27 mei 2011

Europees contractenrecht stap dichterbij ? Eerste bedenkingen bij het ontwerp van optioneel instrument

Op 3 mei publiceerde de Europese Commissie onder de vrij onopvallende titel "Feasability study for a future instrument in European Contract Law" (1) een tekst die nochtans een fundamentele rol zou kunnen spelen in het privaatrecht van de Europese landen. De tekst is namelijk een ontwerp voor een "optioneel instrument" voor hoofdzakelijk koop-verkoopovereenkomsten geschreven door een door de Europese Commissie benoemde groep van deskundigen. Het is een volgende stap in een lang proces van initiatieven, zowel private als overheidsinitiatieven, om te komen tot een min of meer autonoom Europees contractenrecht. Daarmee bedoel ik een contractenrecht dat de meeste vragen betreffende de totstandkoming en nakoming en niet-nakoming van overeenkomsten bepaalt zonder daarbij te moeten terugvallen op lidstatelijk recht; vandaag zijn er natuurlijk vele fragmenten van Europees contractenrecht, vooral in consumentenovereenkomsten, maar het zijn steeds aanvullingen of wijzigingen van het nationaal recht dat in beginsel de contractuele verhouding bepaalt. Daarnaast is er natuurlijk voor internationale koopovereenkomsten het Weens kooprecht als uniform recht dat gerecipieerd is binnen de meeste lidstaten van de EU.

Voorgeschiedenis

Aan de ontwikkeling van zo'n Europees contractenrecht is reeds gewerkt sedert de jaren tachtig van de vorige eeuw. Waar in de schoot van UNIDROIT een expertengroep werkte aan de Unidroit Beginselen voor internationale handelsovereenkomsten (deel 1 1994, deel II 2000 en deel III 2011) (2), werkte grotendeels parallel daaraan de Commission on European Contract Law onder voorzitterschap van prof. Lando (Lando-commissie) aan een Restatement van contractenrecht in en voor Europa, verschenen als Principles of European Contract Law in 3 delen (3). Het werk van deze commissie werd voortgezet door de Study Group on a European Cilvil Code, die onder Restatements opstelde voor het recht inzake bijzondere overeenkomsten, en de Acquis groep die een systematisering van het bestaande Europees contractenrecht maakte, waarna het werk van beiden werd geïntegreerd. Dit geschiedde in het kader van de opdracht van de Europese Commissie om een "Draft Common Frame of reference" op te stellen voor een Europees contractenrecht, een uitdrukking waarvan niemand de precieze betekenis kent en die om die reden juist nuttig was. Het netwerk heeft zijn DCFR volgens afspraak ingeleverd voor einde 2008 en het ontwerp is in 2009 gepubliceerd met uitvoerige commentaren en rechtsvergelijke annotaties (4). Sindsdien is reeds een hele literatuur gewijd aan de daarin bevatte voorstellen. Het ontwerp-CFR was veel ruimer dan enkel koopovereenkomsten en omvatte het hele verbintenissenrecht en een deel van het goederenrecht.

Liefst geen discriminatie

Aangezien de Commissie om politieke redenen op dit ogenblik enkel een ontwerp wil voorstellen voor koop-verkoopovereenkomsten en daarmee verbonden diensten, werd in 2010 de genoemde groep van deskundigen samengesteld om op grond van het DCFR en andere relevante teksten (onder meer het Weens kooprecht) een ontwerp te maken; eerst in de loop der werkzaamheden kreeg de groep de instructie om expliciet te werken aan een tekst die autonoom kan functioneren als een 'optioneel instrument", d.w.z. een contractueel regime dat door de partijen zou kunnen worden gekozen in plaats van het anders toepasselijke nationale recht. Zo’n optionele instrumenten bestaan reeds voor bepaalde vennootschapsvormen, voor sommige soorten grensoverschrijdende procedures, en voor sommige intellectuele rechten. Of die opt-in-mogelijkheid bij koop-verkoop enkel voor grensoverschrijdende overeenkomsten zou worden geboden of ook voor binnenlandse, en of ze zowel voor consumentenovereenkomsten als voor business-to-business contracts zou openstaan, is een politieke vraag die nog openligt en waarover onder meer het zgn. Groenboek Europees contractenrecht van 2009 (5) handelt. Het val te hopen dat de keuze niet beperkt wordt tot grensoverschrijdende overeenkomsten, omdat dat opnieuw een discriminatie zou scheppen tussen binnenlandse en grensoverschrijdende koop-verkopen.

Gezien de opdracht van de groep erin bestond om op basis van het DCFR en enkele andere teksten een qua toepassingsgebied en omvang beperkt ontwerp te maken, ligt het voor de hand na te gaan hoe die opdracht is vervuld, waarin het verschilt van de DCFR en of die wijziging al dan niet een verbetering vormt. Tegelijk moet men de vergelijking maken met het bestaande nationale recht.

Eenvoudiger

De regels zoals ze in het ontwerp te vinden zijn, zijn voor het overgrote deel letterlijk overgenomen uit het DCFR dat zelf reeds sterk door het Weens kooprecht was geïnspireerd). De wijzigingen bestaan vooral daarin dat a) een hele reeks minder essentiële regels gewoon werd weggelaten b) de overgenomen regels soms eenvoudiger werden geformuleerd zonder dat op de inhoud werd gekort c) de regels regelmatig werden ingekort en d) er nog vrij veel bijkomende uitzonderingen ten gunste van consumenten werden opgenomen bovenop de consumentenbescherming die reeds in het Acquis communautaire en ook in het DCFR te vinden was. Waar de wijzigingen onder b) kunnen worden toegejuicht, is dat evenwel zeker niet altijd het geval met de wijzigingen onder a), c) en d).

Wat a) betreft heb ik het niet over de onderwerpen die als geheel werden weggelaten – dat is een verdedigbare keuze (bv. alles wat te maken heeft met vertegenwoordiging, cessie, pluraliteit van partijen, enz) maar vooral het wegsnijden van een hele reeks nuttige regel in de wél behandelde onderwerpen. Voorbeelden: de regel inzake toerekening van kennis, de bindende kracht van de eenzijdige belofte, de protestplicht van een professioneel bij een factuur of orderbevestiging, het regresrecht van de verkoper die garant moet staan voor verkeerder voorstelling van zaken door zijn leverancier of producent, de gevolgen van de inlassing van een voorwaarde, de regels inzake schuldvergelijking, het effect van overmacht op de verjaring, de stuiting van verjaring door daden van executie.

Verregaande toegevingen

De politieke achillespees zou wel kunnen zijn dat men om de consumentenorganisaties mee te krijgen verregaande toegevingen heeft gedaan. Zo zijn een hele reeks bedingen die voor consumentenovereenkomsten op de grijze lijst stonden (d.i. vermoeden van onrechtmatigheid behoudens tegenbewijs) op de zwarte lijst (geen tegenbewijs mogelijk, altijd verboden) – wat weliswaar naar Belgisch recht ook het geval is. Zo wordt de verkoper in een consumentenverkoop ook aansprakelijk voor gebreken die de koper bij aankoop kende of behoorde te kennen (zichtbare gebreken), wat in andere vormen van koop natuurlijk niet het geval is (art. 106). De consument-koper heeft geen verplichting om bij levering de goederen te controleren op gebreken die op dat ogenblik zichtbaar zijn en die te protesteren (art. 108 (3)(b), hoeft de verkoper niet de kans te geven een niet-conforme levering te remediëren (108 (3) a). De consument kan de overeenkomst ook bij een niet-wezenlijke tekortkoming dadelijk ontbinden, en voor de ontbinding geldt er geen enkele termijn, zelfs geen verjaringstermijn (art. 121). Dit alles is des te opvallender omdat een professionele koper zelfs voor verborgen gebreken alle rechten verliest als hij niet binnen de 2 jaar na levering protesteert (ook als de gebreken dan nog verborgen zijn). Ook in andere opzichten kiest het ontwerp ervoor om de regels voor de consumentenkoop en de professionele koop zeer sterk uit elkaar te laten kopen, dit in een tijd waarin het in de parktijk juist steeds moeilijker is om te bepalen of iemand koopt als consument of voor beroepsdoeleinden.

Regressie

Het misschien wel belangrijkste gebrek van het ontwerp is evenwel dat het geen algemene regels bevat inzake niet-nakoming van verbintenissen. Op dat punt is het ontwerp zelfs een regressie ten aanzien van de Code civil van 1804, en nog veel meer in vergelijking met recentere wetboeken of de PECL of de Unidroit Principles.

De remedies worden voor verschillende verbintenissen van de koper en de verkoper apart uitgewerkt, maar niet voor alle verbintenissen of niet voor allemaal volledig. Sommigen denken misschien dat het instrument daardoor gemakkelijker te begrijpen zou zijn voor een leek, maar het tegendeel is waar. Het DCFR had inderdaad een gelaagde structuur, waarin men algemene regels heeft voor alle overeenkomsten en dan enkele bijzondere regels voor de koop-verkoop. Dit ontwerp heeft echter de regeling van de niet-nakoming geheel gefragmenteerd, soms identieke regels twee of drie maal overgenomen, in andere gevallen gemeld dat een regel bij analogie mag worden toegepast, in nog andere gevallen helemaal niets geregeld.

Ter illustratie kan men de behandeling van de ontbinding van overeenkomsten wegens niet-nakoming nemen. In het DCFR vormt die één geheel, en kunnen alle regels op één enkele plaats worden gevonden. In dit ontwerp worden bij de belangrijkste verbintenissen afzonderlijk regels opgenomen inzake ontbinding bij niet-nakoming van die verbintenis, waarbij men letterlijk dezelfde regel meermaals terugvindt (zie art. 115-121 en daarnaast art. 136-142, hoofdstuk 10 c.q. 11)). Voor andere verbintenissen vindt men niets, of wordt er verwezen naar de algemene regels inzake niet-nakoming die evenwel in dit ontwerp niet bestaan (in de DCFR was zo’n verwijzing perfect functioneel) (om die reden kan art. 25 (1) niet werken). Vervolgens moet men terugkeren naar hst. 9 om te weten of er ontbinding mogelijk is bij overmacht of bij toerekenbare niet-nakoming (art. 90 en 91). Voor de gevolgen van de ontbinding moet men vervolgens eerst kijken naar art. 6 dat bij de definities staat in hoofdstuk 1, maar helemaal geen definitie is. Dat artikel bepaalt dat betalingen die opeisbaar waren voor de ontbinding opeisbaar blijven, maar verwijst tegelijk naar een ander hoofdstuk dat handelt over de restitutie van het betaalde. Van hst. 1 moet men dan naar hst. 18, waar men in art. 176 (3) een misleidende regel vindt die overlapt met art. 119 (1) en 140 (1) maar iets anders zegt, om dan eerst in art. 176 tot 180 de regels inzake restitutie na ontbinding te vinden. Kortom de neiging tot simplisme maakt het juist allemaal veel ingewikkelder. Het valt dan ook te hopen dat het ontwerp nog fundamenteel wordt bijgestuurd vooraleer het wordt ingevoerd.

(deze bijdrage verscheen zonder de voetnoten in de Juristenkrant van nr. 230 van 25 mei 2011)

(1) "Feasability study" on European contract law (sales and related services): http://ec.europa.eu/justice/policies/consumer/docs/explanatory_note_results_feasibility_study_05_2011_en.pdf
(2) Te vinden op http://www.unidroit.org/english/principles/contracts/main.htm; nederlandse vertaling op http://storme.eu/PICC.html.
(3) Engelse versie op http://frontpage.cbs.dk/law/commission_on_european_contract_law/Skabelon/pecl_engelsk.htm; nederlandse versie op http://storme/PECLnl.html.
(4) IOutline edition te vinden via http://storme.eu/DCFR.html; full edition: http://www.sellier.de/pages/de/buecher_s_elp/europarecht/643.htm.
(5) Green paper on on policy options for progress towards a European Contract Law for consumers and businesses 2010: http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2010:0348:FIN:en:PDF
Read more...

26 mei 2011

SNP, N-VA, sp.a en Labour (Hoegin)

Het nieuws is al enkele weken oud, maar toch willen we nog even terugkomen op de enorme overwinning die de SNP van Alex Salmond boekte bij de regionale verkiezingen in Schotland. De partij slaagde er niet alleen in in de regering te blijven, ze haalde bovendien een absolute meerderheid in Holyrood, het Schotse parlement. Maar kan die overwinning ook iets leren over het Vlaamse partijlandschap?

Wanneer we op zoek gaan naar een Vlaamse zusterpartij voor de SNP, hoeven we op het eerste zicht niet verder te zoeken dan de N-VA. Beide partijen zijn immers lid van de EVA, de Europese Vrije Alliantie, en zetelen daardoor in het Europees Parlement in dezelfde fractie. Nochtans bestaan er wezenlijke verschillen tussen de twee partijen. Op sociaal-economisch vlak profileert de N-VA zich immers duidelijk als een conservatieve en rechtse partij, terwijl de SNP tot het centrum-linkse kamp behoort. Op dat vlak sluit de SNP dus nauwer aan bij de sp.a dan de N-VA.

Maar ook wat betreft hun kernthema zijn er enkele verschillen tussen de twee partijen. Officieel heeft de N-VA het in haar programma wel over een onafhankelijk Vlaanderen, maar in de praktijk zweert ze wel de «revolutie» af, en stapt ze zelfs mee in de logica van evolutie en onderhandelde staatshervormingen. Zelfs de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde wil de partij niet meer eenzijdig doorvoeren. Bij de SNP hoort men echter een ander verhaal, en schrikt men er niet van terug om een referendum over Schotse onafhankelijkheid in het vooruitzicht te stellen – nog vóór het einde van deze legislatuur! – zonder dat daarover blijkbaar veel onderhandeld hoeft te worden met Westminster. Het is duidelijk dat de SNP op dat punt veel meer gemeen heeft met het Vlaams Belang dan de N-VA.

Als de Schotse SNP ons dus één ding kan leren, dan wel dat nationalisme geen exclusief rechts of extreem-rechts thema hoeft te zijn. Echt nieuws is dat niet voor wie verder kan kijken dan zijn neus lang is, want in een Europese context gezien is het niet de SNP die de uitzondering op de nationalistische regel vormt, maar wel de N-VA en het Vlaams Belang. Dat het recente schotschrift van Paul Magnette tegen de N-VA in België überhaupt serieus genomen wordt zegt in dat verband trouwens meer aan over de bijziendheid en de wereldvreemdheid van onze journalisten dan de bekrompenheid van het Vlaams-nationalisme. Neen, het meest verwonderlijke aan de hele zaak is misschien wel dat links in Vlaanderen zweert en uitdrukkelijk blijft zweren bij een extreem belgicisme. De sp.a doet dat uit extreem eigenbelang (de greep op de macht via de PS en het geld van de ABVV), terwijl het bij Groen! eerder om extreem naïvisme lijkt te gaan.

Aan Groen! gaan we verder geen woorden vuil maken, maar bij de sp.a mag men zich wel gelukkig prijzen dat men nog niet te maken heeft gehad met een linkse concurrent die wél de Vlaamse kaart trekt. Zo is het voor de sp.a bijvoorbeeld nog een geluk bij een ongeluk dat Rood! zo verstrikt zit in de ABVV-netten dat men het daar nodig schijnt te vinden nog Belgischer dan de sp.a uit de hoek te moeten komen. Alsof die beweging/partij kans zou maken kiezers van de N-VA af te snoepen. Een links-regionalistische concurrent daarentegen zou zich meer kunnen concentreren op de intellectuele oneerlijkheid van de sp.a op het communautaire, en de criminele collaboratie van die partij met de PS bloot kunnen leggen zonder meteen de etiketten «populistisch» en «anti-sociaal» opgeplakt te krijgen. Alleen al daardoor zou ze meer kans op slagen maken dan Rood!, omdat ze als enige partij op links uit het petieterige roodgekleurde Belgische vierkantje in Vlaanderen zou treden.

In dat verband is het interessant te wijzen op een merkwaardige parallel tussen de sp.a en Labour. De eerste gaat er immers prat op dat er in België nog nooit een staatshervorming goedgekeurd werd zonder dat zij eraan deelnam, terwijl het precies de tweede is die de devolution doorvoerde in Groot-Brittannië. Laten we daar echter meteen ook aan toevoegen dat het in geen van de gevallen echt van harte was. En één van de redenen waarom Labour enkele weken geleden zo sterk verloor in Schotland is precies dat die partij de devolution nooit echt omarmde, dat het Schots parlement voor haar slechts van weinig tel was, en er daarom ook geen topkandidaten voor wou inzetten. Hoeft het dan te verbazen dat de partij er een pandoering kreeg? Bovendien wordt het Schots parlement volgens een naar Britse gewoonte toch wel heel proportioneel stelsel, waarbij het er vingerdik op lag dat dit moest verhinderen dat de SNP ooit een volstrekte meerderheid zou kunnen halen. Ook dat bleek dus een pijnlijke vergissing van Labour te zijn.

Het is dan ook de vraag hoe het Schotse partijlandschap er vandaag uit zou gezien hebben als het Labour wel menens zou geweest zijn met de devolution. De SNP zou dan misschien nog steeds een kleine partij geweest zijn, met misschien wel voldoende mandatarissen om niet in de marginaliteit te verdwijnen, maar zeker geen volstrekte meerderheid in een relatief proportioneel parlement. Een voor ons nog interessantere vraag is hoe het Vlaamse partijlandschap eruit zou zien als de sp.a-top liever eens wat solidair zou willen zijn met de Vlaamse werknemer dan een ingeweken Duitse familie in Laken, enkele stinkrijke Brusselse bankiers, de bonzen van het Waalse militair-industriële complex, en een corrupte vakbond annex partij die haar leden aan zich blijft binden door hen in de werkloosheid en de ellende te houden.

Labels: , , , , , , , ,

Read more...

In Vlaanderen Engels?

In een recent stuk over de Vlaamse identiteit stelde ik, tot ontevredenheid van sommige lezers, dat af en toe hele volkeren hun taal afzweren om er een andere over te nemen die hen en hun kinderen meer toekomst belooft. Dat is gebeurd met de meeste Schotten en Ieren, die desondanks hun etnische identiteit behouden hebben. Het is ook gebeurd met wellicht anderhalf miljoen geboren Vlamingen die sedert 1830 in Wallonië, Brussel of zelfs Vlaanderen voor het Frans gekozen hebben. Zij hebben tegelijk ook hun Vlaamse identiteit overboord gegooid, soms (bv.Jacques Brel) heel nadrukkelijk. Acht ik die stap, zo daagt een woordvoerder van de Marnixring mij uit, voor herhaling vatbaar, nu richting Engels?





Laten we die denkoefening eens doen. Toen Bruno De Wever voorstelde om het Belgische taalprobleem op te lossen door het Engels als federale bestuurstaal te kiezen, oogstte hij redelijk wat goedkeuring, niet toevallig bij mensen uit Amerikaans-gerichte sectoren: management, informatica, communicatie en popcultuur. Die vonden het gewoon praktisch, en berekenden halfbewust ook wel dat het henzelf een voorsprong zou geven op landgenoten die minder met het Engels vertrouwd zijn. Zelf noteerde ik dat De Wever de notie van België als meertalige democratie daarmee failliet verklaarde, maar vooral dat zijn voorstel, zoals de meeste ideetjes uit Vlaams-belgicistische hoek, van een pijnlijk gebrek aan zelfrespect getuigde.

Net zoals de multiculturalisten zijn de pleitbezorgers van meer Engels hopeloze provinciaaltjes wie het aan internationaal perspectief ontbreekt. Zij genieten ervan, in hun Vlaams dorpje de vlotte yankee uit te hangen en die boerkens eens te laten zien hoe modern zij wel zijn. Ja, onder hun klokkentoren zijn zij de grote Jan. Bekijk dat echter vanuit Londen of New York. Daar weten ze dat het arme, ongeletterde, ex-gekoloniseerde en verscheurde Nigeria er niets beters op weet dan in bestuur en onderwijs het Engels te gebruiken. Echt iets voor een getraumatiseerd en onderontwikkeld land. Vervolgens vernemen ze dat het volk dat rond de EU-hoofdstad woont, zelf zijn eigen taal verzaakt om uitgerekend Nigeria na te bootsen. Wees maar zeker dat dat minachting opwekt.

Maar misschien ziet het plaatje er wel anders uit als we de omschakeling veel grondiger maken? Het Engels niet als bijkomende verbindingstaal, maar als eerste taal, als huistaal voor alle Vlamingen vanaf de volgende generatie? In Nederland gaan de betere kringen reeds uit eigen beweging die weg op door hun kinderen naar deels of volledig Engelstalig onderwijs te sturen. Om ook de volksklasse zover te krijgen zal men traagheid en weerstand moeten overwinnen. Welke goede redenen kunnen we noemen om de weigerachtigen en de twijfelaars tot een doelbewuste keuze voor de volledige overstap naar het Engels te winnen?

Een eerste, veelgenoemde redenen is dat de Engelse cultuur nu eenmaal superieur is, met Shakespeare en Hollywood, Haendel en de Beatles, Darwin en Edison, de Magna Carta en de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring, en met het leeuwendeel van de Nobelprijzen. Waarom aan Rubens en Gezelle vasthouden als de weidse anglosfeer je verwelkomt?

Een antwoord daarop is dat wij het aan onze voorzaten verschuldigd zijn, hun nalatenschap in ere en dus zeker in leven te houden. Goed, dat antwoord is allicht niet besteed aan yuppies, cybernerds en andere groupies die zich graag tegen de bestverkopende aanschurken, zonder aandacht voor zoiets slaapverwekkends als erfgoed of ereplicht. Dat wij bijvoorbeeld onze Vlaamse voornamenschat verkwanselen en door namen van popsterren vervangen, vinden zij maar een normale evolutie. Daarop bestaan antwoorden, bv. de meerwaarde van niet-Engels (ook voor buitenlandse bezoekers die liever wat couleur locale aantreffen dan meer van hetzelfde) tegenover het kras vulgaire van de Engelse opschriften in ons straatbeeld. Maar die zo formuleren dat ze de zelfvergeten trenddronken Engelsdwepers kunnen overtuigen, zal wat vindingrijkheid vergen.

Een tweede, minder voor de hand liggende reden is dat omschakeling naar het Engels democratischer is. In de huidige situatie speelt het Engels onvermijdelijk een rol in de betere kringen, zeker in het moeizaam meertalige België (“fgov.be”, “Child Focus”), en dat brengt onvermijdelijk een feitelijke discriminatie ten nadele van het gewone volk met zich. Schaf deze af door het volk in de Engelse taalgemeente op te nemen. Om dezelfde reden kwam de verfransing van Vlamingen neer op de afschaffing van een discriminatie te hunnen nadele. Kijk, het herenvolk is genereus, het is geen exclusieve kaste maar stelt zijn rangen open voor het mindere volk mits dat zijn Vlaamse identiteit wil opgeven.

Zulk scenario gaat wel erg licht over het probleem voor, en dus de tegenstand van de generatie die de omschakeling zou moeten maken. Afscheid nemen van zoiets intiem as als je moedertaal, een vreemde tal als huistaal adopteren, je zal er volksmensen in een referendum niet snel hun goedkeuring aan zien geven. Maar vooral, dat argument gaat uit van de verengelsing als voldongen feit, een golf waarop je best zo snel mogelijk meesurft omdat hij toch niet te stuiten is. Ziedaar de hardnekkigste hinderpaal voor elke ernstige discussie over het te voeren beleid tegenover het opdringende Engels: de aanname dat er niets meer te kiezen valt, dat we ons maar bij het opkomend getij moeten neerleggen.

Dat soort argumentatie heet antipolitiek. (Andere schoolvoorbeelden van antipolitiek citeren we uit de mond van Johan Leman: “Omdat België multicultureel zal zijn”, “Europa zal ons daartoe dwingen.”) Het is doorgaans bluf om mogelijke tegenstanders te ontmoedigen. In Québec, Maleisië en vele andere landen maakt men echter bewust de keuze om de greep van het Engels te beperken en terug te dringen. Ook Vlaanderen houdt nog overwegend aan die lijn vast, bv. door als één van de weinige landen ter wereld het Engels slechts als derde taal te onderwijzen.

Is het Engels wel de taal van de toekomst? De kennis ervan als tweede taal neemt overal toe, van Frankrijk tot China, maar alleen de elite leert het goed genoeg. Zijn belang als eerste taal neemt echter af: het is als tweede meest gesproken taal door het Hindi voorbijgestoken en staat op het punt om door het Spaans van de derde plaats verdrongen te worden, waarna Arabisch en Bengali komen opzetten. De kans dat één van die andere grote talen het tot alternatieve wereldwijde verbindingstaal brengt, is gering, maar in die rol wordt het Engels bedreigd door de vooruitgang in uitgerekend de door het Engels gedomineerde ICT. Mogelijk zijn schriftelijke en mondelinge vertaalprogramma’s morgen zo goed dat er geen verbindingstaal meer nodig is. Degenen die hun moedertaal overboord gegooid hebben om bij het Engels aan te haken, staan dan voor gek. Tot nader order is er geen reden om het Nederlands door het Engels te vervangen.

Labels: , , ,

Read more...

23 mei 2011

De Ander

Tot de groepen woorden die met hoofdletter geschreven worden, horen ondermeer alle woorden die naar het Opperwezen verwijzen, bv.: “De Heer was blij toen Hij Zijn schepping zag.” Over God zelf hoor je in onze kringen niet veel meer, maar er is nog steeds een Opperwezen Welks Naam je eerbiedig met hoofdletter moet schrijven: de Ander. En zelfs als je het zonder die ouderwetse klerikale hoofdletter schrijft, moet je je bijzonder ontzag in je spreektaal laten horen. Het woord “God” kan je nog op gewone toon uitspreken, rijmend met “zot”, maar de Ander, dat mag alleen met klemtoon, en liefst con tremolo. Het woord zelf moet je van zijn lidwoord scheiden door een glottisslag: De !Ander.



Met de Ander heb je geen gemeenschappelijke noemer. Elke poging om in de Ander je eigen ervaringen te herkennen, is een verfoeilijke poging om je Hem toe te eigenen, je miskent daarmee Zijn Andersheid. Waar zit die Ander dan?

Gans anders

Toen twee middeleeuwse monniken zich vragen stelden over hoe het hiernamaals eruit zou zien, spraken ze af dat degene die eerst zou sterven, aan de ander een beschrijving zou bezorgen. Toen het zo ver was,kreeg de overblijvende monnik als boodschap door: Totaliter aliter, “helemaal anders”. De bovenwereld, daarvan zou je kunnen zeggen dat hij gans anders is. Van God zeggen sommige godsdiensten dat hij “de gans Andere” is. Daar gaat mee samen dat zijn schepselen dat niét zijn. Integendeel, die zijn allemaal kinderen van dezelfde Vader, broeders dus, variante combinaties uit dezelfde genenpoel, niet zo heel verschillend. Aan een schepsel de goddelijke eigenschap van de absolute onherleidbaarheid of Ander-zijn toeschrijven, geldt daar logischerwijze als afgoderij.

Nochtans wordt het hedendaagse spraakgebruik over politiek en groepsidentiteiten verstoord door een obsessie met medeschepselen die als de Ander aangeduid worden. Dat is vooral het werk geweest van valse profeten als de Frankfurter Schule, Jacques Lacan, Emmanuel Lévinas, Simone de Beauvoir, Michel Foucault en Edward Said. Het is een wat verwarde retoriek met uiteenlopende toepassingen. Zo is enerzijds de Ander iets dat wijzelf scheppen, wij maken een andere tot Ander, tot contrast met onszelf, om Hem tot zwart en daarmee onszelf tot wit te stempelen; volgens Said heeft het Westen de islamwereld “ge-Ander-d”, tot barbaarse tegenpool van zijn eigen beschaafde zelfbeeld geprojecteerd. Anderzijds was de Ander er eerst, heeft Hij volgens Lévinas een onherleidbare voorrang op onszelf, ook moreel. Wij staan bij Hem in de schuld.

De retoriek over de Ander past bij al zijn verscheidenheid altijd zeer goed in de zelfbeschuldiging van het Westen, in de “weg met ons”-mentaliteit. Hij is daarom ook ingelijfd in het verhaal van de multicultuur, het samenleven met de Ander in ons midden. Hij staat centraal in het begrip "diversiteit": assimilatie is des duivels omdat de Ander nu eenmaal onherleidbaar Anders is, en die Andersheid moeten wij naast en temidden van ons laten bestaan.

Achterlijk

In de gastcolumn “Het multiculturele debat is failliet” (De Morgen, 20-5-2011) stellen een aantal linkse intellectuelen dat de Europese toppolitici die recent het failliet van de multiculturele samenleving afgekondigd hebben, zich vergissen. Volgens hen heeft niet het multiculproject gefaald, wel ons eigen uitgangspunt, namelijk dat de andersculturele Ander zich aan ons moet aanpassen. Het volgens hen weldadige en juiste alternatief is de resolute keuze voor de diversiteit. Die sleutelterm uit de jongste fase van het multiculturele denken beduidt dat men de Ander in zijn Andersheid aanvaardt en niet probeert om hem in onze eigen identiteit te assimileren.

Vanuit een restant van de marxistische reflex om alles tot sociaal-economische tegenstellingen te herleiden, protesteren zij tegen de “culturalisering” van de Ander en van de problemen die we met Hem ondervinden. Waar rellen en misdaad door immigranten uit racisme en werkloosheid voortkomen, zijn wij ze als de uitwerking van hun cultuur gaan duiden. En na 11 september “konden opiniemakers zelfs onbezwaard stellen dat onze cultuur superieur is dat zij ‘achter(lijk)’ zijn en nog geen Verlichting hebben doorgemaakt”.

Moeten wij de Ander a priori als minstens gelijkwaardig beschouwen? Zeker moeten wij de immigranten alle rechten gunnen die hen wettelijk toekomen, maar daaruit volgt niet dat hun Andersheid, hun culturele specificiteit, gelijkwaardig is met de inheemse leidcultuur. Hun eigenaardigheden zijn immers niet zo radicaal anders: zij kunnen met de onze op dezelfde noemer geplaatst en vergeleken worden. Zij kunnen dan meerder- of minderwaardig bevonden worden, wat dan een stille wenk impliceert aan de mindere om zich door het voorbeeld van de meerdere te laten inspireren.

Zo lijkt mij dat de dierenoffers van de moslims niet iets radicaal Anders zijn dat wij uit ontzag voor de Ander moeten aanvaarden. Onze voorouders deden ook aan dieren- en zelfs mensenoffers, denkend dat een of ander Opperwezen hun beter of slechter gezind zou zijn naargelang het vlees en bloed dat ze aan Hem opdroegen. Wij hebben dat achter ons gelaten en vinden dat nu “achterlijke” onzin. Moslims zijn mensen zoals wij, ook in hun geval is dat achterlijke onzin, en het is nodig en wenselijk dat zij die praktijk ten spoedigste loslaten. Het beleid van “diversiteit” miskent hun en onze gemeenschappelijke menselijkheid. Laat hen maar wat minder Anders en wat meer medemens worden.


Labels: , , , ,

Read more...

BHV in de Nota Beke...

Elio Di Rupo is opnieuw formateur nadat Wouter Beke 10 weken lang als Koninklijk Bemiddelaar mocht sleutelen aan een nota. De nota blijft grotendeels geheim buiten een summiere weergave van de 'BHV-oplossing' in De Standaard en de vermelding van Elio's brief.

Voordat Beke zijn eindwerk overhandigde ontving hij namelijk een kritische brief van Elio om zich in te dekken in geval van lekken die teveel toegevingen vanwege Elio zouden blootleggen...daarmee heeft Elio hard tegen de schenen van Koninklijk Bemiddelaar Beke geschopt en Beke is daar terecht verontwaardigd over (DS, 22 Mei 2011).

Het bleef echter muisstil rond de 9 BHV-gerelateerde wetsvoorstellen die in de Nota Beke zouden staan. De Standaard somde 9 wetsvoorstellen op met hier & daar een inhoudelijke toelichting (DS, 13 Mei 2011). Vraag is in hoeverre de Nota Beke werkelijk een oplossing naar voren schoof of louter het inventariseren was van de verschillende voorstellen die zweven rond het probleem BHV. Hoe dan ook...er valt iets over te zeggen.


Er was geen nadere toelichting over het 'wetsvoorstel voor taalgebruik in Brussel' terwijl de toelichting bij het 'Wetsvoorstel voor constitutieve autonomie' onbegrijpbaar was (Constit. autonomie verdwijnt? Regio is niet eens een bestuursentiteit binnen het Belgische bestel, WTF). De toelichting bij het 'wetsvoorstel voor een metropolitane gemeenschap Brussel' was eigenlijk inhoudsloos want ze weten niet wat Beke ervan heeft gemaakt. Over de andere wetsvoorstellen kan men wel iets zeggen...

De 6 overblijvende wetsvoorstellen voor het probleem BHV in de Nota Beke.

  • "Wetsvoorstel ter splitsing van de kieskring BHV: een vrij ‘nette splitsing' met onder andere inschrijvingsrechten voor de zes faciliteitengemeenten, waardoor Franstaligen er voor Brusselse Franstalige lijsten zouden kunnen stemmen." (DS, 13 Mei 2011)

Het voorstel impliceert een uitzonderingsbepaling voor Franstaligen in Halle Vilvoorde om toch nog op Franstalige (Brusselse) kieslijsten te kunnen stemmen. Daarmee lost men nog steeds niet het GW-probleem op dat kandidaten uit Vlaams-Brabant (HV of Leuven) het zullen moeten opnemen met kandidaten op kieslijsten uit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (punt B.9.5 v/h arrest v/h GW-Hof v 26 Mei 2003 - pagina 33/41). Het is onduidelijk hoe men het probleem van de apparentering tussen Franstalige lijsten (BHV-Waals Brabant) gaat oplossen.

Het grondwettelijke hof had voorts bezwaren tegen de manier waarop de verdeling van Kamerzetels tot stand kwam in de provincie Vlaams-Brabant (relatie met bevolkingsaantal) en verwees in haar arrest naar de grondwettelijke waarborgen voorzien in 63GW (punt B.8.4). Het is onduidelijk hoe het wetsvoorstel dit probleem zou oplossen.

Het arrest liet wel een opening voor een uitzonderingsmaatregel via punt B.9.7 waarbij de nieuwe kieskringen tot stand zouden kunnen komen mits modaliteiten om "de gewettigde belangen van de Nederlandstaligen en de Franstaligen in die vroegere provincie te vrijwaren." (p.33/41). Ik vermoed dat dit de juridische spitsvondigheid is die men wil benutten als oplossing voor de kieskring BHV.

  • "Wetsvoorstel voor het gebruik der talen: de taalkwesties in de Rand, met onder andere de toegift dat Franstaligen in de faciliteitengemeenten maar om de zes jaar meer zouden hoeven te vragen officiële documenten in het Frans toegestuurd te krijgen. " (DS, 13 Mei 2011).

Het is duidelijk dat dit wetsvoorstel de omzendbrief Peeters tracht uit te schakelen door federale regulering. Deze problematiek hangt samen met de verfransingsproblematiek in de Vlaamse Rand maar ook met de toepassing van de taalwetgeving in het tweetalig taalgebied in de 19 Brusselse gemeenten. In de Nota Beke zou er ook een wetsvoorstel staan 'voor taalgebruik in Brussel' zonder verdere toelichting.

  • "Wetsvoorstel voor de benoeming van de burgemeesters: een versoepeling van de procedure voor de benoeming van (Franstalige) burgemeesters in de Rand."(DS, 13 Mei 2011).

De benoeming van Burgemeesters is een Gewestelijke materie. Gezien het gaat om een Wetsvoorstel (Federaal) en niet om een voorstel tot Decreet (Gewest) is men van plan een uitzonderingsbepaling te maken - minstens - voor de taalfaciliteitengemeenten en het ontnemen van de Gewestelijke bevoegdheid over het benoemen van Burgemeesters. De les die we hieruit kunnen leren is dat burgemeesters tegen hun voogdijbestuur in opstand mogen komen zolang ze het communautair spelen en langsheen een gewestgrens zijn gelegen. Wat zou Minister-President Peeters hiervan vinden?

  • " Wetsvoorstel over de ‘contentieux' : regeling voor de (Franstalige) burgers in de Rand die een geschil hebben met de overheid en in het Frans berecht willen worden." (DS, 13 Mei 2011).

Een ander probleem met BHV was het gerechtelijk arrondissement waarbij een tweetalig taalstelsel de facto van toepassing werd in ééntalig Nederlandstalig taalgebied, druist in tegen de GW-indeling in taalgebieden. In de Nota Beke wil men dit blijkbaar oplossen door een wettelijke regeling ipv een splitsing...hoe die wettelijke regeling de GW-verankerde indeling in taalgebieden gaat omzeilen is onduidelijk.

  • "Wetsvoorstel voor financiering van Brussel: naar verluidt gaat het om 250 miljoen euro extra voor Brussel met trekkingsrechten voor 2 jaar.". (DS, 13 Mei 2011).

De Franstaligen eisten geld voor Brussel...en ze gaan geld krijgen. Niet zoveel als initieel geëist maar toch krijgen ze iets.

  • "Wetsvoorstel over de bevoegdheid over de mobiliteit en op- en afritten op de Brusselse ring. De op- en afritten liggen op Vlaams grondgebied en Brussel zou inspraak krijgen.". (DS, 13 Mei 2011).

Er zou sprake zijn van een inspraakrecht van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (en niet van 'Brussel') over de Op- en afritten van de Ring rond Brussel gelegen op Vlaams Grondgebied. Moeten we dit beschouwen als een soort condominium? In hoeverre opent het wetsvoorstel de mogelijkheid voor de Franstaligen om zich te beroepen op het principe van 'utis posseditis' om minstens het gebied rond de Ring rond Brussel te claimen in het geval 'Plan B'?

Een BHV-voorstel of een inventaris van voorstellen/gedachten?

Als we de vermelde 9 wetsvoorstellen gezamenlijk een 'evenwichtige' oplossing zouden moeten bieden voor het probleem 'BHV' dan mag men meteen de boeken dicht doen. Het kan niet zijn dat men voor de geëiste splitsing van BHV gebruik gaat maken van een spitsvondigheid (punt B.9.7) om de Franstaligen de facto dezelfde privileges te gunnen via inschrijvingsrecht met bovenop een totale overgave inzake de benoeming van de 3 opstandige randburgemeesters in samenspraak met het kelderen van de omzendbrief Peeters + geld voor 'Brussel' + afstaan van territoriale bevoegdheid aan Brussel middels 'inspraak' over de op- en afritten van de Ring rond Brussel + een uitzonderingsbepaling waarmee men de splitsing van het gerechtelijk arrondissement in beperkte mate teniet doet.

Uiteindelijk komt dit neer op een abdicatie tegenover de Franstaligen op een thema dat uitermate belangrijk is in BHV en waarover men zoveel heisa heeft gemaakt. Men doet ons een grondwettelijk onrecht aan en als oplossing gaat men plat op de buik omdat de parlementaire democratie in dit geval totaal faalt door alle mogelijke uitzonderingsprocedures? Sorry, dit bewijst eens te meer dat de Belgische Grondwet een vodje papier is en democratie in België inhoudsloos is. De Franstaligen zouden blij mogen zijn als dit het BHV-voorstel is dat op tafel ligt. Het zal minder zijn dan wat ze voorgeschoteld kregen door Dehaene & Verhofstadt maar toch krijgen ze voldoende om te spreken van een 'overwinning'.

Als we de 9 voorstellen moet aanzien als voorstellen die representatief zijn voor de huidige gedachtepatronen...dan is het opvallend dat men vooral bij het zoeken naar een BHV-compromis ('het wetsvoorstel ter splitsing van de kieskring BHV') blijft zoeken in hetzelfde stramien...namelijk binnen de huidige kieswetgeving en indeling van kieskringen rekening houdend met de exit-mogelijkheid i/h arrest van het Grondwettelijk Hof. De overige wetsvoorstellen kan men dan eerder aanzien als het Franstalige eisenpakket in ruil voor de splitsing van BHV. Een uitbreiding van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest komt - blijkbaar - niet ter sprake maar de voorstellen lijken op hetzelfde neer te komen als men kijkt naar de toegevingen i/d diverse wetsvoorstellen ('gebruik der talen', 'contentieux', 'mobiliteit' en inschrijvingsrecht).

De opgegeven toelichtingen rond de wetsvoorstellen zijn veel te beperkt om er sluitende conclusies over te trekken maar het ziet er alleszins niet goed uit. Elio Di Rupo kondigde aan dat hij telkens de overeenkomsten/compromissen kenbaar zou maken aan het publiek zodat iedereen kennis zou hebben over de voorstellen en de toegevingen. Dat zou het mogelijk moeten maken om finale conclusies te trekken over het compromis rond BHV.

Labels: , , , , , , ,

Read more...

Het VB-amnestievoorstel en bijhorende heisa nader bekeken

De afgelopen dagen was er in Franstalig België veel te doen rond de overweginname van een wetsvoorstel inzake amnestie 'voor collaborateurs tijdens de Tweede Wereldoorlog'. Het Vlaams-Belang-voorstel werd i/d Senaat in overweging genomen door een Vlaamse meerderheid - zonder Groen! - tegen een Franstalige 'minderheid'.

Tijd om deze zaak eens nader te bekijken. Vooraf aan een analyse van de diverse Franstalige persberichten en uitspraken van belangengroepen & Franstalige politieke partijen (+Groen!) in de pers en via persberichten bestudeer ik eerst de Amnestiewet Vermeylen (1961) gevolgd door het wetsvoorstel Laeremans (2011).

Mijn eindconclusie is dat de Franstalige partijen en de pers ogenschijnlijk het Wetsvoorstel Laeremans (2011) niet grondig gelezen of begrepen hebben.


De hele heisa lijkt te draaien op een totaal andere interpretatie van het wetsvoorstel aangewakkerd door de politieke herkomst van het voorstel (Vlaamse Belang) en het onverwacht doorbreken van een zekere continuïteit - zijnde het wegstemmen van elk voorstel dat te maken heeft met 'amnestie' en 'collaboratie' - alsook het de facto doorbreken van het Cordon Sanitaire.

De verspreking van Minister De Clerck vormde uiteraard extra olie op het vuur waarbij de diverse Franstalige partijen elk verzet tegen elk amnestievoorstel gelijkstellen aan een democratische houding en bijgevolg elke andere houding neerkomt op een antidemocratische houding.

Een zeer gevaarlijke stelling dat eigenlijk de diepte en breedte van de communautaire kloof alleen maar verder blootlegt. Het gevolg hiervan is dat een politieke koerswijziging of gedragswijziging voor de Franstaligen rondom dit thema quasi onmogelijk is en dat men vanuit Franstalige e.a. diverse belangenorganisatie (inclusief het Forum der Joodse Organisaties) een taboe plaatst op eender welke andere of afwijkende visie op het oorlogsverleden.

Door heel de heisa rond dit voorstel - dat men plots heeft verbreed naar een algemene collectieve amnestie - is een sereen debat quasi onmogelijk. Men wijkt af van de eigenlijke inhoud en beoogde doelstellingen van het wetsvoorstel Laeremans. In de context van de aanhoudende federale onderhandelingen is dit voorstel niet echt opportuun te noemen. De Franstaligen wentelen zich hiermee opnieuw in een kaakslagpolitiek en krijgen bijkomstige argumenten om wereldwijd te verkondigen dat alles wat Vlaams is het collaboratieverleden vergoelijkt.

Men moet de sereniteit van het debat herstellen in de mate van het mogelijke. Wellicht zal dit slechts lukken door de verdere parlementaire afhandeling van dit voorstel op de lange baan te schuiven.

A. De Wet Vermeylen uit 1961.

In de Franstalige media werd hier en daar verwezen naar de 'amnestiewet van 1961' - de Wet Vermeylen betreffende de epuratie inzake burgertrouw (teruggevonden op ejustice). De Wet Vermeylen deelde de burgerbevolking getroffen door epuratiemaatregelen op in 8 groepen - ingedeeld per strafmaat - met telkens de bijhorende mogelijkheden tot het herbekomen van Burgerlijke en/of Politieke Rechten.

Wie op de epuratielijst stond (dus niet veroordeeld) of minder dan 3 jaar strafmaat kreeg kreeg automatisch een eerherstel in zijn/haar burgerlijke & politieke rechten. Wie 3 tot 10 jaar strafmaat opliep kon een verzoekschrift tot eerherstel indienen bij de minister van Justitie en moest een eed afleggen van gehoorzaamheid a/d Wetten v/h Belgische volk. Diegene met nog zwaardere strafmaten moesten de rechtbanken aanspreken en konden slechts in beperkte mate eerherstel bekomen.

In 1986 kwam er een wetsvoorstel aan bod in de Kamer om de Wet Vermeylen te versoepelen. Het Wetsvoorstel Bourgeois (1986) voorzag in een versoepeling van de Wet Vermeylen, uiteindelijk niet goedgekeurd. De indieners benadrukten dat hun wetsvoorstel een individuele behandeling van de dossiers beoogde met het behoud van het systeem van persoonlijk verzoekschrift tot het bekomen van eerherstel en sloot voortvluchtigen uit (verloren blijkbaar Belgische nationaliteit).

De toelichting van dat wetsvoorstel van CVP-Kamerlid André Bourgeois [gesteund door Kamerleden Zefa De Loore-Raeymaekers, Herman Suykerbuyk, Paul Tant, Jos Dupré?, Ch. Moons] leert ons het volgende over de impact van de Wet Vermeylen:

- 20.652 personen inschreven op de lijsten van de Krijgsauditeur die niet werden veroordeeld werden automatisch en volledig hersteld in alle rechten.

- 23.114 personen veroordeeld tot minder dan 3 jaar werden eveneens automatisch hersteld in alle rechten. Daar bovenop moeten nog eens diegene met strafvermindering/genadeverzoeken komen. (In totaal waren er 20.000 genadebesluiten).

- 8 148 personen veroordeeld tussen 5 à 10 jaar straf waren in de mogelijkheid om tot tot volledig herstel van burgerrechten te komen.

- 9 844 personen eveneens veroordeeld tussen 5 à 10 jaar kwamen in aanmerking voor louter een herstel van hun burgerrechter (niet in politieke rechten.). [totaal 61.758]

Interessant gegeven is de raming van de Minister van Justitie uit 1983 weergegeven in het wetsvoorstel: 600 tot 650 personen bleven gedeeltelijk of geheel ontzet uit hun politieke & burgerlijke rechten. Terwijl een Ecolo'er het recent had over een 1000-tal personen.

Nog cijfertjes vinden we terug in de bespreking van een Wetsvoorstel tot uiwissing van veroordelingen voor bepaalde misdrijven tegen de uitwendige veiligheid van de Staat van toenmalig Senator Bert Anciaux (1995).

Toenmalig Senator Anciaux beriep zich op een verslag van André Bourgeois van 14 November 1984. Hieruit leren we dat tussen 18 September 1944 en 31 december 1949 346.283 incivieke dossiers werden geopend door de militaire parketten, 43.093 namen op de epuratielijst van de Krijgsauditeurs en 58.784 andere dossiers...een totaal van 448.160 verdachten...uiteindelijk waren er ~53.000 veroordelingen waarvan 15.575 voor intellectuele of politieke collaboratie. Kortom ~395.160 personen werden verdacht maar nooit veroordeeld wegens collaboratie.

Ik stel mij nu de vraag welke schade deze ca 395.160 personen geleden hebben. Hebben zij ooit excuses gekregen of schadevergoedingen?

B. Het Senatoriële Wetsvoorstel Laeremans (2011)

...richt zich op 'het buitensporige optreden' van de Belgische Staat, inclusief de volksrepressie en 'gebrekkige' reactie hierop vanwege de Belgische Staat. Er is sprake van het specifiek viseren van de Vlaamse beweging. In het voorstel haalt men verschillende verzachtende omstandigheden aan voor de Vlaamse collaboratie daarbij verwijst men o.a. naar de deportaties uitgevoerd door de Belgische Staat tijdens de eerste Meidagen 1940 alsook de strenge katholieke opvoeding. Na een lange tekst verduidelijkt men de verschillende getroffen 'doelgroepen' waarvoor men amnestie beoogt in het wetsvoorstel. De opsomming begint eigenlijk vanaf pagina 4 tem 9/12 (Amnestievoorstel - Wet Laeremans).

(*) Justitiële fouten/Gerechtelijke dwaling - personen die met een 'zeer magere' bewijslast zouden zijn veroordeeld geweest wegens collaboratie.

(**) Personen wiens Burgerlijke & Politieke rechten ontnomen werden zonder veroordeling (de 20.652 personen op de epuratielijst waarvan sprake was in het wetsvoorstel Bourgeois). Het Vlaams Belang komt ergens op een cijfer van 74346 personen wiens rechten vervallen werden verklaard door de epuratiewet en hierdoor schade leden (beroepsverbod, invoering van bewijs v burgertrouw). In het wetsvoorstel stelt men deze maatregelen voor als een de facto 'burgerlijke dood' (GW-verbod).

(***) Personen getroffen door maatregelen met oog op schadevergoeding. Men verwijst naar de boetes en opgeëiste schadevergoedingen door de Belgische Staat die volgens het voorstel neerkwamen op de facto verbeurdverklaring van goederen (GW-verbod) en voorts verwijst men naar een arrest v/h hof van beroep te Gent (2 Juni 1949) bevestigd door het Hof van Cassatie (14 dec 1950) waaruit voortvloeit dat "...een misdrijf tegen de uitwendige veiligheid van de Staat niet volstaat opdat een vordering tot schadevergoeding gegrond zou zijn." (pagina 8/12). Kortom, de Belgische Staat mocht geen schadevergoeding eisen. Daarnaast klaagt men het Sequester (dwangbeheer op goederen) aan dat gehanteerd werd als preventieve maatregel.

Het wetsvoorstel stelt voor een commissie op te richten "...voor de schadeloosstelling van de door de naoorlogse repressie getroffen personen of hun nabestaanden ten gevolge van veroordelingen en sancties wegens vermeende daden van incivisme gesteld tijdens Tweede Wereldoorlog.". De 'vermeende daden' slaat - mijn inziens - niet op een negatie van het collaboratieverleden maar is gericht op specifieke groepen van mensen die getroffen werden in de repressie zonder veel bewijs of die getroffen werden doch nooit veroordeeld. De gevallen waarin men kan stellen dat er sprake is van of waarvan de betrokkenen (of nabestaanden) van mening zijn dat er sprake is van gerechtelijke dwaling worden hierbij toegevoegd.

Bovendien: "Een aanvraag tot schadeloosstelling kan worden ingediend door elke persoon die de Belgische nationaliteit bezit of bezeten heeft en die financiële schade geleden heeft ten gevolge van een veroordeling of sanctie wegens vermeende daden van incivisme tijdens de periode van 10 mei 1940 tot 8 mei 1945. Indien een persoon die aan deze voorwaarden voldoet, reeds overleden is, kan een aanvraag tot schadeloosstelling ingediend worden door de rechthebbenden tot de eerste, tweede en derde graad in de zin van de artikelen 737 tot 744 van het Burgerlijk
Wetboek."(pagina 9/12 v/h voornoemde wetsvoorstel).

Het wetsvoorstel beoogt de invoering van een systeem waarbij diegene (of hun nabestaanden) die getroffen werden door de repressie zonder enige veroordeling of die hun veroordeling contesteren de mogelijkheid krijgen om een dossier in te dienen bij een commissie die de zaak (individueel) zal onderzoeken & beoordelen. Impliceert geen collectieve noch automatische amnestie voor het collaboratieverleden.

De timing van het Wetsvoorstel Laeremans is niet opportuun. In de toelichting heeft men vooral oog voor de repressie van Vlaamse vermeende collaborateurs waarna men het amnestievoorstel opentrekt naar alle Belgen.

C. De Amnestie-heisa i/d actualiteit en bijhorende Franstalige politieke uitspraken.

In dit onderdeel ga ik dieper in op de Franstalige persberichtgeving en uitspraken vanwege tegenstanders van het amnestievoorstel (zowel Franstalige politieke partijen, Groen! als belangenorganisaties). Ik beperk mij tot de persberichtgeving en ga mij niet amuseren met het uitpluizen van de diverse parlementaire handelingen.

1. De aanzet: de stemming in de Senaat.

Het Forum der Joodse Organisaties reageerde onmiddellijk negatief en achtte het onaanvaardbaar dat men een amnestiedebat zou voeren. Daarbij sprak het FJO over een slag in het gezicht "...van de overlevenden en nabestaanden" en zou het voorstel de herinnering "aan de slachtoffers besmeuren" (Joods actueel, 13 Mei 2011). Men verwijst naar de herinneringseducatie. Men acht het ongehoord dat diegene die vergiffenis vroegen voor hun collaboratieverleden op dezelfde lijn zouden worden gezet als "diegenen die nog steeds hardnekkig in hun daden geloven." (Joods actueel, 13 Mei 2011). De democratische waarden van het land komen in gevaar omdat dit voorstel volgens het FJO enkel een taboe wil doorbreken want er zijn haast geen incivieken meer. Eindigend tracht men gelijkenissen te maken met illegale asielzoekers & Dutroux. Concluderend kan men stellen dat het FJO ervan uitgaat dat het wetsvoorstel slaat op een collectieve amnestie voor alle collaborateurs, daarbij betrekken ze de slachtoffers uit het verleden alsook vergiffenis-vragende collaborateurs om emotioneel hun claim te versterken...terwijl het wetsvoorstel hoegenaamd niet voorziet in een collectieve amnestie. Het gaat ook niet om het vergeven of uitwissen van het collaboratieverleden.

De 'groupe mémoire' van de oud-verzetstrijders verweet de Vlaamse partijen een panische angst ten aanzien van extreemrechts en uitte de vrees dat de collaborateurs van weleer binnenkort als helden aanzien zouden worden. Men verwijst naar het lijden van de slachtoffers van de collaboratie. Men begrijpt niet waarom men nog eens op de proppen komt met een amnestiewet terwijl de Wet Vermeylen er al is. (RTBF, 13 Mei). De uitspraken van de 'Groupe mémoire' komt eigenlijk op hetzelfde neer als deze van het FJO. Door te verwijzen naar de Wet Vermeylen verduidelijken ze dat ze het wetsvoorstel Laeremans anders interpreteren dan weergegeven in onderdeel B.

Het RTBF-journaal (19u30) van 13 Mei licht het wetsvoorstel toe als een amnestievoorstel voor collaborateurs, impliciet voor alle collaborateurs ongeacht hun daden. Het voorval is een overwinning voor extreemrechts klinkt het. Senator Francis Delpérée (CdH) was verbolgen over de overweging name van het wetsvoorstel want het voorstel is volgens hem ongrondwettelijk. Onkelinx (PS) sprak over het opnieuw openen van oude wonden en opnieuw bewijzen van een communautaire kloof. Zij alsook Didier Reynders (MR) vonden het spijtig dat het ging om een voorstel van extreemrechts dat gesteund werd door andere Vlaamse partijen. Reynders hoopte dat het voorstel niet meer verder besproken zal worden in de Commissie. In casu hebben de Franstalige politici die aan het woord kwamen het vooral moeilijk met de herkomst van het wetsvoorstel zonder expliciet zich af te zetten van de inhoud. Werden zij op snelheid gepakt in de verwachting dat het Cordon Sanitaire gehandhaafd zou worden net als de continuïteit van wegstemmen van amnestievoorstellen?

De RTBF vatte hierna aan met een reportage over de repressie en de perceptie over een verschillende 'aanpak' zonder inhoudelijk dieper in te gaan op het wetsvoorstel Laeremans. Eindigend komen het FJO en de 'Groupe Mémoire' aan bod.

CdH-Senator Delpérée licht het CdH-standpunt verder toe in het officiële persbericht. De CdH valt vooral over de term 'Prétendument commis' (vermeende daden) voorts is men van mening dat men de vastgestelde feiten door Justitie niet in vraag mag stellen : "...ce « prétendument commis » est une gifle terrible pour toutes les victimes de la seconde guerre mondiale. C’est consternant et inacceptable. Ces mots représentent également une violation de la foi donnée des décisions de justice. C’est une négation de l’Etat de droit. On peut commenter une décision de justice, on peut la critiquer, on peut s’interroger sur sa portée ou sur ses conséquences, éventuellement à long terme. On ne peut pas, dans une société démocratique, dire que les faits constatés par une juridiction ne sont pas établis." aldus Senator Delpérée. Het is duidelijk dat er een verschillende interpretatie is over de termen 'vermeende daden' aangevuld met een principiële houding van 'onfeilbaarheid van het Belgische Gerecht'.

De PS struikelt bij monde van Senator Mahoux over het feit dat men überhaupt een voorstel rond amnestie in overweging neemt, struikelt eveneens over de termen 'vermeende daden' maar ook de anderen gehanteerde woorden waardoor men i/h wetsvoorstel omfloerst oud-collaborateurs zou omtoveren tot slachtoffers ipv daders. Men gaat in dit persbericht niet dieper in op het voorstel en houdt het op een voorstel ogenschijnlijk gericht op de amnestie van alle collaborateurs.

De MR lanceert Senatrice Defraigne in dit debat. De MR spreekt van een 'spijtig tot vernietigend' signaal, een belediging voor diegenen die gestorven zijn voor onze democratische en universele waarden. Het betreurt het doorbreken van de bestaande continuïteit met name de weigering van elke overweging name van elk amnestievoorstel. De MR betreurt ook de communautaire kloof. Er is nergens een inhoudelijke commentaar te bespeuren in de initiële reactie van de MR. Ze koppelen 'democratie' met elke tegenstand aan een amnestievoorstel en hebben het vooral moeilijk met de gang van zaken in de Senaat.

2. De escalatie: Stefaan De Clerck verspreekt zich.

De uitspraken van Minister van Justitie Stefaan De Clerck afgelopen zondag 15 Mei op RTBF vielen helemaal niet in goede aarde bij de Franstaligen. De Minister zei tijdens een interview dat men het collaboratieverleden moest vergeten...achteraf werd verduidelijkt dat de Minister Vergeven (pardoner) bedoelde en niet Vergeten (oublier). Een zeer ongelukkige woordkeuze vermoedelijk een slip of the tongue door het taalverschil (Le Soir, 18 Mei). Het Simon Wiesenthal Centrum eiste het ontslag van Minister De Clerck (LLB, 17 Mei).

In Le Soir (19 Mei 2011) bracht men 'de thesis' van Koen Aerts (UGent) ter sprake als bewijs dat de Belgische Staat niet specifiek de Vlaamse collaborateurs viseerde. Le Soir schreef dat de Belgische Staat in totaal 20 miljard Belgische franken aan schadevergoedingen & boetes eiste van veroordeelden maar slechts 4 miljard befr. inde...zonder verder het belang hiervan toe te lichten in het kader van het wetsvoorstel. Op 10 Juni 2011 organiseert CEGESOMA een seminarie rond het doctoraal proefschrift van historicus Koen Aerts.

De MR (officieel persbericht) heeft plannen om een wetsvoorstel in te dienen om de weeskinderen van verzetslui en politieke gevangenen te vergoeden (LLB, 16 Mei 2011). In de Franstalige pers was ook het verhaal te lezen over een Waalse collaborateur die na de oorlog werkte voor een organisatie van de Verenigde Naties (LLB, 17 Mei 2010). Men rakelde ook het verhaal van Oswald Van Ooteghem terug op (LLB, 14 Mei 2011), een vergeven ex-SSer die in het Vlaams Parlement zetelde...Men zweeg zedig over Toon Van Overstraeten - vergeven Oostfronter - gewezen Senator die verwijderd werd uit het Waals Parlement & Franstalig Gemeenschapsparlement desondanks zijn mandaat.

De Joodse gemeenschap van haar kant zal aanstaande Maandag overleggen met Minister De Clerck...blijkbaar wensen zij de oprichting van een parlementaire commissie om de medewerking van de Belgische Staat a/d deportaties van Joden (Shoah) te onderzoeken en een wetswijziging zodoende dat alle slachtoffers van de shoah wonend in België en houder van de Belgische nationaliteit een vergoeding zouden krijgen (LLB, 20 Mei). Dat is hun volste recht maar ik zou hen aanmanen om eens nuchter het wetsvoorstel Laeremans te herlezen.

3. Initiatieven in het Waals en Brussels Hoofdstedelijk Parlement.

Ondertussen wil het Waals Parlement (LLB,18 Mei) noch de Franstalige parlementsleden van het Brussels Hoofdstedelijk Parlement (LLB, 20 Mei) weten van een collectieve amnestie dus komt men op de proppen met resoluties hierover. In beide gevallen verwijst men naar het amnestievoorstel in de Senaat.

In het MR-persbericht over de handelingen in het Brussels Hoofdstedelijk Parlement stelt Didier Gosuin: "il est important de réaffimer le rôle majeur que doit jouer toute assemblée parlementaire, comme haut lieu symbolique de la démocratie, dans son combat historique pour la sauvegarde de ses principes fondamentaux. Nous devons insister sur l'impérative nécessité d'une mobilisation sans faille des partis démocratiques contre toutes les formes d'extrémisme, de racisme, d'antisémitisme, de haine et d'exclusion.".

Kortom, de democratische partijen moeten zich mobiliseren tegen alle vormen van extremisme, racisme, antisemitisme, haat en uitsluiting... - O ironie. Voorts geeft men de resolutietekst weer waarbij men verwijst naar het wetsvoorstel Laeremans en de uitspraken van Minister De Clerck alsook een eerdere Brusselse resolutie ivm de herdenkingen van de holocaust/oorlogsverleden als zijnde de aanleiding voor deze resolutie waarin men elk wetsvoorstel voor algemene amnestie voor collaborateurs verwerpt & de nood aan herinnering belangrijk acht. Het verwerpen van ieder amnestievoorstel koppelt men hier aan een noodzakelijke en uitsluitend democratische houding...een andere mening is onaanvaardbaar.

Bij de CdH kan men een persbericht terugvinden over de parlementaire handelingen in het Waals parlement. Hier benadrukt men de nood aan blijvende herinnering, sensibilisering en promotie van de democratie. Men verwerpt de uitspraken van Minister De Clerck en een algemene amnestie verwijzend naar het wetsvoorstel.

In beide gevallen lijkt het er sterk op dat men het Wetsvoorstel Laeremans interpreteert als een collectieve amnestie. Telkens verwijst men naar de noodzaak aan 'herinnering' en benadrukt men het democratische gehalte van hun handelingen waardoor impliciet andere handelingen ondemocratisch zouden zijn. Alle Franstalige partijen blijken zich te kunnen vinden in de Brusselse en Waalse resoluties.

Opvallend is dat op de websites van Ecolo noch Groen! enig officieel persbericht terug te vinden is over de amnestie-heisa.

4. concluderend.

De Franstalige pers heeft het steeds over een wetsvoorstel tot het verlenen van amnestie voor de collaboratie tijdens de Tweede wereldoorlog dat men voorstelt als een soort van collectieve amnestie. Nergens heb ik enige inhoudelijke verduidelijking gezien noch nuances rond het wetsvoorstel Laeremans. Eerlijkheidshalve dien ik op te merken dat de Vlaamse media het wetsvoorstel ook veralgemeende tot een algemeen amnestievoorstel, zo heb ik het althans de berichtgeving hierover geïnterpreteerd.

Initieel hadden de diverse Franstalige politieke partijen blijkbaar meer last met de politieke herkomst van het voorstel en het doorbreken van een zekere continuïteit van verwerping van elk amnestievoorstel. Men zou de informele overeenkomst om amnestievoorstellen systematisch te weigeren kunnen bestempelen als een verrottingsstrategie, een wel vaker toegepaste oplossingsstrategie in België.

In reactie op de uitspraak van Minister De Clerck benadrukten PS,MR, CdH en FDF dat men nooit het collaboratieverleden mag vergeten. Ook zij spreken over algemene amnestie voor collaborateurs. Bijkomstig koppelen ze een verwerping van iedere vorm van algemene amnestie aan een democratische houding, een ander standpunt zou dan impliciet moeten neerkomen op een ondemocratische houding. Ecolo en Groen! die tegen deze voorstellen stemden hebben blijkbaar geen officiëel persbericht gepubliceerd.

De Joodse en andere belangenorganisaties interpreteren het wetsvoorstel Laeremans blijkbaar eveneens als een voorstel tot collectieve amnestie. Beiden beroepen zich op emotionele argumenten (slachtoffers) om ieder amnestievoorstel te verwerpen en verwerpelijk te achten zonder enige nuance. Het is volstrekt het recht van de Joodse gemeenschap om in het zog van deze polemiek aan te dringen op een voorstel tot vergoeding voor slachtoffers van de holocaust...maar daar draait het hier niet om.

Het is opvallend dat men nergens tracht de houding van de Vlaamse partijen in de Senaat te verklaren. Meest opvallend is dat tegenover de SP.a geen zware uitvallen plaatsvonden gezien haar goedkeuring i/d Senaat en haar afhankelijkheid van de PS in de Belgische politiek. Het was overigens uit Vlaams socialistische hoek dat de amnestiekwestie opnieuw op tafel werd gegooid eerder dit jaar (artikel 'Collabo...'). De houding van de VLD lijkt mij eveneens nieuw. Misschien moeten we het kaderen in wat N-VA Kamerlid Theo Francken omschreef als een herboren parlementaire democratie. Bart De Wever van zijn kant tracht de N-VA door de polemiek te loodsen wellicht door hun belangrijke positie i/h kader van de huidige federale onderhandelingen (DS, 18 Mei 2011).

Post Scriptum: Dit artikel dateert van 21 Mei 2011 (gepubliceerd op eigen blog en op IFF geplaatst naar aanleiding van het debat in De Zevende Dag).

Labels: , , , , , , , , , , ,

Read more...

15 mei 2011

N-VA liet broek andermaal zakken, maar voor PS moet ze helemaal uit (Hoegin)

In het gekrakeel rond de brief van Elio di Rupo ging het een beetje verloren, maar de Vlaamse toegevingen waarvan gewag wordt gemaakt in de berichten over de nota–Beke zijn eigenlijk niets anders dan hallucinant te noemen. Het lijstje dat De Standaard publiceerde wijkt amper af van het lijstje dat Le Soir eerder al weergaf, en laat daarom het ergste vermoeden.

In zijn opiniestuk «A brief too far» haalde Carl Devos nog eens de precieze reden aan waarom Elio di Rupo eerder deze week Wouter Bekes voorstel tot hervorming van de financieringswet afschoot. Uit een tabel bleek dat het Waals en het Brussels Gewest volgens dat voorstel tegen 2025 zo'n 0,03% van het BBP zou verliezen, terwijl Vlaanderen ongeveer 0,18% zou winnen. Het lijkt een miniem verlies, maar aangezien Elio di Rupo erop staat dat «zijn» gewesten geen euro mogen verarmen, volgde er een onverbiddelijk njet. (En hij voegde er net niet aan toe dat dit alweer bewees dat de N-VA niet bereid is tot een compromis.)

Het is echter jammer dat Carl Devos, of enig ander commentator of medium dan ook, dat cijfer niet wat concreter heeft ingevuld. Om het even in euro's uit te drukken: ik vermoed dat 0,03% van het BBP betekent dat het Waals en het Brussels Gewest iets van een honderd miljoen euro zou verliezen. In 2025. Als we daar de jaarlijkse overdrachten van Vlaanderen naar Brussel en Wallonië tegenover plaatsen, en we nemen daar de meest recente cijfers van de studiegroep VIVES voor, dan zouden die – tegen 2025 dus – teruggeschroefd worden van 11 miljard euro naar… 10,9 miljard euro.

Voor een goed begrip: het zijn de Vlamingen die in de Belgische federatie de onverbeterlijke egoïsten zijn, en als bekrompen mensen de Franstaligen niet gunnen dat de zon ook bij hen eens in het water schijnt. Als we de overdrachten van Noord naar Zuid accumuleren van de laatste eeuwwisseling tot dat beruchte jaar 2025, dan zullen die egoïstische Vlamingen echter wel een KWART BILJOEN EURO uit hun portefeuille hebben zien verdwijnen, of om het in oude Belgische franken uit te drukken: TIEN BILJOEN FRANK. Niet moeilijk dat Elio di Rupo een vlammende brief schreef toen bleek dat met het voorstel dat Wouter Beke op tafel gelegd had dat bedrag gereduceerd zou worden tot misschien maar 249 miljard euro. Als het effect tenminste tien jaar zou gelden.

A propos, heeft iemand het adres van die superintellectuelen die beweren dat de Sociale Zekerheid toch maar best federaal blijft, in het belang van Vlaanderen? Zij beweren immers dat de vergrijzing er eerder vroeg dan laat er voor zal zorgen dat de geldstromen zullen omdraaien, en het zou daarom interessant zijn te weten wat zij van die brief van Elio di Rupo vinden. Doch dit terzijde.

De brief van Elio di Rupo mag dan wel ergerlijk zijn, en volgens sommigen een strategische blunder, mij verbaast het nog het meest dat Bart de Wever niet óók een brief geschreven heeft. Laten we immers een kat eens een kat noemen: een hervorming van de financieringswet die zo'n groot verschil oplevert dat ze over vijftien jaar nog steeds in de afronding na de komma verdwijnt, dat kan je toch bezwaarlijk een systemische staatshervorming noemen. Zoiets is zelfs geen kleine staatshervorming, maar niet meer of niet minder dan een status quo. Hoe was Bart de Wever van plan dit aan zijn achterban te verkopen? Want als de voorstellen in de nota–Beke maar een heel mager beestje – een dode mus? – blijken te zijn voor de financieringswet, dan is al het helemaal huilen met de pet op wat betreft de constitutionele hervormingen.

Ga het immers maar na: De Standaard noemt de voorgestelde splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde dan wel een «vrij ‘nette’ splitsing», maar zo «net» is die uiteindelijk niet. Met onder andere (dus meer dan alleen maar) inschrijvingsrechten voor de Franstaligen in de Zes is die splitsing niet meer dan een symbolische splitsing, en gaan er in de praktijk weinig Franstalige stemmen verloren. De rondzendbrief–Peeters wordt ingetrokken, en Franstaligen hoeven zich volgens De Standaard nog slechts om de zes jaar, daar waar Le Soir slechts durfde te hopen op vier, te registreren als Franstaligen in hun gemeente. Bovendien zou de benoeming van de burgemeesters in de Zes «versoepeld» worden, lees: de bevoegdheid van de Vlaamse regering wordt verder beknot. Op papier blijven de zes faciliteitengemeenten in de Vlaamse Rand dus nog steeds deel uitmaken van het Vlaamse Gewest, maar je moet stilaan al hard beginnen nadenken om nog een beleidsdomein te vinden waarin het Vlaamse Gewest (of de Vlaamse Gemeenschap) in die gemeenten haar bevoegdheid nog ten volle mag uitoefenen. Of zelfs nog maar voor de helft.

Want het houdt nog niet op. Brussel zou inspraak krijgen in het beleid rond de op- en de afritten van de Brusselse ring die op Vlaams grondgebied liggen. Het is eigenlijk maar een detail vergeleken met de «metropolitane gemeenschap» die opnieuw opduikt. Het feit alleen al dat het ding nog steeds alleen maar een Franstalige naam draagt, in plaats van het correcte Nederlandse «grootstedelijke gemeenschap» te gebruiken, bewijst dat het hier wel degelijk over een Brussels-Franstalig project gaat. Enige bedoeling van dat project: nog maar eens een pak extra Franstalige tentakels over Vlaams-Brabant spreiden om bij een eventuele splitsing van België zoveel mogelijk aanspraken te kunnen maken op delen van Vlaams-Brabant. Want ga het in het buitenland maar eens uitleggen dat Vlaams-Brabant integraal deel uitmaakt van Vlaanderen, als Brussel er overal zijn zegje mag hebben over trein- en busregelingen, inplanting van wegen en infrastructuur, en wat weet ik nog allemaal.

Als ik dit allemaal overloop, dan kan ik mij alleen maar afvragen welke zichzelf respecterende natie zoiets zou aanvaarden? Want vergeet het maar dat die grootstedelijke gemeenschap ook iets te zeggen zou krijgen in enkele Waals-Brabantse gemeenten. Of dat Vlaanderen via die grootstedelijke gemeenschap zelfs nog maar iets in Brussel te zeggen zou krijgen. Als er aan die staatshervorming uit de nota–Beke iets systemisch is, dan wel dat Vlaanderen in ruil voor een symbolische splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde en een symbolische hervorming van de financieringswet alweer een pak fundamentele toegevingen doet aan de Franstaligen. Bart de Wever mag me altijd komen vertellen dat het niet waar is, maar mijn indruk is dat de N-VA de broek deze keer ferm heeft laten zakken. Was het niet dat de PS vindt dat ze helemaal uit moet, en dat de N-VA ook voorover moet buigen, dan had ik graag gezien hoe N-VA-voorzitter deze voorstellen op een partijcongres en aan de rest van de Vlaamse Beweging verdedigd zou hebben, vooral dan in het licht van de gekende Baert-doctrine.

Tot slot nog dit: dat er in de Vlaamse media zo «sereen» bericht wordt over die nota–Beke, is geen toeval. Hoe meer heisa over die brief van Elio di Rupo, hoe meer de bevolking misschien de indruk zou kunnen krijgen dat die nota–Beke een stevig Vlaams eisenpakket zou inhouden, zo lijkt men wel te hopen. Over schuldig verzuim gaat het dus niet, maar opgezet spel. Bart Sturtewagen van De Standaard liet deze morgen wat dat betreft even in zijn zieltje kijken, en de volgende passage wil ik mijn lezers zeker niet onthouden:
Niet zoveel Vlamingen zijn in staat zelf te beoordelen wanneer een communautair vergelijk eerbaar is. Die afweging is complex en technisch. Daarom is het belang van symboliek zo groot. En daarom kan de symboliek van een knieval voor de PS niet met rationele argumenten worden gecounterd.
Het moet toch vreselijk zijn voor zo'n intelligent mens als hem om te leven in een land vol boerenkinkels die al bijna omver vallen als ze tot tien moeten tellen. Het is daarom goed dat een kwaliteitskrant als De Standaard niet te diep ingaat op het voorstel van Wouter Beke om de financieringswet te hervormen, en er bijvoorbeeld ook voor kiest om de pseudo-splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde snel en beknopt af te handelen als een «vrij ‘nette’ splitsing». Veel te complex en technische. Maar wel eerbaar. Bart de Wever zal dus alvast niet hoeven te vrezen voor al te veel flamingant weerwerk vanuit Groot-Bijgaarden als hij alsnog zou besluiten de broek helemaal te laten zakken.

Labels: , , , ,

Read more...

11 mei 2011

Voorbij het Algemeen Nederlands

In een radiogesprek over de pas overleden VRT-taalraadsman Eugène Berode vertelde een nieuwlezer over de correcties die hij regelmatig van hem toegestuurd kreeg. Die waren erop gericht, de taal van de staatszender van fouten te zuiveren. Daar was en is wel aanleiding toe. Hoeveel journalisten en intellectuelen zeggen niet “uitdeinen” waar ze “uitdijen” bedoelen, of schrijven “pubertijd” in plaats van “puberteit”? Maar naast evidente fouten zijn er ook vormen die slechts vanuit een welbepaalde politieke keuze als fout kunnen beschouwd worden. Laat ons het eens hebben over taalbeleid.





Een taalhovenier behoort het onkruid uit de taal te wieden, en Berode deed dat op een uiterst invloedrijke plaats. Overal ter wereld is de staatsomroep immers de belangrijkste verspreider van de standaardtaal. In het Chinees noemen gewone mensen de standaardtaal dianshihua, “tv-spraak”. In Vlaanderen is dat vanaf het begin van de NIR-BRT-BRTN-VRT een bewust gestuurd proces: de domme Vlaming beschaven door hem uit zijn dialecthorizon te tillen en de standaardtaal aan te wennen. Maar wat was dat, die standaardtaal?

Tot in de jaren ’70 was “Algemeen Beschaafd Nederlands” de gebruikelijke term. “Beschaafd” is rijkelijk vaag, maar het stelt tenminste een criterium voorop: wanneer je twijfelt tussen twee vormen, kies dan de beschaafdste. Wie beschaving heeft, kan dan in beginsel zelf oordelen.

Maar volgens dat criterium was er geen enkele reden om “gij” door “jij” te vervangen. “Jij” is een West-Vlaamse en later ook Hollandse vervorming van “gij”, maar in de Bijbel en andere formele teksten bleef de “gij”-vorm ook in Nederland tot voor kort de norm. Voor zichzelf hebben zij die norm wel veranderd, want zij willen zich op hun gemak voelen in hun taal en laten zich door niemand dicteren: “Zeg niet:…, maar zeg:…” Geen Hollander heeft de Vlamingen echter ooit gevraagd om dit gebruik te veranderen.

Maar kruiperige Vlamingen willen, als het niet voor de Walen of de Duitsers is, per se voor iémand kruipen. Dus moest het algemeen-Nederlandse “gij” door de regionale variant “jij” vervangen, tot groot ongemak van meerdere generaties Vlaamse volksmensen in zoiets intiems als hun moedertaal. Het taalleven in Vlaanderen heeft hierdoor grote schade opgelopen. Met een taalnorm die dichter bij het bestaande gebruik aansloot, dus met “gij” in plaats van “jij”, had het beschaafd Nederlands veel dieper kunnen doordringen. Regelneven hadden zich nog kunnen uitleven door “gadegij” te corrigeren tot “gaat gij”.

De weglating van dat criterium “Beschaafd” had veel met de egalitaire tijdsgeest te maken: het dialect was de taal van het werkvolk, en we wilden die klasse niet als “onbeschaafd” wegzetten, terwijl we ze toch haar taaltje wilden afleren. Op zich schijnt “Algemeen Nederlands” te betekenen, de taalvormen die nagenoeg iedereen gebruikt, maar dat was het helemaal niet. Zeer weinigen in Vlaanderen zeiden “mooi” en “leuk” en “jij”, de vormen die de taaluniformeerders hen opdrongen. De filosofie achter het AN bleek paradoxaal genoeg juist autoritair: wij moeten geen reden geven voor onze eis dat jij “jij” zegt, jij moet dat doen omdat wij, de zelfhatende Vlaamse elite, dat nu eenmaal zo voor jou beslist hebben.

Berode koos uitdrukkelijk voor het Noord-Nederlands als taalnorm, met als argument: “Hebt u er soms een andere?” Natuurlijk, sla er oude collegeboeken of de eerste Rode Ridders maar op na, dat was goed Nederlands maar geen Hollands. En zeker als je er een minder rigide opvatting van “norm” op na houdt. Als er twee vormen naast elkaar bestaan, bv. “verwittigen” en “waarschuwen”, dan hoef je de ene nog niet normatief en de andere fout te verklaren.

In meerstatelijke taalgebieden laat de politieke grens zich ook in het taalgebruik voelen, bv. tussen Brits en Amerikaans Engels: truck/lorry, closet/cupboard, enz. In die geest sprak men in de jaren ’80 en ’90 vaak van de “Vlaamse standaardvariant”, blijkbaar bedoeld om zoniet het hele Nederlandse, dan toch het Belgisch-Nederlandse taalgebruik te homogeniseren. Maar ook binnen één bestuursgebied hoeft de taal niet uniform te zijn. Zo loopt de scheiding tussen de standaard-Nederlandse zachte g en de noordelijke harde g een eind ten noorden van de Belgisch-Nederlandse grens. Het aandringen op volstrekte éénvormigheid, onbekend in het Engels (waar zelfs nieuwslezers complexloos hun Schotse of Texaanse tongval laten horen), heeft wellicht met het voorbeeld van het centralistische Frans te maken. Hoewel, zelfs daar worden nationale varianten aanvaard. Parijzenaars grinniken misschien eens om “septante” maar hebben er geen probleem mee als Walen die gebruiken. Wallonië kent geen campagnes om “septante” door “soixante-dix” te vervangen.

Die kijfdrift van de AN-propagandisten, die gretigheid om ingeburgerde woorden en zegswijzen als “fout” te betitelen, speelde ook tegenover zogenaamde purismen. Berode wou de taal van vreemde maar ook van volkseigen smetten vrij, weg met de gallicismen én met de vooral in Vlaanderen gebezigde vervangwoorden. Hij placht te zeggen: “Ik ga niet met een regenscherm onder het stortbad, maar met een paraplu onder de douche.” Weer die onverdraagzaamheid tegen variatie; waarom niet gewoon beide woorden als volwaardig Nederlands erkennen? Overigens was dat veto tegen purismen wat onzinnig als je ziet hoeveel doodgewone woorden ooit als purisme begonnen zijn: driehoek, vraagstuk, veronderstellen, scheikunde, enz.

Ter attentie van die flaminganten die plooien voor het Noord-Nederlands noodzakelijk achten voor de Vlaamse zaak, wijzen we er nog op dat de felste geselaars van “Belgisch Nederlands” altijd de anti-flaminganten geweest zijn, zoals Johan Anthierens en barones Maria-Adelheid d’Oornaert. Toen Walter De Bock zich tegen de “Leuven Vlaams”-beweging keerde, schamperde hij over “Walen buiten!” dat die slagzin niet alleen politiek maar ook taalkundig fout is. Niet dat hij kon uitleggen wat er aan “buiten” zo fout is, maar Hollanders zouden daar gezegd hebben: “Walen eruit!”

Walen waaruit? Die “er” verwijst normaal naar iets dat eerder genoemd geweest is. “Hij bleef in zijn auto zitten, maar toen ik hem riep, kwam hij eruit”, namelijk uit de genoemde auto. In “Walen eruit!” ontbreekt zulk eerder genoemd verwijsvoorwerp. Je had kunnen zeggen: “Dit is ons Leuven en wij willen de Walen eruit!” Maar dat heb je niet gezegd, “Leuven” wordt niet genoemd, en dus is de uitdrukking “Walen eruit!” daar in het beste geval slordig. Misschien gelegitimeerd door veelvuldig gebruik, althans in Nederland, maar zeker niet verplicht. Vanuit het standpunt van logica en dus “beschaving” verdient de variant “Walen buiten/dehors/out/raus” de voorkeur.

Snobs denken echter dat hun taal meer allure krijgt als ze onnauwkeurig is, zodat ze alleen begrepen wordt door wie reeds met de spreker een niet-genoemde informatie deelt. Nog zo’n slordige uitdrukking die taalvitters aan de Vlamingen willen opdringen, is: “met zijn allen”. Ook hier ontbreekt de verwijzing: met wiens allen? Zeg maar gewoon “allemaal”.

De jongste uitgave van de Prisma-woordenboeken erkent “Belgisch Nederlands” en “Nederlands Nederlands” op gelijke voet, als “natiolecten”. Volgens Ruud Hendrickx, Berode’s opvolger bij de VRT maar ook lid van de redactie van Van Dale, zal ook dat toonaangevend woordenboek in de volgende uitgave dat ruimdenkende voorbeeld volgen. De taalkundige emancipatie van de Vlamingen is eindelijk begonnen.

Labels: , ,

Read more...

10 mei 2011

Martelaar Osama

Voortaan laten we de naam Osama bin Laden voorafgaan door de eretitel sjahied: “geloofsgetuige”,”martelaar”. Hij is de heldendood gestorven na een decennia durende djihaad tegen de Grote Satan. Voor de rest van de eeuwigheid vertoeft hij in het gezelschap van 72 maagden, genietend van zijn welverdiende beloning. Hij was een voorbeeldig moslim die, overeenkomstig de koranische richtlijn, terreur zaaide in het hart van de ongelovigen.



Geestelijke leiders in de moslimwereld uiten vooral hun verontwaardiging over de moord door de Amerikanen op iemand die nooit door een rechtbank als terrorist gevonnist is. En, voegen sommigen eraan toe, zelfs als alles wat over hem beweerd wordt de waarheid is, inbegrepen het “zionistisch indianenverhaal” over 11 september, dan is zijn slachtoffertal nog altijd klein bier tegen wat opeenvolgende Amerikaanse presidenten in Irak, Afghanistan en nu Libië aangericht hebben. Breng hén maar eerst voor het strafhof in Den Haag.

Uiteraard is er vanuit het internationaal recht heel wat in te brengen tegen de Amerikaanse actie tegen sjahied Osama in Abbottabad. De schending van de Pakistaanse soevereiniteit is daarvan nog het minste. Pakistan zelf schendt al decennia onophoudelijk de soevereiniteit van Afghanistan, ondermeer via de Taliban, en van India, waarvan het een deel bezet houdt en waar het regelmatig megabomaanslagen pleegt. Dat de Amerikanen hun Pakistaanse “bondgenoten in de strijd tegen het terrorisme” in het ongewisse lieten, bewijst dat zij dan toch beseften dat Pakistan zelf het meesterbrein van Al-Qaïda de hand boven het hoofd hield. Zoals ondermeer Salman Rushdie opgemerkt heeft, is het gewoon onmogelijk dat de Pakistaanse regering onwetend was van Bin Laden’s verblijf op het domein van de nationale officierenschool, de tegenhanger van Sandhurst (VK) of West Point (VS). Op eigen initiatief verkeert Pakistan in feitelijke staat van oorlog met de hele beschaafde wereld, dus het is normaal dat het als een vijand bejegend wordt.

Maar een buitengerechtelijke “terechtstelling” van vijanden is wel problematisch. Uit de mond van president Obama klonk het wat vals, de aankondiging dat de VS zijn grootheid weer eens bewezen had door Bin Laden uit te schakelen. Critici maakten de vergelijking met de nazi-leiders die wel een (al dan niet “eerlijk”) proces gekregen hebben. Verschil is wel dat Hermann Göring en de zijnen tot een leger behoorden dat zich overgegeven had, terwijl Al-Qaïda met steun uit de hele moslimwereld de strijd verder zet. In ieder geval ondermijnt de Amerikaanse actie de propaganda als zou het Westen de rechtsstaat hooghouden.

Anderzijds, in de moslimwereld staat er geen hoge prijs op de rechtsstaat. Een andere, zeer weldoende boodschap wordt daar veel beter begrepen: de militair-technologische superioriteit van de Grote Satan. Want je moet het toch maar doen: de gezochte man localiseren, binnendringen in het kerngebied van het Pakistaanse leger, er je vijand uitschakelen, zijn lijk en de computers met zijn bedrijfsgeheimen meevoeren, en ongezien weer weg geraken. Ze zullen ginds wel op wraak zinnen, natuurlijk, maar toch ook wat gedemoraliseerd zijn. En dat is goed.

Wat wordt het laatste oordeel over sjahied Osama? Op allerhande fora lees ik de mening dat hij een “lafaard” was. Dat dan uit de pen van wijsneuzen die nog nooit een vuurgevecht van nabij meegemaakt hebben, laat staan een kwarteeuw van strijd in Afghanistan, eerst tegen de Sovjets, dan tegen slappere medemoslims (“huichelaars”) en nu tegen de Navo-troepen. Vergeet niet dat de steenrijke ingenieur Bin Laden, die in de jaren 90 in Soedan ondermeer de belangrijkste verkeersweg zou aanleggen, al in de jaren 80 zijn Saoedische luxeleven opgaf om in de Afghaanse bergen de guerrilla te gaan voeren.

“Jamaar, als hij echt een held geweest was”, orakelen diezelfde salonhelden, “dan had hij zelf een vliegtuig de Twin Towers ingevlogen, in plaats van [sinds 2003] in een Pakistaanse villa te leven en er met drie van zijn vrouwen een voorschot op het maagdenparadijs te nemen.” Kijk eens, een leger heeft naast frontsoldaten ook generaals nodig, minstens één, en die bewijst zijn moed minder door voorop te marcheren dan door ongehoord stoutmoedige initiatieven te organiseren. En dat was 11 september toch wel. Bovendien had hij aan het front tegen de Sovjets zijn sporen al verdiend.

Sjahied Bin Laden was vernuftig en moedig, twee amorele eigenschappen die niet uitsluiten dat hij ook fanatiek was en ongevoelig voor het lijden dat hij veroorzaakte. Zijn grootste fout was van strategische aard: zijn aanslagen tegen sjiïtische doelwitten in Irak verdeelden de moslims op een ogenblik dat zij samen de bezettingstroepen nog veel harder hadden kunnen treffen. Dat heeft hem wat populariteit gekost, maar uit de moslimreacties bij zijn dood blijkt overduidelijk dat niemand president Obama’s smoes slikt als zou Bin Laden eigenlijk “een vijand van de moslims” geweest zijn.

Overigens sprak de dirigent van de djihaad een voortreffelijk, profetisch aandoend Arabisch, wat zeker tot zijn charisma bijdroeg. Hij was ook een liefhebbende vader die in Abbottabad met zijn vrouwen dertien van hun kinderen met thuisscholing grootbracht. De ontkenning van zijn kwaliteiten komt voort uit een kinderachtig zwart/wit-denken dat bij de vijand alleen negatieve trekken wil zien. Bovendien past de demonisering van het individu Bin Laden (zoals door G.W. Bush, die 11 september aan “some evil people” weet) in een operatie zelfbedrog die de islam als motiverende ideologie buiten beeld wil houden.

Zoals Aleksandr Solzjenitsyn opmerkte, loopt de lijn tussen goed en kwaad doorheen elke mens. De overledene was een medemens, één met meer talent en fanatisme dan de meesten, en met meer toewijding aan zijn geloof. Dat geloof was de beslissende reden voor het kwaad waarmee zijn naam verbonden zal blijven. Om dat kwaad te beëindigen zullen stuntacties niet volstaan. Daarvoor is een geduldig werk van opvoeding en bewustmaking nodig: de moslims bevrijden uit de islam. Van de doden niets dan goeds, maar over de islam moeten we vrank de waarheid zeggen.

Labels: , ,

Read more...

8 mei 2011

Waarom de leeuw geen vuist kan maken (Hoegin)

De onderhandelingen slepen al bijna elf maanden aan. Dat het al zo lang duurt, en dat het nog een tijdje kan blijven voortduren, is het gevolg van twee factoren: de Franstaligen hebben er geen belang bij dat er snel een nieuwe federale regering wordt gevormd, en de Vlamingen slagen er niet in een vuist te maken om toch snel een nieuwe federale regering af te dwingen. De onmacht van Bart de Wever om zijn allernieuwst eis – de snelle benoeming van een formateur – af te dwingen, illustreert dit perfect.

Voor de lezer hoeft er waarschijnlijk geen tekeningetje bij: zolang de CD&V de N-VA niet durft los te laten, en zolang de N-VA niet in een federale regering durft te stappen zonder een fikse staatshervorming of met alleen maar een loze belofte daarover, hebben de Franstaligen er absoluut geen belang bij dat de federale regeringsonderhandelingen vooruitgang boeken. Waarom zouden de Franstaligen immers vrijwillig meewerken aan een inperking van de immense geldstromen van Noord naar Zuid, of dwarsbomen leggen voor hun territoriale eisen in Vlaams-Brabant, als daar toch geen ergere dreiging tegenover staat? Per slot van rekening is er ook geen enkele kalkoen in geïnteresseerd Kerstmis van 25 december naar 25 november te verplaatsen, tenzij anders de onmiddellijke hakbijl dreigt. En die onmiddellijke hakbijl, het is precies daar dat het probleem aan Vlaamse kant ligt.

Wanneer de Franstalige partijen nog eens gezamenlijk overleg plegen – gewoonlijk vooraf luid aangekondigd in de pers en vervolgens uiteraard van veel theater voorzien – komen zij versterkt uit die oefening terug. Hun geheim? Wanneer zij overleg plegen, tellen zij hun eisen bij mekaar op: zowel een uitbreiding van Brussel als een versterking van het gewest met gemeenschapsbevoegdheden en uiteraard ook extra financiële middelen, als een versterking van het federale niveau en ondertussen zeker geen afname van de geldstromen naar Wallonië, plus nog eens een afbouw van de Vlaamse bevoegdheden in Vlaams-Brabant. Soms zijn hun eisen zelfs onderling in tegenspraak, maar dat maakt natuurlijk niets uit zolang het eigenlijk doel alleen maar een volgehouden stilstand is. Men zou zelfs cynisch kunnen opmerken dat onderling tegenstrijdige eisen dan alleen maar een voordeel zijn, want zo kan er altijd wel iets gevonden worden dat imbuvable is voor de Franstaligen.

Hoe ziet dezelfde oefening er aan Vlaamse kant uit? Om te beginnen: die oefening wordt vrijwel nooit gemaakt. En als er dan toch eens een zeldzame keer wat overleg plaats vindt, proberen de Vlaamse partijen onderling uit te blinken door mekaars eisen van mekaar af te trekken, in plaats van ze net zoals de Franstaligen bij mekaar op te tellen. Daar komt dan nog bij dat de meest radicale Vlaamse partij, het Vlaams Belang, op voorhand al uitgesloten wordt van het overleg, omdat die partij ondemocratisch zou zijn. De meest radicale Belgische partij, Groen!, weigert dan weer zelf mee te doen. Dankzij niet weinig mediahulp slaagt die partij er dan bovendien nog eens in het akkoord te ondermijnen door de sp.a een zekere afstand van het akkoord te doen nemen, want de leiding van de sp.a wordt niet graag overklast in belgicisme door haar ergste concurrent.

Dit alles betekent dat Bart de Wever en de N-VA gelijk hebben wanneer zij geen gezamenlijk Vlaams overleg wensen. De geschiedenis leert immers dat zij daar, in tegenstelling tot de Franstaligen, alleen maar verzwakt van kunnen terugkomen. Veel geloofwaardige dreigementen kan Bart de Wever daarom niet maken tegenover de Franstaligen, en die gedragen er zich dan natuurlijk ook naar. Maar met hoeveel dreigementen kan Bart de Wever eigenlijk uitpakken? Het zijn er bitter weinig, en met sommige ervan wíl hij zelfs nog niet eens uitpakken.

Ten eerste kan Bart de Wever er natuurlijk mee dreigen dat hij de federale onderhandelingstafel zou verlaten. Voor de Franstaligen klinkt dit echter eerder als een beloning of zelfs een belofte dan een dreigement, omdat zij vermoeden dat de CD&V de N-VA uiteindelijk niet zal volgen. En dat daarmee de weg vrij zal liggen voor een federale regering zonder staatshervorming, of een die zeer voordelig voor de Franstaligen zou zijn. Zeker, de CD&V zegt al lang dat zij geen federale regering zonder N-VA wil, maar dat geldt alleen voor zover de N-VA niet zelf uit de aan de gang zijnde regeringsonderhandelingen stapt.

Ten tweede zou Bart de Wever er mee kunnen dreigen de instellingen van dit land zoveel mogelijk lam te leggen zolang er geen volwaardige federale regering gevormd is. Probleem is echter dat hij die kaart zelf niet ten volle durft te trekken – Vlamingen zijn daar veel te beleefd (of is het laf?) voor – en bovendien af te rekenen heeft met allerlei vormen van sabotage. Eén van de mooiste bewijzen daarvan werd gisteren nog geleverd, toen eerste minister Yves Leterme via Twitter zijn tevredenheid liet blijken over het bericht dat Standard & Poor's dan toch haar kredietrating van België niet zou verlagen. Deze vleesgeworden rancune uit Ieper heeft immers de laatste maanden zowat het vuur uit zijn sloffen gelopen om één van de weinige geloofwaardige drukkingsmiddelen waarover de Vlamingen beschikten zo snel en zo efficiënt mogelijk te neutraliseren. Gisteren kwam dan een maand vroeger dan verwacht het verlossende bericht dat een verlaging van die kredietrating, die België handenvol geld zou gekost hebben, er toch niet komt, en Yves Leterme was er dan ook – vanuit de Verenigde Staten! – als de kippen bij om zichzelf eens een duchtige beurt met het wierookvat te geven.

Wat zou het Franstalige equivalent van Yves Letermes gedrag eigenlijk zijn? Misschien een Laurette Onkelinx, die uit persoonlijke rancune tegenover Didier Reynders van sociale zaken zo'n acute puinhoop zou maken dat er toch snel een nieuwe federale regering zou gevormd moeten worden, ondanks het getalm van haar voorzitter Elio di Rupo. De manier waarop Yves Leterme zijn eigen, en alleen zijn eigen gang gaat, ten koste van zijn partij en tegen de belangen van Vlaanderen in, kan niet anders dan een nieuw moreel dieptepunt in de recente geschiedenis van het land genoemd worden. N-VA-voorzitter Bart de Wever staat er echter machteloos tegenover. Bovendien valt te vrezen dat Wouter Beke, na het neerleggen van zijn koninklijke bemiddelingsopdracht, feitelijk geneutraliseerd zal zijn aan de top van de CD&V, en Yves Leterme er samen met zijn ACW-kameraad Steven Vanackere Kris Peeters in de minderheid zal kunnen stellen.

Ten derde en ten slotte zou Bart de Wever er natuurlijk ook mee kunnen dreigen de Belgische constructie niet alleen lam te leggen, maar zelfs volledig op te blazen. Een eerste probleem is daarbij dat hij partijen als de CD&V en de Open Vld niet eens meekrijgt om federaal België lam te leggen, laat staan dat ze hem zouden willen volgen om die constructie op te blazen. Erger is echter dat hij ook zelf niet helemaal bereid lijkt te zijn om deze kaart te trekken, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Vlaams Belang, of… de PS. Het verklaart meteen ook waarom koning Albert II het aandurft de N-VA regelmatig voor het lapje te houden, waar hij er zich wel voor zou hoeden hetzelfde met de PS te doen. De klacht van Liesbeth Homans dat «de N-VA te weinig kansen heeft gekregen» houdt dan ook geen steek: een politieke partij die zichzelf een beetje respecteert hoeft geen kansen te krijgen, maar neemt die zélf, koning of geen koning.

Conclusie van dit alles? Renaat Landuyt had deze voormiddag in De Zevende Dag op een manier gelijk toen hij het merkwaardig vond dat een republikeinse partij als de N-VA op kansen van de koning zit te wachten. Het heeft natuurlijk geen zin om op een republikeinse manier aan regeringsvorming te willen doen als de rest van de gesprekspartners toch enkel rekening wenst te houden met koninklijke opdrachten, maar de N-VA zou in Laken rustig wat harder op de tafel mogen slaan. En sire bijvoorbeeld al eens meedelen dat hij met republikeins vuur speelt als hij met de N-VA blijft sollen in plaats die partij eindelijk eens met het nodige respect te behandelen. Wedden dat het de huidige federale regeringsonderhandeling snel een versnelling hoger zou doen schieten?

Labels: , , , , , , , , ,

Read more...

<<Oudere berichten     Nieuwere berichten>>