28 september 2013

Het IJzerbedevaartcomité en de Afrikaners



Een probleem in de Vlaamse beweging is de verwarde hoewel begrijpelijke gehechtheid aan zowel het Vlaams-nationalisme als andere ideologieën, bv. het katholicisme of damals het totalitarisme, later het heersende progressisme. Nou ja, probleem: dat hoeft op zich niet problematisch te zijn, doch reken maar op de Vlamingen om zich daardoor in een knoop te werken.

Een voorbeeld was de houding tegenover de Afrikaners, eind jaren 80. Op de nationale Bedevaart naar de IJzergraven werd traditioneel, naast het Wilhelmus en De Vlaamse Leeuw, ook Die Stem van Suid-Afrika gezongen. De nationalistische omarming van de Afrikaners als “broedervolk” was het voorwerp van eensgezindheid onder de IJzerbedevaarders. Men had dus dat lied moeten blijven zingen zolang als het een broedervolk gold, ongeacht de politieke tendenzen. Anderzijds was het Apartheidsstelsel erg omstreden, zelfs binnen de Vlaamse beweging. Het was zondermeer juist om daar bezwaar tegen te maken.

Bezwaar maken tegen een zeer tijdelijk bestuursstelsel is echter iets anders dan bezwaar maken tegen een volk. Terwijl de anti-Apartheidsbeweging onder de zwarten en ook onder de Engelssprekenden een racistisch anti-Afrikanerkarakter kreeg, was de Vlaamse beweging in een positie om een origineel standpunt in te nemen. Ze kon het Afrikanervolk omarmen en tegelijk deze broeders zeggen dat zij zich vergisten. Als trouw broedervolk waren de Vlamingen zelfs beter geplaatst zijn om de Afrikaners voor de komende afgrond te waarschuwen. 

Echter, niets van dat alles. Rechtse Vlamingen verbonden aan hun gehechtheid aan de Afrikaners automatisch ook steun aan de racistische Apartheid, linkse Vlamingen verbonden aan hun afkeer voor de Apartheid een racistische afkeer voor de Afrikaners en hun nationaal lied. De originele middenpositie kwam er niet aan te pas; niemand betuigde zijn verwantschap met de Afrikaners terwijl hij toch de Apartheid verwierp. Ja, originaliteit en Vlaamse beweging, ze vallen moeilijk te verenigen. Het IJzerbedevaartcomité, door links als spreekwoordelijk rechts verfoeid, trachtte bij zijn vijanden in het gevlij te komen en maakte daarvoor de kwestie-Zuid-Afrika tot inzet van een georganiseerde broedertwist op zijn bedevaart. Aangezien de anti-Apartheidsbeweging zich tegen het Afrikanervolk keerde, vond het hersenloze IJzerbedevaartcomité er niet beter op dan hetzelfde te doen, ondermeer door het lied Die Stem uit het programma te weren.

Dat de agenda van het comité minder met een hooggestemde bewogenheid over een politiek stelsel in een ver land te maken had dan met ideologisch conformisme, bleek vervolgens uit zijn poging om met de anti-Vlaamse politieke wind mee te waaien. Het stelde het nochtans zeer heldere en nog altijd actuele programma dat bekend staat als het Fronterstestament in vraag. Dat luidde: nooit meer oorlog, zelfbestuur en godsvrede. Om het van zijn politieke implicaties te ontdoen, maakte het comité daarvan de nietszeggende slagzin: vrede, vrijheid, verdraagzaamheid. De Frontsoldaten hadden haar op hun tanden, en dat vertaalde zich in drie doorleefde en heldere eisen. De welgedane comitéleden slaagden erin om daar iets grijs en betekenisloos van te maken.

Of verdeeldheid zaaien de taak van de beheerders van een bedevaart is, valt te betwijfelen; het heeft de vijanden van de Vlaamse beweging alleszins veel plezier gedaan. Wel zijn de linksen, spijts de bedoelingen van het comité, nooit op bedevaart gekomen. Twintig jaar lang is de IJzerbedevaart alleen maar achteruit gebold en heeft ze zowel haar harde kern als haar meelopers weggejaagd, tot ze zichzelf in 2012 moest afschaffen. De pogingen van het comité om zijn koers te rechtvaardigen, waren een monument van gezemel en woordenkramerij, gelukkig te saai om te onthouden. De eerloosheid van de formele behoeders van de Bedevaart, die een Vlaamse manifestatie hebben laten ten onder gaan in de ijdele hoop om zo de verklaarde vijanden van de Vlaamse beweging aan te trekken, zegt helaas weer veel over de Vlamingen. Want deze mensen zijn echt niet zo uitzonderlijk.

In 2013 bezegelt de flop van het Gordelfestival de ondergang van de Gordel, samen met de feitelijke afschaffing van de IJzerbedevaart weer het verlies van een flamingantisch monument. Allebei zijn ze het gevolg van de controle over Vlaamse manifestaties door mensen die andere prioriteiten hebben. Verschil: dat de BLOSO-socialiste Carla Galle de Gordel eerst zoveel mogelijk van zijn politieke angel ontdeed en tenslotte om zeep heeft geholpen, lag misschien in de lijn der verwachtingen, maar dat de formele behoeders van de IJzerbedevaart (een moment van inkeer en eensgezindheid bij de verschillende stromingen) hun natuurlijke achterban hebben weggejaagd om bij de verklaarde vijanden van de Vlaamse beweging in het gevlij te komen, is werkelijk verachtelijk.
Ik ben nooit naar de IJzerbedevaart geweest en op zich interesseert zo'n manifestatie mij niet. Maar ik weet wel dat als ik iets dergelijks onder mijn hoede nam, ik het zou verdedigen en hooghouden, in plaats van het kapot te maken.


(Doorbraak online, 23 september 2013)

Labels: , ,

Read more...

22 september 2013

De nieuwe tsjeven



 

                Nogal wat mensen die de vorige jaren op de N-VA gestemd hebben, zijn teleurgesteld. De N-VA drukt geen kenmerkend stempel op de Vlaamse regering waar zij deel van uitmaakt.  De N-VA in de gemeenten heeft wat burgemeesters en schepenen, maar veel specifieke “verandering” (een banale en nietszeggende belofte) krijgen we daar ook niet te zien. De partij komt vooral negatief in het nieuws, zowel vanuit Vlaamsgezind als vanuit belgicistisch standpunt.

Kortrijk bv. toonde een staaltje van een lepe truuk die de gedoodverfde burgemeester Stefaan De Clerck een voetje lichtte. Alleen kwam dat pootje niet van de N-VA, die slechts haar medewerking verkoos te geven aan de stadsgreep van Vincent Van Quickenborne. Wie zou het beste zijn voor de Vlaamse zaak: de belgicist Q of de confederalist De Clerck? Een Vlaamsgezinde partij zou zich door die overweging hebben laten leiden om met De Clerck een meerderheid te vormen. De N-VA heeft zich er laten gebruiken voor de politieke belangen van ervarener spelers.

Anderzijds zijn er de media die in hun campagne tegen de N-VA elke betwistbare gebeurtenis aangrijpen om de partij in een kwaad daglicht te stellen. Vlaamsgezinde maatregelen, bv. in Aalst of in Menen, kunnen natuurlijk alleen op spot en hoon rekenen. Ook gevallen steken, zoals het “VNV”-verleden van Lubbeeks burgemeester Theo Francken, worden tot in het ongerijmde gedramatiseerd. En elke banale dorpsruzie wordt uitvergroot. De N-VA weet dat ze tot de loopgraven veroordeeld is, maar toch gedraagt ze zich als een gewone partij. Ze meent zich bijvoorbeeld de knoop te kunnen veroorloven waar de partij zich in gewerkt heeft in Turnhout. Als buitenstaander had ik de indruk dat pakweg de huisvuilophaling in de Kempenstad niet tot de uitzetting of het ontslag van een aantal partijleden hoefde te leiden, maar de N-VA heeft zulke splitsing toch voor elkaar gekregen. Beseffen zij dan niet dat de talrijke vijanden van de partij op vinkenslag liggen om elke misstap of zwakheid uit te buiten?

Antwerpen, natuurlijk, is hét N-VA-bolwerk waar de tegenstanders het daadwerkelijke beleid van Bart De Wever en Liesbeth Homans kunnen afschieten. Zij schromen zich er niet voor, besluiten van het vorige socialistische bewind als illustratie van het vreselijke N-VA-beleid af te schilderen. Echte N-VA-beleidslijnen worden steevast “neoliberaal” genoemd, bijvoorbeeld de vervanging van een park door nieuwbouw (iets wat zelfs door Antwerps districtsburgemeester Zuhal Demir niet gesmaakt wordt). De Vlaming heeft voor de N-VA gestemd omdat hij van de socialistische sinterklaaspolitiek en de noodlottige afgunstmentaliteit af wou en een realistisch economisch beleid verkoos; maar in de poltiek maakt het verschil hoe een beleid uit de verf komt, en dit hier oogt gewoon niet sympathiek, terwijl de winstpunten ervan blijven onderbelicht blijven.


Tsjeven
 
Deelnemen aan het bestuur laat wel toe om tegen het VB zeggen ze dat zij het tenminste doen terwijl de anderen aan de kant staan roepen. Dat is precies wat de CVP vijftig jaar geleden tegen de VU ook al zei. Het is de toegepaste antipolitiek: niet wát men doet is belangrijk (welke slechte compromissen men sluit, bv.), maar dát men iets doet, eender wat. Dit ietsisme is de echte tsjevenpraat.  

                Wat echter grondig verschilt van de CD&V-werkstijl zijn de openbaar uitgestalde meningsverschillen tussen de partijtenoren over de beginselen zelf van de partij. In de Franstalige media wordt de N-VA afgeschilderd als rabiaat nationalistisch en separatistisch. Het is een bewust in stand gehouden misverstand dat er iets aan de Vlaming “rabiaat” zou kunnen zijn, maar het schouwspel dat we hier te zien krijgen, vervalt in het andere uiterste. Partijleiders verklaren doodleuk dat ze van de officiële doelstelling, de Vlaamse onafhankelijkheid, “geen stijve krijgen”, of dat die “geen draagvlak heeft” (en zij er zich niet mee willen bezighouden, dat te scheppen door de mensen te overtuigen). Anderen verklaren dan weer dat ze voor onverkort zelfbestuur gaan, maar gedragen zich toch alsof de Belgische staat eeuwig zal duren. Ook kiezers die op zich weinig om het communautaire geven, krijgen een slechte indruk van deze verwarring en verdeeldheid.
 
 
Zoals vele Vlamingen, en zeker in de Vlaamse beweging, geven N-VA-ers blijk van weinig politiek inzicht. Toen Yves Leterme dankzij het kartel met de N–VA een grote verkiezingsoverwinning gehaald had, stonden zij rond hem als kleine kinderen met leeuwenvlaggetjes te zwaaien. Het politiek feit van de dag was dat hij er meteen blijk van gaf dat hij zijn programma zou verraden. Terwijl andere politieke leiders na een stembuszege hun ideologisch profiel en hun verkiezingsbeloften nog eens stoer in de verf zetten, vertelde Leterme de interviwers dat hij geen zin had in politieke verklaringen en dat hij een pint ging drinken. We zagen daar heel letterlijk de toepassing van het Vlaamse spreekwoord dat al zo vaak van toepassing geweest is: hij dronk een glas, deed en plas, en liet alles zoals het was. Maar de N-VA-ers kraaiden van pret.

                Een deel van het kiespubliek dat van het VB overgekomen is, dreigt naar die partij terug te keren. Zij hebben voor de N-VA gestemd omdat dit de “fatsoenlijk rechtse” partij leek te zijn waar destijds pater Johan Leman van droomde. Deze partij nam de centrumrechtse identiteit aan die CD&V en de OVLD hebben versmaad. De sterke punten in het VB-programma zijn immers niet van nature extremistisch en kunnen evengoed door de hoofdstroompartijen verdedigd worden. Dat Geert Bourgeois destijds als VU-voorzitter een verbod op het VB had geëist (en een partijverbod is een antidemocratische maatregel bij uitstek), nog vóór de traditionele partijen, werd het N-VA zelfs vergeven. Ook op Vlaams vlak leek de partij gematigd doch doelbewust. De door steeds nieuwe incidenten gevoede onduidelijkheid over de doelstellingen doet die goede wil bij de kiezer afkalven.
 
Een ander verschil met de oude CVP is dat de N-VA, net als de OVLD is hun beste dagen, een postmoderne partij is die op de zeer momentane mening van de kiezers beroep doet, eerder dan de uitdrukking te zijn van een diepere overtuiging en identiteit die bij het volk leeft. De levenslange CVP-stamboekkiezer was de belichaming van een maatschappelijke werkelijkheid, namelijk dat de dorpsnotabele en de werkman elkaar in de zondagsmis ontmoetten en daar hun godsbeleving als hoeksteen van hun leven deelden. Ze mochten al eens kritiek hebben op hun partij, maar als het er bij de verkiezingen op aan kwam, stemden ze toch tegen die verdomde goddeloze socialisten. Daarom was de CVP een stabiele volkspartij. De N-VA daarentegen moet het van de wispelturige kiezer van vandaag hebben, en diens voorkeur kan snel omslaan.
 
Strategie

Een ontslagen personeelslid gaf toe dat NVA-leiding, die hij bekritiseerd had, achteraf bezien gelijk had gekregen. Als je verkiezingsoverwinningen van zulk formaat kan afleveren, dan moet je wel iets goeds doen. En de N-VA deed ook iets goeds: zij gaf stem aan het gezond verstand van de gemiddelde Vlaming. Maar de tijd vordert en de partij kan niet op dat eerste succes blijven teren. Achter de huidige verwarring en stagnatie zou een strategie kunnen schuilgaan, maar dan is ze toch wel héél goed verborgen. 

De N-VA had na haar verkiezingsoverwinning haar zwakste punt, namelijk haar gebrek aan ideologische ruggengraat, kunnen remediëren. Door zelfgenoegzaamheid is die zelfcorrectie er echter niet gekomen. Ze kan nog plaatsvinden, maar het is wel hoog tijd. Het alternatief is een spoedige nederlaaag, en terug naar af voor het wenkende Vlaamse alternatief.

Gelukkig voor de partij zorgt het bestel regelmatig voor rellen die het publiek eraan herinneren waarom het ooit voor de N-VA gestemd beeft. Het zeer socialistische en noodlottige onderwijsbeleid van Pascal Smet, met hervormingen die niet nodig en niet gewild zijn, zeker niet door de onderwijsmensen zelf maar ook niet door de ouders, laat de N-V toe om zich weer als de stem van het gezond verstand te profileren. In tegenstelling met pakweg de subsidies voor de cultuursector gaat die kwestie de meerderheid vn de Vlamingen aan. De goegemeente reageert dus opgelucht: er is tenminste één partij die de dwaasheden van de anderen blokkeert. Ook de racismerel over de heel zinnige uitspraken van Liesbeth Homans, opgeblazen door de media, sprak tot het hart van de kiezer: die wil een gematigd en gededramatiweerd vertoog over het racisme, en de valse mediaverontwaardiging over een in feite veelgehoorde opmerking draagt slechts bij tot de populariteit van de politica en haar partij. Door haar campagne duwt de pers de N-VA in de rol van de underdog, en dat levert in Vlaanderen stemmen op.

Labels: , , , ,

Read more...

20 september 2013

Werk aan de winkel voor de partijgangers van de democratie


Op 1 september 2013 hield de stad Sint-Niklaas op initiatief van de vakbonden een referendum over het plan tot privatisering van de vuilnisophaling. Een minderheid van de bevolking ging stemmen en verwierp met grote meerderheid het plan. Het stadsbestuur besloot echter om met de uitslag van het referendum geen rekening te houden en zijn plan gewoon uit te voeren.

Volgens de SP.a-congrestekst van 8 juni 2013 betekent vrijheid dat "burgers voortdurend betrokken worden bij het beleid via allerlei vormen van participatie". Ook Groen wil "bestaande inspraakprocessen bijsturen en uitdiepen, bv. via adviserende volksraadplegingen, maar ook via bindende referenda". Toch beslissen zij, samen met de N-VA, om het referendum te negeren. Het democratisch palmares van de  N-VA en de SP.a is niet al te roemrijk, dus die stellingname is geen verrassing. Van Groen valt deze démarche tegen de directe democratie ons echter tegen. Natuurlijk zullen ook de ecologisten aan de directe democratie gaan twijfelen eens er een “populistisch” referendum over bijvoorbeeld de inwijking aan de orde komt; maar hier ging het over een marginaal onderwerp, bovendien één dat juist de progressieven na aan het hart zou moeten liggen: de verdediging van de overheidsbedrijven tegen de “neoliberale” privatisering.

We hebben weer eens de bekende litanie van argumenten gehoord om het negeren (of naar de toekomst toe, het afschaffen) van het referendum te rechtvaardigen. Zo luidt het dat maar een minderheid van de kiezers tegen het plan gestemd heeft. Het stadsbestuur rekent dus vrolijk de niet-stemmers bij de tegenstemmers. Het veelgebruikte stelsel van het quorum, een minimumpercentage om de stemming geldig te laten zijn, heeft altijd dit perverse effect. Vaak doet de lobby voor wie de nederlaag dreigt, een oproep om niet te stemmen, in de hoop dat het quorum dan niet gehaald zal worden. De verliezende partij vraagt er zelf om dat haar stemmen en de niet-stemmen van de afwezigen bij elkaar geteld worden, en de politieke klasse geeft haar maar wat graag haar zin.

In verkiezingen voor een vertegenwoordigende vergadering gebruikt men geen quorum, en zelfs daar haalt men vaak geen meerderheid. De EU-verkiezingen, bijvoorbeeld, doen in vele landen maar 30 tot 40% van de kiezers naar de stembus komen. Bij referenda wordt dit effect nog versterkt doordat vele kiezers de moeite niet nemen juist omdat zij vrezen dat de uitslag genegeerd of zelfs niet geteld zal worden. Het democratische standpunt hierover is dat de niet-stemmers ongeacht hun aantal aan de stemmers een mandaat tot beslissing nemen, een beginsel dat reeds bij parlementsverkiezingen toegepast wordt. Weg dus elke formele of informele hantering van een quorum.

In dit geval verloor het referendum wel aan geloofwaardigheid doordat het er kwam op initiatief van de vakbonden. Deze hebben niet bepaald een democratisch palmares. Bij andere gelegenheid staan zij niet bekend als voorstanders van, laat staan als ijveraars voor, het referendum. Maar laten we het optimistisch bekijken: dit ontypische engagement voor de volksraadpleging, hier als laatste redmiddel voor de overheidstewerkstelling van de vuilnismannen, had de vakbonden op de weg van de directe democratie kunnen zetten.

Internationaal hebben enkele ontwikkelingen nogmaals het problematische van de democratie scherp gesteld. In Istamboel hebben jongeren en vrijheidsgezinden een agitatie op het getouw gezet tegen de regering van eerste minister Recep Tayyip Erdoğan. Ze noemden hem daarbij een “dictator”, een term die volgens wijlen Moammar al-Qaddafi en wijlen Saddam Hoessein niets goeds voorspelt. Erdoğan reageerde zoals destijds Charles De Gaulle op mei ’68: hij mobiliseerde de massa’s uit de provinciesteden en de armenwijken om zijn critici eraan te herinneren dat hij wel degelijk de steun van de meerderheid van de Turkse bevolking geniet. Hij is tenslotte herhaaldelijk parlementair-democratisch verkozen. In dit geval was er waarschijnlijk zelfs geen tegenstelling tussen parlementaire en directe democratie, want het is helemaal niet zeker dat een volksstemming over de onmiddellijke aanleiding tot de agitatie (de toekomst van het Gezi-park) Erdoğan in de minderheid zou gesteld hebben. In ieder geval toont de situatie in Turkije dat liberale ideeën die op een conservatieve meerderheid stuiten, niet democratisch kunnen doorgevoerd worden. De agitatoren van mei ’68 hadden het daar al moeilijk mee: het “klootjesvolk” bleek niet geïnteresseerd in hun vernieuwingen. Het enige wat je in zo’n situatie (soms) kan doen, is in een beperkt domein als experiment je hervorming doorvoeren en dan door de goede resultaten de sympathie van de bevolking winnen, genoeg om alsnog toch een referendum of een parlementaire meerderheid te winnen.

In Egypte hebben de liberalen en zelfs veel van de vroegere kiezers van de regerende Moslim-Broeders gejuicht  voor een militaire staatsgreep. Dat lijkt wel het ultieme failliet van de democratie. Anderen zullen er echter de ultieme overwinning van de democratie in zien: premier Mohamed Morsi ontpopte zich tot een dictator (alweer dat onheilspellende woord) en het leger deed slechts zijn democratische plicht door hem bijtijds tegen te houden. Eigenlijk deed het wat het Duitse leger in 1933 had moeten doen. Bovendien was de overwinning van de Moslim-Broeders een jaar eerder niet zuiver op de graat: er was  veel verkiezingsfraude gepleegd. En hun programma staat alleszins haaks op de democratie: niet de mens maar God bepaalt de wetten, zo leren de Broeders. Toch heb ik er gemengde gevoelens bij. Zoals het Algerijnse Front Islamique du Salut in de jaren 90 recht had op zijn stembusoverwinning (terwijl er nu veel bloed gevloeid is om het van de macht weg te houden), zo had ook in Egypte de nu eenmaal aanwezige parlementaire democratie haar beloop moeten krijgen. Hoogstens is de staatsgreep als een minste kwaad te aanvaarden.

Anderzijds herinnert de Egyptische ervaring er nog maar eens aan dat we de democratie niet moeten verabsoluteren. Zij is een politiek stelsel dat maar werkt als de bevolking een zekere beschaving heeft. Ze is zelf bevorderlijk voor het ontwikkelen van die beschaving, maar is niet onkwetsbaar voor sommige rampscenario’s. De veelgenoemde terdoodveroordeling van Socrates door de Atheense democratie herinnert eraan dat het voor een meerderheid zeer wel mogelijk is om tot de moord op een ongewenst individu, of zelfs op de hele minderheid, te besluiten. Als een grote groep van de kiezers de stembusuitslag gebruikt om de stembus buiten werking te stellen in naam van een theocratisch stelsel, dan kan de stembus zelf daar niets aan doen. Er is dan een metapolitieke ingreep nodig om het denken van die meerderheid te beïnvloeden en haar die theocratische ideologie uit het hoofd te praten. Democratie bestaat niet in een vacuüm, ze is afhankelijk van een mentaliteit bij de bevolking.

Dat gezegd zijnde, moet vastgesteld worden dat de echte, directe democratie geen rol speelt in de debatten. Niet in Turkije of Egypte, maar zelfs ook niet in eigen land. Na de Burgermanifesten van Guy Verhofstadt werd er tenminste gepraat over het referendum. Met de Europese grondwet leek er even ook een nationaal referendum te zullen komen, een ijsbreker voor het beginsel van de directe democratie. Dat werd nipt afgeschoten, en sindsdien is het thema directe democratie aan de einder weggestorven. Dat is geen reden om het op te geven, maar het feit moeten we wel vaststellen: niemand van belang neemt de democratie ter harte.     
 
 
(Klein Pierke, 18 sep 20&3)

Labels: , , ,

Read more...

19 september 2013

Diplomatiek brokkenparcours van Obama (Hoegin)

«Now let me be clear: I suffer no illusions about Saddam Hussein. He is a brutal man. A ruthless man. A man who butchers his own people to secure his own power… The world, and the Iraqi people, would be better off without him.» Deze woorden werden in oktober 2002 uitgesproken in een hevige anti-oorlogstoespraak op het Federal Plaza in Chicago. Redenaar van dienst: een jonge, beloftevolle Democratische senator uit Illinois, die luisterde naar de naam… Barack Obama. Vandaag, elf jaar later, zou hij dezelfde woorden kunnen gebruiken om deze keer wél ten oorlog te trekken, tegen Bashar al-Assad.

Laat er geen twijfel over bestaan: we gaan geen traan laten voor Bashar al-Assad moest hij morgen omkomen door een goedgemikte raket op één van zijn paleizen. Maar we hebben toch ook enkele vragen over wat het post-Assad-tijdperk voor Syrië en het Midden-Oosten zal brengen. In tegenstelling tot de psychiatrische patiënt Guy V. en konsoorten geloven we namelijk niet dat de Syrische oppositie vrijwel uitsluitend uit goedmenende democraten bestaat, en daarom onze onvoorwaardelijke steun verdient.

Twee van de redenen waarom Barack Obama in 2002 de interventie in Irak verwierp, was precies dat er geen strategie voor het post-Hoessein-tijdperk voorhanden was, en dat er geen sterke internationale steun voor de interventie bestond. Op die twee punten doet Barack Obama het vandaag zeker niet beter dan George W. Bush toen. Rusland en China zijn tegen een interventie in Syrië, en zelfs het Britse Lagerhuis houdt de boot liever af. Vandaag zijn het de Fransen die nog het meest zin in een oorlog in Syrië lijken te hebben. De tijd van de zogenaamde Freedom Fries ligt dan ook al een paar jaar achter ons.

Coalition of the Willing

Maar met Rusland en China zo duidelijk gekant tegen een interventie in Syrië, en Groot-Brittannië aan de kant, zal het nog afwachten worden of Obama's Coalition of the Willing zoveel groter zal zijn dan die van George W. Bush. In april 2003 stond voor die laatste de teller op 48 landen, weliswaar met enkele militaire «grootmachten» als de Marshalleilanden, Micronesië, Palau en de Solomoneilanden, maar toch. Ondanks de steun van die 48 landen lieten de westerse media niet na herhaaldelijk te benadrukken hoe geïsoleerd George W. Bush wel niet stond. Benieuwd of ze dat met Barack Obama ook zullen doen.

En het is zelfs niet zeker of Barack Obama wel over voldoende nationale steun beschikt om tussen te komen in Syrië. Aan Republikeinse zijde is men er bepaald niet happig op om na Libië nu al voor de tweede keer op korte tijd door de Fransen in een oorlog betrokken te worden. Als stank voor dank voor de hulp om Moammar al-Qadhafi omver te werpen werd trouwens een paar maanden later de Amerikaanse ambassadeur J. Christoffer Stevens in Benghazi vermoord. Het voorstel van Sarah Palin om heel het zaakje aan Allah over te laten komt dan ook niet bepaald uit de lucht gevallen. Trouwens, iemand vrijwilliger om over enkele maanden Amerikaans ambassadeur in Aleppo te worden?

Binnenlands politiek spelletje

Het is dus lang niet zeker dat Barack Obama in het Huis van Afgevaardigden, waar de Republikeinen over een meerderheid beschikken, wel voldoende steun zal krijgen voor een interventie in Syrië. Daarom ook dat Barack Obama een achterpoortje openliet in zijn toespraak van afgelopen zaterdag. Hij vroeg immers niet de toestemming van het Congres, maar vond alleen maar dat met de steun van het Congres de Verenigde Staten sterker zouden staan.

In het geval van een herhaling van het Britse scenario in Washington D.C. meent Barack Obama toch over de bevoegdheid te beschikken om op eigen houtje een interventie te bevelen. Bij de top van de administratie klinkt het dan ook dat er wel degelijk een aanval in Syrië zal komen, ongeacht de uitslag van de stemming in het Congres. Barack Obama's vraag om steun van het Congres is dan ook niet meer dan een politiek spelletje om de Republikeinse oppositie mee in het bad te trekken.

Aangekondigde verrassingsaanval?

Nogal wat waarnemers stellen dan ook vragen bij het tactische inzicht van president Barack Obama wat betreft militaire vraagstukken. Een jaar geleden trok hij immers al een rode lijn, waardoor hij nu gevangen zit in zijn eigen logica om tussen te komen na de aanval met gifgas in Ghouta. Een blunder van formaat, want als er toch geen tussenkomst in Syrië volgt, ligt zijn geloofwaardigheid volledig aan diggelen.

Vervolgens gaf Barack Obama enkele oorlogsschepen het bevel op te rukken naar het oostelijk gedeelte van de Middellandse Zee. Daardoor ontstond de indruk dat een raketaanval elk ogenblik kon beginnen. Veel meer dan een voorbereiding bleek dat ondertussen niet te zijn, want in zijn toespraak stelde hij een tussenkomst immers uit tot minstens na 9 september, de datum voor het debat in het Congres. Daardoor geeft hij Bashar al-Assad en zijn kliek uitgebreid de kans om zich goed voor te bereiden op een nakende aanval. Inclusief het in veiligheid brengen van familie, geld en alles van waarde dat versleept kan worden naar buurland Libanon. Van een verrassingsaanval is dus al lang geen sprake meer. Vooral de arme drommels die niet over de juiste connecties en de middelen beschikken om op tijd naar het buitenland te vluchten riskeren dus onder Amerikaanse raketten terecht te komen.

Wie heeft het gedaan?

Blijft nog de vraag wie achter de aanval met gifgas zat, want die is nog steeds niet afdoende beantwoord. Volgens de Amerikanen bestaat er vrijwel –vrijwel– geen twijfel over dat het de troepen van Bashar al-Assad waren. De Russen beweren ondertussen stellig het tegendeel, terwijl de Chinezen lijken voor te doen van niets te weten en de resultaten van een onafhankelijk onderzoek willen afwachten.

Nu willen we intuïtief wel meer geloof hechten aan wat een Amerikaanse inlichtingendienst ons komt te vertellen dan een Russische, en al zeker een Chinese, maar het blijft woord tegen woord. En een inlichtingendienst dient toch in de eerste plaats de belangen van haar land, en dus niet noodzakelijk de waarheid. Onze stelling van vorige week dat vooral de Syrische oppositie belang had bij een aanval met gifgas blijft overeind, maar Bashar al-Assad zou de eerste dictator niet zijn die zijn ondergang bezegelde met net die ene arrogante provocatie te veel.

Dit artikel verscheen op 4 september 2013 in 't Pallieterke.

Labels: , , , , , ,

Read more...

13 september 2013

Gifgas in Damascus: in wiens belang? (Hoegin)

Op 21 augustus werden er ten oosten van Damascus enkele aanvallen met gifgas uitgevoerd. Er zouden honderden tot misschien wel tweeduizend doden gevallen zijn, en wel negenduizend gewonden. De aanval zorgde voor een golf van verontwaardiging over de hele wereld. Wie de aanval precies uitvoerde is op het ogenblik dat dit stukje geschreven wordt verre van duidelijk, maar hoofdverdachte is Bashar al-Assad en het officiële Syrische leger. Maar welk belang had hij bij zo'n aanval, op een steenworp van het hotel van enkele net neergestreken VN-inspecteurs?

De aanvallen met gifgas zouden rond drie uur in de ochtend plaatsgevonden hebben in Ghouta, een agrarische streek ten oosten van Damascus. Een achttal plaatsen werden getroffen, plus een voorstad van Damascus zelf, allemaal onder controle van de Syrische rebellen en traditioneel soennitisch van strekking. De schattingen van het aantal doden gaan van 322 volgens lokale ziekenhuizen, oplopend tot 1.729 volgens het Vrije Syrische Leger (FSA). Op het internet en elders in de media zijn er genoeg foto's en video's van de slachtoffers te vinden, maar hun authenticiteit valt zoals gewoonlijk moeilijk te controleren.

Uit het beeldmateriaal valt trouwens moeilijk op te maken wat er precies gebeurd is. Zo zijn er wel beelden van tijdens de aanvallen zelf, maar daaruit valt niet af te leiden welk gas er precies gebruikt werd. Sommige analisten menen zelfs dat er misschien geen sprake was van een aanval met gifgas, maar dat conventionele wapens een voorraad gifgas –van de regering of de rebellen– geraakt zou hebben. De meeste analisten houden het echter op een aanval met sarin, zich baserend op de symptomen van de slachtoffers op het beeldmateriaal. De samenstelling van de slachtoffers klopt alvast met een typische aanval met zenuwgas: een doorsnede van hoe de bevolking er in de getroffen gebieden uitziet, en dus niet alleen mannen maar ook vrouwen en kinderen in alle leeftijden.

Hoofdverdachte #1: Bashar al-Assad

Na de aanval werd meteen met de vinger richting Bashar al-Assad gewezen. Daar zijn ook goede redenen voor. Ten eerste bestaat er weinig twijfel over dat het Syrische leger beschikt over chemische wapens. Ten tweede twijfelt niemand eraan dat Bashar al-Assad er niet voor zou terugschrikken zijn chemische wapens ook daadwerkelijk te gebruiken, ook tegen zijn eigen bevolking. Maar verder dan dat hij het zou kunnen doen, dat hij het zou durven doen en dat rebellen de slachtoffers waren reikt de bewijsvoering op dit ogenblik niet. In een gemiddelde detectiveroman zou hij als hoofdverdachte nummer 1 door de lokale politie opgesloten worden, waarna de detectiveheld stapje voor stapje de échte boef begint te ontmaskeren.

Argumenten à décharge

Want inderdaad, er pleiten ook argumenten tegen hem als dader van deze gifgasaanval. Het Syrische leger was de laatste tijd eerder aan de winnende hand, onder meer dankzij de steun van de Hezbollah uit Libanon. Er waren geruchten over een nakende aanval van de rebellen op Damascus, maar het lijkt er niet op dat Bashar al-Assad op dit ogenblik behoefte aan gifgas had om vooruitgang te boeken op het terrein. Gifgas is iets wat je gebruikt als je in het nauw zit, niet wanneer je aan de winnende hand bent.

Maar ook de tijd en de plaats kloppen niet. President Bashar al-Assad zou wel gek zijn als hij uitgerekend een paar dagen nadat enkele VN-inspecteurs in Damascus neerstreken een grootschalige gifgasaanval in gang zou zetten, bovendien op amper een paar kilometer van hun hotel. De nacht van de aanval stond er trouwens redelijk veel wind in de streek rond Damascus. Het risico was daarom reëel dat het gifgas niet alleen de hoofdstad in zou vliegen, maar zelfs de VN-inspecteurs had kunnen treffen.

VN-inspecteurs

Anderzijds is het dan weer merkwaardig dat Bashar al-Assad de VN-inspecteurs niet onmiddellijk toeliet tot het getroffen gebied. Is hij niet helemaal zeker van de controle over zijn eigen leger, en vreest hij dat één van zijn generaals op eigen houtje gifgas gebruikt heeft? Of, vertrouwt hij de VN-inspecteurs niet, en verdenkt hij hen er zelfs van enkel maar bewijsmateriaal tégen hem te zullen verzamelen, zelfs al werd de aanval door rebellen uitgevoerd en zouden daarvoor op het terrein voldoende bewijsstukken te vinden zijn?

Hoofdverdachte #2: de rebellen

En daarmee zijn we beland bij de tweede hoofdverdachte: de rebellen. Zij hebben groot belang bij een gifgasaanval die in de schoenen van Bashar al-Assad geschoven kan worden. Ondanks enkele lokale succesjes in de buurt van Damascus delven zij op dit ogenblik het onderspit. In de westerse media kunnen zij op veel sympathie rekenen, maar ondanks de pleidooien van bijvoorbeeld een Guy Verhofstadt schrikt men er in het Westen voorlopig nog van terug om hen rechtstreeks van wapens te voorzien.

We weten ook dat zij er niet bepaald voor terugschrikken de eigen bevolking en eigen soldaten op te offeren, zoals al bleek bij eerdere gifgasincidenten. Bepaalde delen van het Syrische verzet lijken er zelfs een beetje tuk op om ook aan de eigen zijde een paar martelaren extra bij te maken, kinderen en vrouwen inbegrepen.

Toevallige toevalligheden

Bovendien zijn er een pak toevalligheden die wel heel gunstig uitspelen voor de rebellen. De aanval gebeurde enkele dagen nadat enkele VN-inspecteurs in Damascus aangekomen waren, en dan nog wel recht onder hun neus. Bovendien valt de aanval bijna dag op dag een jaar na de befaamde «red line»-toespraak van Barack Obama. In die toespraak zei hij dat het gebruik van gifgas voor hem een rode lijn is. Begrijp: een daad die een Amerikaans militair ingrijpen om de Syrische burgerbevolking te beschermen zou rechtvaardigen. Of die rode lijn ook voor de rebellen geldt, en wat een eventueel overschrijden voor hen zou betekenen, blijft onduidelijk. Ook Guy Verhofstadt is nogal vaag op dat vlak.

Speak loudly and carry no stick

Die toespraak van Barack Obama was trouwens een tactische blunder van formaat. Sindsdien zitten bepaalde westerse media immers op vinkenslag voor elk berichtje over een mogelijk gebruik van gifgas in Syrië. Barack Obama blinkt voorlopig echter vooral uit in immobilisme, en zijn buitenlands beleid kan op dit ogenblik nog het best samengevat worden als «speak loudly and carry no stick».

Overigens al opgevallen dat dezelfde media die tien jaar geleden nog alle registers opentrokken tegen George W. Bush en de ingreep in Irak, nu bijna dagelijks aan de mouw van Barack Obama trekken om in Syrië toch maar in gang te schieten? Het kan verkeren…

Wie heeft het gedaan?

Hebben de rebellen het gedaan? Ook daarvoor zijn er op dit ogenblik weinig directe bewijzen. Net zoals de VS beweren dat ze bewijzen van activiteit rond de depots met chemische wapens van het Syrische leger hebben vlak voor de aanval, beweert Rusland beelden te hebben van twee raketten afgeschoten vanuit gebied onder controle van de rebellen.

Volgens sommigen is de schaal van de aanval te groot om uitgevoerd te kunnen zijn door de rebellen. Anderen werpen op dat de aanval lang op voorhand gepland kan geweest zijn, en dat ze gewoon hun kruit opgespaard hebben tot het «juiste» ogenblik. Nog anderen verdenken de rebellen dan weer van opgezet spel, en The Voice of Russia meent zelfs dat sommige foto's van de slachtoffers al een dag op voorhand klaar waren en verspreid werden.

Een filmpje op YouTube van een stervend kind draagt de datum 20 augustus 2013, maar de verkeerde datum kan ook verklaard worden door het tijdsverschil tussen Syrië en de servers van YouTube in de VS. Sommigen vinden de overvloed aan beeldmateriaal op zich al verdacht, en ook de professionaliteit ervan. Anderzijds blijven de beelden te wazig om vast te kunnen stellen wat er nu precies gebeurd is. En zo heeft iedereen wel zijn waarheid over deze gasaanval.

Oplossing voor Syrië

Waar niemand het ondertussen over heeft: wat zou nu eigenlijk de beste oplossing voor Syrië zijn? Persoonlijk vertrouwen we noch Bashar al-Assad, noch de rebellen, en al zeker de islamisten van Al-Nusra niet.

Je zal het niet lezen in de kwaliteitspers, maar de waarheid is dat Syrië geen land is, en nooit geweest is. Syrië is een staat, met grenzen die nooit meer waren dan lijnen op een kaart. Dat laatste overigens met dank aan de ex-koloniale machten Frankrijk en Groot-Brittannië, die een verpletterende verantwoordelijkheid dragen.

Wat we vandaag meemaken is de desintegratie van de kunstmatige staat Syrië. De frontlijnen waar de vechtende partijen zich vastgereden hebben vallen niet zomaar toevallig min of meer samen met de grenzen van de historische componenten van Syrië. In het noorden zijn dat, naast enkele Koerdische gebieden, de historische Ottomaanse provincies Zor en Aleppo, met een overwegend soennitische bevolking. In het zuiden is dat de provincie van Damascus, die trouwens meer samenhangt met de oude provincies Berg Libanon en Beiroet.

Er zit dus meer dan alleen maar religie achter dat precies de Hezbollah uit Libanon het Syrische leger ter hulp snelde, net zoals het geen toeval is dat Aleppo tegenwoordig zo een beetje als hoofdstad voor de rebellen fungeert. Een vergelijking met de probleemstaat Libië (Tripoli/Benghazi zoals Damascus/Aleppo) valt trouwens moeilijk te onderdrukken.

De situatie zou al een pak gemakkelijker worden als Bashar al-Assad zich tevreden zou kunnen stellen met een staat Damascus, de rebellen met een staat Aleppo-Zor, en de internationale gemeenschap met een tweedeling van Syrië. Dat laatste zal echter een taboe te ver zijn, zeker voor Frankrijk dat zich nochtans graag op de borst klopt dat het zich zorgen maakt over de Syrische burgerbevolking. We laten het aan de fantasie van de lezer over wat Guy Verhofstadt of Elio di Rupo van zo'n oplossing zouden denken.

Dit artikel verscheen op 28 augustus 2013 in 't Pallieterke.

Labels: , , , ,

Read more...

12 september 2013

Een gure Koptische herfst (Hoegin)

De afgelopen week gingen er in Egypte enkele tientallen Koptische kerken in vlammen op. Niet veel over gelezen in onze kwaliteitsmedia? Dat klopt, want die hadden het te druk om het politiegeweld tegen de demonstranten van de Moslimbroeders in beeld te brengen, en scherp te veroordelen. Maar wat ooit omschreven werd als een Arabische lente lijkt meer en meer uit te draaien op een hete islamistische zomer. Voor de Koptische christenen, en bij uitbreiding eigenlijk alle christenen in het Midden-Oosten, wordt het vooral een gure herfst..

In 2005 bestond de Deense krant Jyllands-Posten het twaalf Mohammed-cartoons te publiceren. Binnen de kortste keren stond heel het Midden-Oosten in rep en roer, door moslims die zich tot in het diepst van hun ziel gekrenkt voelden door die cartoons. Hoogstwaarschijnlijk zou het merendeel van hen nog niet bij benadering Denemarken op de wereldbol hebben kunnen situeren, zelfs al hing hun leven ervan af. Het aandeel Jyllands-Posten-lezers onder de betogers hoeft dus niet al te hoog ingeschat te worden. In Damascus werd niet alleen de Deense ambassade (en de Zweedse en de Chileense in hetzelfde gebouw) in de as gelegd, maar voor alle zekerheid ook de Noorse in een ander deel van de stad. Of met andere woorden, wanneer moslims boos worden steekt het zo nauw niet met de vergeldingsacties: proportionaliteit is geen voorwaarde, en al evenmin of het doelwit betrokken partij is of niet.

Spoelen we even door naar 2013. Bij de afzetting van de Egyptische president Mohamed Morsi was de Koptische paus Theodorus II zo vermetel geweest zich aan de kant van generaal Abdul Fatah al-Sisi te scharen. Gevolg: niet alleen belagen de aanhangers van de Moslimbroeders het Egyptische leger en de politie, maar laten ze zich ook voluit gaan tegenover al wat van ver of dichtbij naar Kopten of christenen ruikt in Egypte. Op 5 juli al, amper twee dagen na de machtswissel, hielden de Moslimbroeders al lelijk huis in het christelijke dorpje Nagaa Hassan. Tientallen huizen werd platgebrand, winkels geplunderd, en minstens vier mensen werden afgemaakt. Sindsdien is het alleen maar van kwaad naar erger gegaan, en gingen niet alleen kerken maar ook christelijke scholen en weeshuizen in vlammen op. In sommige steden krijgen winkels van christenen zelfs af te rekenen met speciale graffiti, zodat bij de eerstvolgende betoging vooral de «juiste» winkels geplunderd kunnen worden.

Wat een verschil in reactie op de twee gebeurtenissen. Twaalf spotprenten in een lokale krant van een klein Europees landje volstaan blijkbaar al om heel het Midden-Oosten in rep en roer te zetten, en enkele ambassades af te branden. Europese politici én journalisten konden zich niet snel genoeg distantiëren van de cartoons, en bij de weinigen die toch de verdediging van Jyllands-Posten op zich namen lag het er vingerdik op dat het toch niet helemaal van harte was. Want ja, was dat nu echt zo nodig geweest om die brave aanhangers van de godsdienst van de vrede zo doelbewust en kwaadaardig op hun gevoelige tenen te trappen?

Wanneer echter kerken met tientallen tegelijk in brand gestoken worden, winkels van christenen systematisch gemarkeerd en er niet bepaald op een christelijk lijk meer of minder gekeken wordt, dan liggen de zaken natuurlijk helemaal anders. Dan verneem je er in de Westerse media amper iets over, of je moet al uitwijken naar «subversieve» media zoals dit blaadje, of bijvoorbeeld de Nederlandse internetsites Geen Stijl of Dagelijkse Standaard. De vierde macht als vijfde colonne van de islam, echt nieuws zal het voor de lezer natuurlijk niet zijn.

Maar ook de Europese politici gaven nadrukkelijk niet thuis. De christen-democraten, waaronder «onze» Europese «president» Herman van Rompuy al zeker niet. Ja, in januari zat hij nog in Caïro naast opper-Moslimbroeder president Mohamed Morsi mooi te blinken om er een vette cheque van vijf miljard euro te gaan afleveren. Dat van het miljard euro dat Egypte tussen 2007 en 2013 aan Europees belastinggeld mocht ontvangen eigenlijk weinig of geen spoor meer terug te vinden is, daar doet alleen een kniesoor moeilijk over. Misschien is het wel van dat geld dat dezer dagen de jerrycans volgetankt worden om Koptische kerken in brand te steken?

Over paljassen als een Koert Debeuf willen we het dan nog niet eens gehad hebben. Die praatjesmaker zou nog geen moslimgeweld tegen christenen herkennen al brandde hij zelf mee op in een Koptische kerk.

Waar die Europese politici dan wel wakker van liggen? Dat de politie teveel geweld zou gebruiken tegen protesterende Moslimbroeders. Ook premier Elio di Rupo, die op 15 augustus op Twitter «Egypte: ik veroordeel met klem de repressie en het geweld. Mijn oprechte deelneming aan de families van alle slachtoffers» afscheidde. Een Belgische premier die de repressie veroordeelt, dat we dat nog mochten meemaken! Maar je moet wel al heel welwillend zijn om in zijn tweet ook een veroordeling van het geweld tegenover de Kopten te willen zien.

Zo ook Herman van Rompuy, wanneer hij dan toch een persmededeling schrijft: «Het geweld van de voorbije dagen kan niet gerechtvaardigd of genegeerd worden. De mensenrechten moeten worden gerespecteerd, en politieke gevangen moeten worden vrijgelaten.» Dat de Moslimbroeders ook mogen ophouden Kopten over de kling te jagen kreeg hij echter niet uit zijn toetsenbord gewrongen. Of spaart hij die vermaning misschien voor zijn volgende haiku?

De Amerikaanse president Barack Obama is trouwens in hetzelfde bedje ziek, en ziet in Egypte alleen maar geweld tegen moslims. Hoe verklaart hij de tientallen dode politieagenten? Slachtoffers van de hitte? Acute opstoot van West-Nijlziekte? De schotwonden vertellen een ander verhaal, de YouTube-video die toont hoe een gepantserde politiebus van een brug gesmeten wordt ook.

Bij het liberaal-democratische segment van de Egyptische bevolking heeft Barack Obama het trouwens meer dan waarschijnlijk voorgoed verkorven. Een mens zou nochtans denken dat een land als de Verenigde Staten vooral de belangen van dat gedeelte van de bevolking zou willen ondersteunen. Maar neen hoor, niet met deze Amerikaanse president. Barck Obama steunde maar al te graag president Mohamed Morsi, en bleef hem ook steunen toen al lang duidelijk was wat voor een ramp die man voor Egypte was.

Helemaal inconsistent was dat natuurlijk niet van Barack Obama. Tijdens zijn verkiezingscampagne had hij immers beloofd dat hij in de loop van de eerste maanden van zijn presidentschap de moslims vanuit een grote moslimhoofdstad zou toespreken. Op 4 juni 2009 stond hij dan ook in, inderdaad, Caïro, om er met zijn toespraak «A New Beginning» zoete broodjes te bakken voor de moslims. Het praatje dat het Westen toch zoveel te danken heeft aan de islam, inclusief de algebra natuurlijk, ontbrak uiteraard niet. Over democratie zei hij dat «de VS niet aannemen te weten wat het beste is voor iedereen». Anderzijds erkende hij wel dat mensen verlangen naar de vrijheid van meningsuiting, eerlijke rechtspraak en een transparante overheid. Over de onderdrukking van minderheden, laat staan christelijke minderheden, had hij het zeer «diplomatisch» niet. Maar je vraagt je natuurlijk wel af hoe het toch komt dat hardnekkige geruchten als zou hij heimelijk een moslim zijn de ronde blijven doen.

Tot slot nog een waarschuwing voor de lezer. Hebt u dit artikel instemmend zitten gelezen, dan zit u in de gevarenzone. Als het van Senator Bert Anciaux –«al-Bert» voor de vrienden– afhangt wordt het binnenkort immers strafbaar om erop te wijzen of het ermee eens te zijn dat er aan de islam ook enkele donkere kantjes zitten. Dan lijdt u immers aan islamofobie, en zoals gekend is die ziekte het allergrootste probleem waar de wereld op dit ogenblik mee te maken heeft. De lezer weet dan meteen ook waarom Bert Anciaux nog geen tijd heeft gehad zich het lot van de christenen in het Midden-Oosten aan te trekken, en voor hen een traan te plengen. Hij heeft het immers veel te druk met de uitwerking van zijn wetsvoorstel, en is bovendien ook naarstig aan het schrijven aan zijn doctoraat. In het leven moet men nu eenmaal prioriteiten kunnen stellen…

Dit artikel verscheen op 21 augustus 2013 in 't Pallieterke.

Labels: , , , , , , ,

Read more...

4 september 2013

Laten de echte Vlamingen eens opstaan



 

 

Hector Van Oevelen is naar eigen zeggen geen flamingant van huis uit, maar werd het wel toen hij als kind getuige was van het Belgisch repressiegeweld. ‘Wit’ tijdens de oorlog, ‘zwart’ erna, want solidair met de door de repressie mishandelde mensen. Die nauwe band tussen blijvende verontwaardiging over de naoorlogse repressie en engagement voor de Vlaamse zaak is hem blijven kenmerken tijdens zijn loopbaan als hofdichter van ’t Pallieterke en ook in zijn nieuwe boek: Sire, er zijn geen Vlamingen (Egmont, Brussel 2013, 201 blz.).

De schrijver heeft hier ook een ouderwets soort boek van gemaakt, met veel geciteerde gedichten, persoonlijke anekdotes en lofzangen. De algemene boodschap is echter niet zo positief: België wordt sedert 1830 gekenmerkt door allerlei onrecht tegen Vlaanderen, maar de Vlamingen verzetten zich slechts halfslachtig daartegen en zijn gemakkelijk omkoopbaar in de naam van verschillende ‘hogere waarden’. Toespelend op de 100 jaar oude brief aan de koning door Jules Destrée, met de veelgeciteerde uitspraak ‘Sire, il n’y a pas de  Belges’, stelt hij vast dat er meer Noord-Belgen dan Vlamingen zijn.

 

De repressie herbezocht

            De auteur besteedt ettelijke bladzijden aan het herkauwen van klinkende episoden van repressie-onrecht, waarvan er een aantal in de (gerechtelijk wel of niet bekrachtigde) dood van de betrokken flamingant eindigen. Die stonden lang geleden ook in ’t Pallieterke, destijds het lijfblad van de repressieslachtoffers waar het amateurisme van afdroop. Nu het ongemerkt een degelijk weekblad geworden is,schrijft het nauwelijks nog over de repressie. Want zelfs in de Vlaamse beweging is de amnestie-eis voor repressieslachtoffers verstomd.

Van Oevelens vraaggesprek met de weduwe van Reimond Tollenaere (één van de zelfverklaarde nazi’s, al sinds 1932, onder de VNV-leiders) in ’t Pallieterke, 20 augustus 2008, niet lang voor haar dood, kwam als een donderslag bij heldere hemel: nu een nieuwe generatie Vlaamsgezinden de gekoesterde herinnering aan de repressie van zich afgeschud had, was ze daar terug in volle glorie. Kritische lezers zullen in het vraaggesprek de afwezigheid van enige verwijzing naar de nationaal-socialistische misdaden opgemerkt hebben. Misschien moet men een hoogbejaarde weduwe (en een bejaarde interviewer) dienaangaande ontzien, maar deze houding is kenmerkend voor de hele omgang van de Vlaamse beweging met het oorlogsverleden. 

Laat het waar zijn dat de Vlamingen weinig of niets van het lot van de joden tijdens de oorlog wisten, ook onder de Duitsers zelf was er verzet tegen het nazisme: alleen al de afschaffing van de democratie was iets om nee tegen te zeggen, reeds in 1933. Laat het waar zijn dat zij de vijandige staat België bezetten, zij hebben evengoed Vlaanderen bezet. Niemand minder dan Joris Van Severen had de Duitse inval in België veroordeeld; het belette sommige van zijn volgelingen niet van te collaboreren (anderen gingen in het verzet). De Duitsers hebben, in tegenstelling met hun  voorzaten tijdens de eerste bezetting, niets voor een zelfbesturend Vlaanderen gedaan. Tijdens de eerste bezetting eigenlijk ook niet, maar de perceptie in Vlaanderen was toch dat een Duitse eindzege tot een onafhankelijk Vlaanderen zou geleid hebben. Alleen hadden zij in 1940-44 de verdienste, de Belgische taalwetten te doen naleven, wat de wetsontduikende Franstaligen al een schandaal vonden, en mede het anti-Vlaamse karakter van de repressie verklaart.

De lezer die het niet meegemaakt heeft, en zelfs menigeen die het wel meegemaakt heeft, zal vinden dat het repressieleed bij Van Oevelen buitensporig veel aandacht krijgt. Dat dient blijkbaar om de stelling te onderbouwen dat België geen ‘vaderland om lief te hebben’ is. De fixatie op de repressie met negeren van de hele bredere context, zoals het lijden van allerlei opposanten onder het Duitse bewind, is een onaangename trek van veel Vlaamse bewegers. Zij leven als het ware onder een stolp.

Datzelfde geldt trouwens voor de belgicisten, die natuurlijk uit hetzelfde hout gesneden zijn. Het gekrijs over de rampen die een splitsing van België zouden betekenen weet blijkbaar niets van de fluwelen scheiding van Tsjechoslovakije. De gedachte van links dat nationalisme iets rechts is, heeft dus nooit gehoord van de linkse nationalisten in Ierland, Baskenland of Catalonië. De Franstalige bewering dat de zeer slappe Vlaamse maatregelen ten gunste van de eigen bevolking in de Rand de mensenrechten schenden, is niet op de hoogte van de draconische taalwetten in Québec. Maar niets daarvan is een geldige verontschuldiging voor het falen van de flaminganten in het bewustzijn van een bredere context.

 

Weg met de Vlaamse beweging!

De centrale boodschap van Van Oevelens boek kunnen we ophangen aan een citaat van IJzerbedevaartvoorzitter Paul Daels uit 1968, die toen een droom had: ‘De Vlaamse mens zal zich ooit in eigen land ten volle kunnen uitleven en zijn kinderen zullen van de Vlaamse Beweging verlost zijn, omdat het land door en voor de eigen mensen wordt bestuurd, bezorgd om de eigen mensen’ (p. 90).

Mij is die uitspraak werkelijk uit het hart gegrepen: een einde maken aan de Vlaamse beweging door de communautaire betwistingen te beëindigen. Volkeren die met de strijd om zelfbestuur bezig zijn, missen de serieuzere debatten die onder volwassen volkeren woeden; zoals een gezonde mens met van alles bezig is maar een zieke alleen met pogingen tot genezen van zijn ziekte. Aangezien nationalisme zeer uit de gratie is, zou men massaal tegen België moeten zijn, want het is België als vierkant draaiende staat dat het Vlaams-nationalisme steeds weer nieuw voedsel geeft. Hier komt geen eind aan tenzij we België splitsen. Dan zullen de Vlamingen zich met ernstiger zaken kunnen gaan bezighouden dan met zelfbestuur, omdat  zelfbestuur dan een vanzelfsprekendheid zal zijn.

Maar daarop volgt Hector Van Oevelens commentaar, ontmoedigd dat er zo weinig verwezenlijkt is van wat 45 jaar geleden al zo duidelijk beseft werd, en wel als gevolg van de Vlaamse verdeeldheid en wankelmoedigheid: ‘De Vlaamse droom begint hoe langer hoe meer op een nachtmerrie te gelijken. Sire, er zijn geen Vlamingen.’ (p. 90)

Het zijn inderdaad de staatshervormingen, bedoeld als waarmakingen van die Vlaamse droom, die steeds opnieuw op Vlaamse nederlagen uitgedraaid zijn. Vaak ook was de Volksunie betrokken partij bij de uitvoering.  In die zin is de Vlaamse nachtmerrie inderdaad recht voortgekomen uit de Vlaamse droom. Het was een droom die niet gedragen werd door een vastbesloten kritische massa met karakter. Vooral was het een droom die geen strategie achter zich had.

Als we de instellingen gelaten hadden zoals in 1968 en ons geconcentreerd op concrete Vlaamse vooruitgang, spectaculair zoals Leuven Vlaams of langzaam maar zeker zoals de economische ontplooiing van Vlaanderen, dan hadden we nu veel verder gestaan. Dan was bijvoorbeeld Brussel niet volledig aan de Vlaamse controle ontsnapt door een derde gewest te worden.

 

Besluit

De falende flaminganten zijn heel typisch voor het lauwe en wankelmoedige natiebesef van de Vlamingen. Vroeger streefden die naar de hemelse zaligheid (‘God zal het u lonen’, zeiden onderpastoors als ze je gratis voor de parochie wilden doen werken), nu naar de schouderklopjes van de media,-- niet begrijpend dat status in en zelfs toegang tot de media van de gewenste politieke standpunten afhangen, waaronder tegenwoordig meer dan ooit het anti-flamingantisme. Ook die mediafiguren, ook de anti-Vlaamse politici in Vlaanderen, zijn Vlamingen. Zij zagen vrolijk de tak af waar zij op zitten. Hector Van Oevelen suggereert dan ook 28 december, feest van de onnozele kinderen, als nieuwe nationale feestdag voor Vlaanderen (p.161).

Maar de Vlaamse beweging acht zich althans in dit opzicht verheven boven het vulgus: zij is tenminste politiek bewust. Tja, ook op dat politiek bewustzijn bij de verklaarde flaminganten valt wat af te dingen. Zo blijkt Vlaams parlementsvoorzitter Jan Peumans tot verbazing van de auteur meer wakker te liggen van de onafhankelijkheid van Tibet dan die van Vlaanderen (p.160). Nu is dat toch wel te begrijpen: niet alleen is Peumans een soort boeddhist, hij ziet ook terecht dat er voor de Tibetanen veel meer op het spel staat, namelijk het naakte overleven, dan voor de Vlamingen. Overigens heeft Peumans de verdienste zich in een vraaggesprek toch uitgesproken te hebben voor de onafhankelijkheidseis van zijn partij, daar waar andere partijtenoren veel halfslachtiger uit de hoek gekomen zijn (bijvoorbeeld door de vaststelling dat er nu eenmaal geen ‘draagvlak’ voor de Vlaamse onafhankelijkheid is). 

Maar goed, het beantwoordt wel weer aan het algemeen patroon dat Vlamingen altijd een andere zaak dringender vinden dan de Vlaamse onafhankelijkheid. En daarom, Sire, zijn er geen Vlamingen. Of althans, zijn er onder de Vlamingen zo weinig Klauwaards.



(De Bron, 2 sep. 2013)

Labels: , , , ,

Read more...

<<Oudere berichten     Nieuwere berichten>>