamde Antwerpse coalitie, maar aan Franstalige zijde vooral een minderheidscoalitie. Benieuwd of de Franstaligen volgend jaar al even principeloos zullen willen zijn als de Vlamingen in 2011. Met een centrum-rechtse overwegend Vlaamse federale regering, en als reactie daarop misschien wel een links-linkse Waalse regering van PS en Ecolo staan we dan misschien wel voor zeer interessante tijden in het zuiden van het land.

Persoonlijk houden we het dus op een voortzetting van de huidige regering. Grootste argument voor zo'n scenario is dat alle ervaring leert dat Vlaamse politici veel gemakkelijker buigen dan Franstalige. Enige mogelijke spelbreker voor dit scenario: de Vlaamse kiezer, als die de N-VA en het Vlaams Belang in het Vlaams Parlement zo groot maakt dat een Vlaamse afspiegelingsregering zonder N-VA niet meer mogelijk is.

V-meerderheid

Maar wat dan nog? Ons vermoeden: dan verandert er op federaal vlak niets, en krijgen we op Vlaams niveau een Antwerpse coalitie. Als je ziet hoe de federale begroting vandaag mismeesterd wordt, zou je gaan vermoeden dat men zelfs doelbewust aanstuurt op een economisch rampenscenario, waarbij er na 26 mei 2014 in alle haast een federale regering gevormd zal móeten worden omwille van de «financiële markten». Met andere woorden, een voortzetting van de huidige regering–Di Rupo, omdat er geen tijd zal zijn om te neuten over confederalisme. En al zeker niet als de Rode Duivels op hetzelfde ogenblik wereldkampioen spelen in Brazilië.

Wouter Beke zal de N-VA dan met plezier voor de keuze plaatsen: Vlaanderen maandenlang in een bestuurlijke chaos storten terwijl de CD&V in de federale regering haar «verantwoordelijkheid opneemt», of braafjes met hen (eventueel aangevuld met de Open Vld) een Vlaamse regering vormen en de kracht van verandering uitstellen tot 2019. Zolang de N-VA bij voorbaat revolutionaire toestanden afzweert heeft Wouter Beke geen reden om met de N-VA veel rekening te houden bij de vorming van een federale regering.

IJdeltuit Di Rupo

In ons lijstje staat Elio di Rupo dan ook nog steeds met stip op nummer één om zichzelf op te volgen na 25 mei 2014. En zoals de zaken er op dit ogenblik voorstaan –rebus sic stantibus, zou Bart de Wever zeggen– zal dat zelfs nadrukkelijk zonder de N-VA moeten zijn. Sedert 13 mei 2010 is er, buiten de provincieraadsverkiezingen, nog geen enkele peiling verschenen die de N-VA onder de dertig procent plaatst. Zelfs die dertig procent zou nog een winst van 1,8% zijn tegenover de laatste federale verkiezingen, en dus mogen we er gerust van uitgaan dat de N-VA na de volgende verkiezingen in de federale Kamer nog groter zal zijn dan ze nu al is. Bij de PS is het dan weer van eind 2011 geleden dat de partij nog gepeild werd op een niveau dat vergelijkbaar is met de laatste federale verkiezingsuitslag, want sindsdien staat de partij op verlies. Conclusie: in de volgende federale Kamer zal de N-VA niet alleen groter dan de PS zijn, ze zal afgetekend groter dan de PS zijn.

Je ziet dan ook van hier dat Elio di Rupo premier zal willen spelen in een regering waarin de N-VA een kop groter is dan zijn eigen PS. Wie denkt dat dit betekent dat de N-VA dan de premier zal moeten leveren is echter van een goed jaar. Koning Philippe die de eed afneemt van eerste minister Bart de Wever? Neen, de enige mogelijke oplossing is dat de N-VA opnieuw uit de federale regering gehouden wordt. Onze kakelverse koning-met-een-missie zal over zo'n hyperdemocratisch manœuvre zeker geen problemen maken.

Drama queen zkt camara's

Dat Elio di Rupo zou azen op een Europees commissariaat lijkt ons dan ook een lachertje. Hoe vaak komt zo'n Europees Commissaris in de pers? Alleen als hij blundert, of als hij als zwarte piet kan dienen in één of ander nationaal debat. Zelfs de «hoge vertegenwoordiger» voor buitenlandse zaken en veiligheid Catherine Ashton –wie kent haar?– komt amper in het nieuws. Karel de Gucht zou zich trouwens met geen Menense pictogrammen bezighouden als hij daar in de Europese Commissie niet totaal zat te verwelken (of de vloer aangeveegd werd door Chinezen).

Nog eentje: als de uitslag van de PS tegenvalt, en Waals klein-links enkele zetels haalt, zou Elio di Rupo liever naar de oppositie trekken om zijn partij te laten herbronnen. Alsof dat enige garantie zou geven dat hij er in 2019 dan wel bij zal zijn. Detail: in 2019 wordt hij trouwens 68 jaar.

Neen, ze gaan een heel straf postje moeten uitvinden om Elio di Rupo vrijwillig uit «de 16» weg te krijgen. En na de passage van Herman van Rompuy als Europees «president» is het eerder twijfelachtig of er in 2014 veel vette postjes voor Belgen beschikbaar zullen zijn.

Bart de Wever

Hij mag zeggen wat hij wil, maar Bart de Wever is op dit ogenblik de enige natuurlijke kandidaat-premier van de N-VA. Elke andere N-VA-kopman of -vrouw is slechts tweede keus. En we zijn het niet persoonlijk gaan rondvragen onder de N-VA-leden, maar we hebben een sterk vermoeden dat ze er zo ongeveer allemaal hetzelfde over denken, op twee na. De ene zit in Antwerpen, en zegt dat hij niet beschikbaar is. De andere zit in Gent, en dacht dat hij eind augustus zijn federaal regeringsakkoord al uit de doeken mocht doen in een interview met De Standaard. Dat laatste was, zoals ondertussen bekend, «voor zijn beurt gesproken».

Bart de Wever zit natuurlijk wel met hetzelfde probleem waar Jannie Haek mee geplaagd zat: zoals die laatste zijn opzegpremie thuis niet uitgelegd kreeg, zo krijgt Bart de Wever een federaal premierschap thuis niet uitgelegd. Net zoals het ook niet snor zit met het confederalisme van de N-VA. Ironisch, dat op dit ogenblik net het communautaire het zwakke punt is van wat ooit als een communautaire one-issue-partij vertrokken is…

Didier Reynders

Didier Reynders zou natuurlijk maar wat graag eerste minister van België worden. Maar iets zegt ons dat de man intelligent genoeg is om te weten dat dat weinig waarschijnlijk is, tenzij zich één of andere bijzonder opportuniteit zou voordoen. Enerzijds maakt hij geen kans mét de PS in de federale regering, en anderzijds maakt een federale regering zonder PS geen of weinig kans. Maar je weet natuurlijk nooit. In 2010 zag het er immers lang naar uit dat de MR en de Open Vld zelfs de regeringsbanken niet zouden halen.

Kris Peeters of Wouter Beke

Kris Peeters die liever niet premier zou willen worden, het klinkt een beetje als een Yves Leterme die de huwelijkstrouw predikt. Weinig geloofwaardig dus. Al was het maar omwille van de dure eden die ook die laatste zwoer toen híj Vlaamse minister-president was. Het scenario, waarbij Kris Peeters Wouter Beke federaal zou laten voorgaan, is zo mogelijk nog gekker. Welke paddenstoelen moet je al gegeten hebben om in alle ernst te kunnen beweren dat een CD&V'er geen Belgisch postje zou ambiëren, of woord zal houden?

Er zijn echter twee dingen die ervoor zorgen dat CD&V vandaag geen openlijke kandidaat naar voren schuift. Ten eerste: het is een gemakkelijke manier om het zwakke punt van de N-VA in de schijnwerpers te plaatsen. En ten tweede: het pijnlijke besef dat Kris Peeters niet alleen geen kandidaat van rang 1 is, maar ook niet van rang 2 (Didier Reynders of Bart de Wever), doch slechts rang 3. Zeg maar de categorie waar ook Johan vande Lanotte en Alexander de Croo spelen dus. Pijnlijk, voor een partij die ooit volstrekte meerderheden haalde in Vlaanderen.

Dit artikel verscheen op 18 september 2013 in 't Pallieterke.

Labels: , , , , , , , , , ,

Read more...

Cultuur met K



(Naar aanleiding van een uitspraak in de herhalingsuitzending van Thuis, namelijk "De waarheid maakt veel kapot, Tom. Maar het probleem lig niet bij de waarheid, wel bij ons", publiceren wij dit niet-gepubliceerde artikel uit juni 2010.)
 

Vandaag heerst in Vlaanderen somberheid over een dreigende toekomst: “We slagen er niet meer in om onze wegen te onderhouden, de pensioenen zakken onder de armoedegrens, Vlaanderen wordt een derdewereldland.” Dat was in de jaren ’80 wel anders. “Vlaanderen kan het”, zo parafraseerde cartoonist Kamagurka de zelf-feliciterende campagnes van het jonge Vlaamse gewest. Hij ziet er nu vergeeld uit op de toeristenborden rond Gent, stad van Flanders’ Technology, de handdruk van de robotarm met de mensenarm, maar toen symboliseerde hij een groot optimisme en zelfvertrouwen.

Als Leuvens student oriëntalistiek keek ik in die tijd zeer op naar de wereldberoemde afdeling oriëntalistiek in Leiden. In mijn jeugd had ik al een minderwaardigheidsgevoel tegenover Nederlanders: zodra ik de grens overstak, voelde ik me plots heel klein, zo tussen die huizenhoge Hollanders met hun grote mond. Maar toen ik voor het eerste het Leidse instituut bezocht en er de Nederlandse studenten leerde kennen, bleken zij helemaal niet verder te staan dan wij, eerder het tegendeel. Bescheiden maar degelijk, dat bleek typisch Vlaams.

Met periodes werkte ik toen in een New-Age boekhandel, of zoals dat in het eigen jargon heette, “een boekhandel op je pad”. Bij reizen naar hippe centra als Amsterdam, Glastonbury en San Francisco stelde ik steeds weer vast dat de soortgelijke winkels aldaar onmiskenbaar onderdeden voor mijn eigen werkgever: een beperkter gamma, meer toegevingen aan platte pulp, personeel dat minder bekwaam was om de kandidaat-koper inhoudelijke uitleg te verschaffen. In mijn eigen sector zag ik dus bevestigd: Vlaanderen kan het.

Nu buitenlandse bedrijven en banken het beste van de Vlaamse industrie overgenomen of opgedoekt hebben, rest er niet veel meer te afficheren aan Vlaamse speerpuntprestaties. Maar niet getreurd. Toen het Verenigd Koninkrijk veel van zijn industriële pluimen verloor, bleef het wereldwijd in de schijnwerpers dankzij zijn enorme en aantrekkelijke culturele productie, van de Beatles en Mary Quant tot Inspector Morse en Harry Potter. Militair en economisch stellen de Britten niet veel meer voor, maar ze hebben nog steeds soft power. Vlaanderen heeft voor zijn uitstraling niet zo’n handig vehikel als de Engelse taal en BBC World, maar het kan toch wel iets opsteken van het Britse voorbeeld.

Als u al eens naar TV1 kijkt, dan hebt u die reclame gezien voor BVN, de zender die u toelaat, eender waar ter wereld VRT-programma’s te volgen. Zoals de Economist ooit blokletterde, “Global village, travelling peasants”: hoe globaler het bereik van onze ICT, hoe meer we onze exotische vakantieomgeving negeren om onder de palmbomen onze thuislandse voetbalcompetitie te volgen. Als illustratie voor dit gemak dient in die reclame een contrast tussen een Hindi soap Ghar (“huis”, bedoeld was allicht Ghar par, “thuis”) en haar Vlaams origineel: Thuis. Het is “natuurlijk” maar een grapje, want Thuis wordt niet geëxporteerd of vertaald. Het is blijkbaar net zo met de Vlaamse samenleving verweven als de stripreeks Nero, die in tegenstelling met Suske en Wiske nooit vertaald werd of zelfs maar in Nederland verspreid.

Thuis is in zijn genre inderdaad zeer geslaagd. Toen ik in 2007 langdurig gehospitaliseerd was, sloeg ik geen enkele aflevering over, noch de nieuwe ’s avonds noch de heruitzending ’s namiddags, en ik maakte dan een vergelijkende studie met andere reeksen als Mooi en Meedogenloos. Nu pik ik slechts occasioneel nog eens een aflevering mee, maar in dat genre is het niet moeilijk om de draad van het verhaal snel weer op te pikken. Mijn conclusie: Thuis steekt met kop en schouders boven zijn mededingers uit. Het verhaal is in verhouding veel realistischer, het gaat over gewone mensen, de opeenvolgende stappen in een intrige worden zonder oeverloze omwegen afgewikkeld, zelfs de gewaagde uitstapjes in het misdaadgenre zijn niet al te zeer bij het haar getrokken.

De producenten en scenaristen geven blijk van een zeker respect voor de zeepkijker. Ze doen de moeite om de episodes zo te timen dat een kerstscène effectief in de kersttijd uitgezonden wordt. Zelfs de verjaardagen van de personages zijn zo gekozen dat hun horoscoopteken met hun personage klopt: mevrouw Marianne de dominante Leeuw, Nancy de ongecompliceerde Stier, Eva de toeschietelijke Weegschaal, Femke de gekwelde maar strijdbare Schorpioen.

Maar vooral, de ideologische boodschap is heel verstandig gedoseerd. Jawel, onze staatszender heeft zelfs in een zeepreeks een taak van volksopvoeding. De kijker krijgt er de gewenning aan homo- en lesbische paarvorming ingelepeld, de inwisselbaarheid van partners (bv. antiquair Jean-Pierre die eerst met Marianne en dan met haar dochter Ann een relatie heeft), de gevaarlijkheid van drugs, de psychologische schade door incest, het bedrog van alternatieve geneeswijzen. De fel katholieke Pool Waldek is zelfs bereid om zijn Tsjetsjeens adoptiefkind Kasper islamitisch op te voeden (zegt hij, al zie je hem dat voornemen niet uitvoeren). Jongeren plegen er hun studies op te geven, behalve als ze van Marokkaanse afkomst zijn: Aisja die in de Rechten en Joessef die in de Geneeskunde afstudeert. Na enkele liefdesaffaires met loslopende Vlamingen vinden deze superieure mensen mekaar en worden ze samen gelukkig. Op latere leeftijd worden Marokkanen verantwoordelijke en trouwe huwelijkspartners, zoals Mo(hammed), en dit in tegenstelling tot de geboortige Vlamingen, die alle mogelijke verhoudingen uitproberen en daar maar ongelukkig van worden. Zodus, de multiculturele boodschap wordt er bij de kijker zorgvuldig ingelepeld.

            U ziet het: Vlaanderen is mee met zijn tijd. Ja, Vlaanderen kan het!

Labels: ,

Read more...

<<Oudere berichten     Nieuwere berichten>>